Jarman heeft de reis naar Brussel gemaakt om de opening van een aan hem gewijd festival bij te wonen. Moeizaam schuifelend vindt hij zijn weg naar het tafeltje. ‘Zolang ik leef, praat ik liever over de tijd die mij nog rest dan over de dood. Bovendien heb ik daar niets over te vertellen, omdat ik de dood niet ken. Over het sterven daarentegen kan ik je veel vertellen. Dat is verdomd oncomfortabel op deze manier.’
Kort daarop voegt hij toe: ‘Wel besef ik natuurlijk dat mijn overlijden dichterbij is dan voor de meeste mensen en dat de tijd voor terugkijken is gekomen.’
Derek Jarman werd geboren in 1942 in Northwood, Middlesex, Engeland. Aan zijn ouderlijk huis heeft hij weinig goede herinneringen overgehouden. ‘Bij ons thuis hing altijd de weeegeur van appeltaart. Mijn moeder bakte iedere dag een taart om mijn vader te plezieren. Dat had zij zo geleerd, dus deed zij het zo. Alles volgens de regels van het fatsoen, voor echte gezelligheid was geen tijd. Laten we het liever over leuke dingen hebben.’
De liefde die hij niet van zijn ouders kreeg, vond de jonge Derek bij mannen. ‘Ik was vier jaar en tot over mijn oren verliefd. Davide… Wat zou er van hem geworden zijn? Na schooltijd haalde hij mij op en dan gingen we samen zwemmen in het meer. Hij kleedde zich helemaal uit. Nog steeds voel ik de bewondering van toen.’
Zijn homoseksualiteit bracht hem al snel in conflict met de autoriteiten. ‘Uiteraard ben ik op kostschool geweest. Op een nacht was ik bij een andere jongen in bed beland. Hij was verdrietig en ik wilde hem troosten, volstrekt onschuldig. De zaalwacht dacht daar anders over en gaf ons aan. Van de directeur kregen we een preek over Sodom en Gomorra. Terwijl de seksuele spelletjes van “jongens onder elkaar” nauwelijks werden bestraft. Liefde was voor hen bedreigender dan seks.’
Troost haalde Jarman uit de tekenlessen. Maar voor hij zich verder op schilderen mocht gaan toeleggen, moest hij eerst Engels en kunstgeschiedenis studeren. ‘Met dat compromis ben ik akkoord gegaan, dan hoefde ik in ieder geval niet terug naar huis. En schilderen deed ik toch wel tussen de bedrijven door.’
Jarman was als schilder een talent. In 1967 exposeerde hij zelfs in de Tate Gallery. ‘Toch ben ik er niet in doorgegaan. Het probleem was dat ik geometrische figuren schilderde waar ik me niet in kon verliezen. Ik ontwikkelde me niet verder.’
Op dat moment kwam hij bij toeval in contact met de cinema. ‘Op een feestje zag ik Ken Russell van Tommy en Lisztomania. Of ik de decors voor een film wilde bouwen. Van die opdracht heb ik twee dingen geleerd. Het filmen vond ik fantastisch, maar de filmindustrie was voor mij te anti- homoseksueel.’ En dus kocht Jarman in 1970 zijn eigen super 8-camera en maakte hij zijn eerste filmpjes. Zo filmde hij een van de eerste optredens van de Sex Pistols die in de ruimte boven zijn atelier speelden. Later zijn die fragmenten gebruikt in The Great Rock and Roll Swindle.
Tot 1976 zou het filmen in de eerste plaats een liefhebberij blijven. ‘Ik had een scenario geschreven over Sebastiane, een soldaat in Romeinse dienst die naar Sardinie" werd verbannen omdat hij christen was. Daar wees hij de liefde van zijn knappe hoofdman af, terwijl hij wel naar hem verlangde. Hij liet zich door zijn geloof in de luren leggen en kreeg dus de pijlen die hij verdiende.
Ik vertrok naar Sardinie" zonder te weten dat het mijn eerste lange speelfilm zou worden. Paul Humphries, een man met een jarenlange ervaring als editor, nam het echter bloedserieus. Hij hielp mij met de regie en wist bovendien hoe je zo'n project moest organiseren.’
Na terugkomst werd de film een aantal keer zonder veel ruchtbaarheid vertoond in het Institute of Contemporary Arts. ‘Toen Sebastiane daarna in de bioscoop verscheen, brak hij alle records. Het was een van de eerste films waarin homoseksualiteit een positief gegeven was. De critici spraken schande en de homo’s stonden in lange rijen voor de deur. Vanaf dat moment was ik regisseur.’
Met zijn tweede film, Jubilee uit 1978, zou Jarman het succes van Sebastiane niet kunnen evenaren. In deze film geeft Jarman zijn visie op de Britse maatschappij ten tijde van de punkbeweging. Vrouwen vermoorden een man met wie zij seks hebben gehad, twee politiemannen neuken elkaar en een bisschop danst met koorknaapjes. ‘Met Jubilee heb ik veel mensen op het verkeerde been gezet. De jongeren hadden een muziekfilm verwacht terwijl er geen band in te zien was, en de pers snapte niet dat merkwaardig uitgedoste mensen ook politieke uitspraken konden doen. Politiek was voorbehouden aan films uit de sociaal-realistische traditie.’
Vanaf dat moment was Jarman voor de critici een punkregisseur. ‘Dat is maar een labeltje. Ik heb de punkcultuur alleen vanaf de zijlijn gevolgd en vond de verwarring die de punk veroorzaakte wel grappig. Daar bleef het bij, het is nooit mijn stijl van leven geweest.’
Toch vertoont zijn werk veel overeenkomsten met dat van regisseurs als John Maybury en Steven Chivers, die deel uitmaakten van de groep punkfilmers met de naam ‘Romantic Aesthetics’. Hoewel niet veelvuldig, zijn er zelfs samenwerkingsprojecten geweest. Zo maakten Jarman en Maybury in 1984 The Dream Machine, een meditatie over de boeken van William S. Burroughs.
Met het werk van Jarman in het achterhoofd filmden Chivers en Maybury in armoedige omstandigheden en meestal met een super 8-camera. En net als hij trokken zij ten strijde tegen de burgerlijke hypocrisie, vooral op seksueel gebied. Het doel was het stichten van zo veel mogelijk verwarring. Bestialiteit, necrofilie, sadomasochisme, geen onderwerp was vanaf dat moment taboe om de verdorvenheden van de kleinburger te tonen.
Op veel sympathie kon deze nieuwe stroming niet rekenen. Het establishment voelde zich bedreigd. In 1985 brak het schandaal los. Jarman: ‘Ik ben er nooit op uit geweest in het middelpunt van de belangstelling te staan, maar toen Channel Four besloot Sebastiane en Jubilee op televisie uit te zenden, waren de protesten niet van de lucht. Zelfs in het parlement werden voorstellingen georganiseerd en vragen gesteld. Ik zou de jeugd verleiden en bederven. Thatcher was een van de eersten met haar veroordeling. Mij is nooit iets gevraagd, ik was te omstreden geworden.’
Het probleem van de negatieve publiciteit was dat het steeds moeilijker werd nieuwe projecten te financieren. Noodgedwongen maakte hij een aantal clips voor popartiesten als The Pet Shop Boys, Everything But The Girl, Marianne Faithful en Marc Almond. ‘Voor een kleine vier minuten kreeg ik al gauw 35.000 gulden tot mijn beschikking. Ik heb speelfilms voor minder geld gemaakt. Dat is toch om woedend van te worden!’
Met zijn eigen ideeen moest Jarman leuren. ‘Het script van Caravaggio had ik al in 1978 geschreven. Het wilde maar niet lukken om het geld bij elkaar te krijgen, terwijl het budget zeer beperkt was en het project vrijwel zeker winstgevend zou zijn. Mijn films zijn over het algemeen namelijk lang in roulatie en brengen op den duur hun geld wel op. De belangstelling voor lange-termijninvesteringen is echter niet groot.’
Pas in 1986 zou hij Caravaggio kunnen voltooien. De film gaat over het leven van een zestiende-eeuwse schilder die langzamerhand verstrikt raakt in het web van het Vaticaan. ‘Veel van wat ik heb meegemaakt is vergelijkbaar met de lotgevallen van Caravaggio. Hij werkte in dienst van het Vaticaan, maar de zinnelijkheid van zijn schilderijen werd niet op prijs gesteld. Ook ik heb zo'n dubbele verhouding met het establishment. Iedereen is wel geinteresseerd in wat ik doe, maar zodra de bioscoop verlaten is, worden mijn films de grond in gestampt.’
Sinds Caravaggio lijkt Jarman gematigder in zijn commentaar op de Engelse samenleving. Hij kiest zijn onderwerpen in het verleden, zijn films krijgen meer verhaal en de seksuele elementen zijn minder dominant aanwezig. Zo is Edward nuit 1991 een bewerking van het toneelstuk van Christopher Marlowe uit de zestiende eeuw. ‘Dat is waarschijnlijk het eerste homoseksuele toneelstuk dat in Engeland is geschreven. Natuurlijk is die film minder fel dan mijn vorige, maar dat betekende niet dat de maatschappijkritiek afwezig was. Je moet alleen beter kijken. In Edward II lopen de tijden door elkaar, en daarmee wil ik tonen dat de positie van homoseksuelen niet wezenlijk is veranderd.’
Ook Wittgenstein (1993) is een voorbeeld van een film waarvan de bedoelingen niet gelijk helder zijn. ‘Wittgenstein is een eerbetoon aan de denker. Ik wilde zo dicht mogelijk bij zijn filosofie blijven en kon dat alleen doen door zijn leven toneelmatig te verfilmen. Op het toneel waren we niet gebonden aan de chronologie, maar konden we de belangrijke gebeurtenissen en de betekenis daarvan veel duidelijker neerzetten.’
Toch heeft Jarman ook met zijn latere films in Engeland vrijwel uitsluitend negatieve recensies geoogst. Zo werd Caravaggio vanwege de traagheid vergeleken met een wassenbeeldenmuseum. In het buitenland daarentegen ontmoette de film veel enthousiasme, op het filmfestival van Berlijn won hij zelfs een Zilveren Beer. ‘In het buitenland ben ik gewoon een filmmaker wiens werk men beoordeelt. In Engeland ben ik degene over wie men urenlang in het parlement heeft zitten bakkeleien. In de media heeft men mij toen afgeschilderd als een monster. Men is niet meer in staat over de vooroordelen heen te kijken.’
Hetzelfde lot lijkt zijn nieuwste film Blue te zijn beschoren. Deze film is een neerslag van het sterk verminderde zicht van Jarman. Hij toont de toeschouwer een blauw vlak waar men zelf zijn beelden op kan projecteren. Blue is eerder een experiment dan een speelfilm en viel in Engeland slechts bij een kleine groep in goede aarde. In de Time Out van december werd de film zelfs een van de slechtste van het afgelopen jaar genoemd.
In 1986 liet Jarman zich testen. ‘Ik kon me niet voorstellen dat ik het aids-virus niet zou hebben. Veel van mijn vrienden waren al overleden. De test heb ik zo lang mogelijk uitgesteld, maar op een gegeven moment was het onvermijdelijk.’
De uitslag kwam kort voor kerst en was zoals verwacht.
Na de test brak een moeilijke tijd aan voor Jarman. ‘Ik voelde mij nog niet ziek, maar wist niet meer of ik mensen kon zoenen of hun kinderen uit de wieg kon oppakken. Het was moeilijk om een nieuwe verhouding tot de wereld te vinden.’
Jarman kocht een stuk grond in Dungeness in Kent en trok zich terug. ‘Daar kon ik me eindelijk aan mijn grote hobby, het tuinieren, gaan wijden. In mijn tuin was ik dicht bij de natuur en zag ik de levenskracht in een pure vorm. Het leven reproduceert zichzelf en gaat dus door, ook als ik er niet meer ben. Dat is een troostrijke gedachte.’ Inmiddels is de tuin uitgegroeid tot een toeristische attractie.
Ondanks zijn teruggetrokken bestaan, sprak het voor hem vanzelf dat hij zijn ziekte in de openbaarheid zou brengen. ‘Alleen informatie kan de verspreiding van het virus stoppen. Zwijgen is dodelijk. Verder blijft iedereen verantwoordelijk voor zijn eigen leven. Niemand heeft het recht zich met de liefde van anderen te bemoeien. Ik zelf bijvoorbeeld vrij liever niet dan veilig. Het blijft een burgerlijk gepruts met die condooms.’
De reacties op de openbaarmaking waren heftig maar over het algemeen positief. Het begon al in het ziekenhuis toen de dokter die hem de uitslag vertelde, bijna begon te huilen. Jarman moest hem troosten met de mededeling dat hij toch al nooit van kerstmis had gehouden. ‘Ik heb maar een negatieve reactie gekregen van een dame die mij pervers vond. Verder is het opmerkelijk hoeveel warmte en respect ik heb ondervonden. Zelfs taxichauffeurs helpen mij vriendelijk met uitstappen.’
Echt begrijpen kan Jarman deze omslag niet, hij is er in ieder geval niet op uit geweest. ‘De Guardian noemde mij opeens de homogoeroe. Tegenwoordig ben ik een van de meest geciteerde artiesten van Engeland. Het is alsof aids mij heeft veranderd terwijl ik dat gevoel absoluut niet heb. Maar misschien heb ik het er wel naar gemaakt. Zeker in die beginjaren van mijn ziekte waren er niet veel mensen die in het openbaar vertelden dat zij aids hadden. Die onbekendheid zorgde ervoor dat ik de journalisten van de tabloids steeds weer de betekenis van de ziekte moest uitleggen. Op zich is dat wel logisch, maar het blijft een wat morbide gedachte dat mijn naderende dood mij meer waardering brengt dan mijn films ooit hebben gedaan.’
De homogemeenschap bleek hem als woordvoerder te accepteren. De Homoseksuele Zusters van Eeuwigdurende Overgave hebben hem uit dank voor het vele goede werk zelfs heilig verklaard. Tegenwoordig gaat hij door het leven als Sint Derek van Dungeness. ‘Ik moest deze verklaring wel serieus nemen, ik ben tenslotte de eerste heilige in Kent sinds Thomas van Canterbury door zijn vriendje Henry in 1170 werd vermoord.’
Niet alleen de reactie van de buitenwereld heeft hem gesterkt, de aandacht van zijn vrienden en kennissen ervoer hij als hartverwarmend. ‘Inmiddels moet ik worden verzorgd. Ik kan niet veel meer zien en ben snel moe. Daar schaam ik me niet voor, maar af en toe verlang ik wel eens naar een snelle en fatale longontsteking.’
Op een gegeven moment heeft Jarman ook de pen ter hand genomen. ‘Er was behoefte aan een toegankelijk, niet-academisch boek voor jongeren over homoseksualiteit en aids. Toen ik er voor gevraagd werd, heb ik direct ja gezegd.’
De ontwikkeling die Jarman in zijn films heeft doorgemaakt, is niet in zijn boeken terug te vinden; daar is de agressie nog volop aanwezig. In At Your Own Risk uit 1992 bijvoorbeeld vergelijkt hij het zwijgen van de overheid en media over aids met het uitblijven van de negatieve reacties op de Kristallnacht van de nazi’s. ‘En zo ging het sterven door terwijl jullie verscholen zaten in de Independent en de Guardian, net als de goede Duitsers die het glasgerinkel niet hebben gehoord tijdens de Kristallnacht. 'Jarman: 'Met name het aannemen van wetsvoorstel section 28 heeft de voorlichting sterk bemoeilijkt. Homoseksualiteit werd uit het openbare leven verbannen en de regering is dus op zijn minst medeverantwoordelijk voor de doden.’
Toch is er volgens hem na het verdwijnen van Thatcher veel verbeterd in Engeland. ‘De emancipatie is niet meer te stoppen. Dat hebben we aan onze eigen kracht te danken. Maar dat neemt niet weg dat het goed is om negatief te zijn. Alleen zo kun je mensen mobiliseren.’ Toch kost het schrijven hem steeds meer moeite. ‘Ik kan niet de hele dag woedend zijn, ik wil nog zoveel mogelijk van het leven genieten.’
Het genieten kent door de ziekte echter zijn beperkingen. In zijn tot toneelstuk bewerkte dagboek Modern Nature (binnenkort in Nederland te zien), verzucht hij op een gegeven moment: ‘Ik geloof niet in de moderne mythe dat het leven aan de rand van het graf intensiever wordt. Er is gewoon minder te leven als steeds meer lichaamsfuncties het laten afweten.’
Toch wil Jarman niet klagen. ‘Ik word uitstekend verzorgd en ben eigenlijk best gelukkig. Ik zou alleen nog graag een aantal seizoenen in mijn tuin werken. Verder heb ik weinig wensen meer en kan ik door middel van mijn dagboeken rustig de balans opmaken. Dat doe ik zonder spijt. Mocht ik in de toekomst in een moment van zwakte anders beweren, dan wil ik nu uitdrukkelijk stellen dat ik niets betreur. Mijn werk, mijn liefdes en contacten, alles wat mij is overkomen is de moeite waard geweest.’