Het moet een chaos zijn geweest in het Europa van de veertiende eeuw. De pest brak uit en kostte naar schatting een derde van de totale bevolking het leven. De katholieke kerk had een conflict met Frankrijk en werd later ook intern pijnlijk verscheurd. De Honderdjarige Oorlog duurde zelfs nog langer dan honderd jaar, van 1337 tot 1453. Boerenopstanden werden bloederig onderdrukt. De waanzinnige 14de eeuw luidde veelbetekenend de Nederlandse vertaling van het boek van Barbara Tuchman uit 1978 (A Distant Mirror: The Calamitous 14th Century).

Ondertussen schreef de Fransman Guillaume de Machaut tientallen balladen, rondeaux, lays, virelays en motetten. In zijn vele, al dan niet getoonzette gedichten bewees hij zich als de grootste Franse dichter van zijn tijd. Hij schreef bovendien een schitterende Messe de Nostre Dame, een unieke cyclus waarvan deze maand in het Concertgebouw in Amsterdam een aantal delen wordt uitgevoerd. Had Machaut (circa 1300-1377) dan geen hinder van de woekerende brandhaarden? Het tegendeel lijkt waar. Over de persoon Machaut weten we weliswaar bijna niets, maar de conflictueuze omstandigheden van zijn lange leven verklaren ten dele zijn muzikale en poëtische successen, en zelfs, vrij letterlijk, de gelaagdheid van zijn liturgische muziek. De historische omstandigheden geven zijn persoonlijke gestalte kleur en vorm.

Lijkt het.

Van Guillaume de Machaut is veel bewaard. Hij liet zijn werk uitgeven in prachtige manuscripten waarop hij persoonlijk toezag. Die goed geconserveerde nalatenschap maakt hem tot een van de vroegste figuren uit de Renaissance: geen anonieme kunstenaar die in dienst van het hogere werkt, maar een individu met een eigen stijl. In zijn vele wereldlijke werken komt hij soms zelfs expliciet in de ik-vorm naar voren. Na zijn dood werd zijn roem in treurzangen gememoreerd.

Naar Machauts geboorteplek en -jaar blijft het echter gissen. Over zijn familie en opleiding is weinig tot niets bekend. De dichter-componist moet haast wel van meer dan gemiddelde komaf zijn geweest, gezien het feit dat hij als ‘clerico, elemosinario et familiari suo domestico’ (klerk, aalmoezenier en lid van het huishouden) werkzaam was voor graaf Jan van Luxemburg. Later werd Machaut zelfs gepromoveerd tot ‘notario secretario’, persoonlijk secretaris en notaris van de graaf. Een belangrijke taak die alleen door een goed geletterde en dus hoger opgeleide man kon worden bekleed. Des te belangrijker omdat Jan, zoon van de keizer van het Heilig Roomse Rijk, zijn gezichtsvermogen verloor, als ‘Jan de Blinde’ door het leven ging en het schrijven van brieven waarschijnlijk grotendeels aan Machaut toevertrouwde. Deze volgde zijn broodheer dientengevolge op officiële reizen door onder meer Polen, Pruisen en Litouwen.

De Honderdjarige Oorlog zal voor de ‘kunstenaar’ Machaut in bepaalde opzichten juist gunstig zijn geweest. Ten eerste was daar de Slag bij Crécy, 1347, tussen Engelse en Franse troepen, die het leven van Jan de Blinde kostte. Hoewel de Engelsen sterk in de minderheid waren, hanteerden zij een modernere vorm van oorlog­voering. Tegen de effectieve Engelse longbows bleek de Franse cavalerie, wegzakkend in de modder onder een spervuur van pijlen, niet bestand; de heldhaftige Jan, die zich vastgebonden aan zijn paard naar het front had laten brengen, sneuvelde in het harnas.

Machaut, niet langer werkzaam als secretaris, kwam daarop in de gelegenheid zijn werk als kanunnik in de kathedraal van Reims voorrang te geven, met bovendien veel tijd om te schrijven en componeren. Zijn roem vond een weg naar koningen en graven, die Machaut opdrachten gaven tot het schrijven van eervolle allegorische gedichten en muziek over de hoofse liefde. Ook het actuele onderwerp de pest kreeg een plek in zijn werk, zij het dat Machaut van modieus antisemitisme getuigt door in zijn versroman Le jugement du Roy de Navarre de joden de schuld te geven van deze ziekte: ze zouden de waterputten hebben besmet, een vaker gehoorde beschuldiging in die tijd.

De opdrachten en het kerksalaris waren kennelijk lucratief. De componist vestigde zich in Reims in een riant huis met tuin en binnenplaats. En zo bleek een ander voordeel van de Honderdjarige Oorlog. Deze werd immers voornamelijk uitgevochten in sporadisch groot­schalige veldslagen en een aantal kleinere conflicten. Dit was meestal te weinig om het alledaagse leven te ontwrichten, maar bracht de Europese hoven wel in opperste staat van paraatheid. Muziek en poëzie waren daarbij zeer effectieve middelen om de eigen macht van de broodnodige legitimiteit te voorzien.

Machauts artisticiteit maakte hem bij uitstek hiertoe geschikt. Hij schreef veelal in de stijl van de Ars Nova, de nieuwe methode afkomstig uit Frankrijk en de Bourgondische Nederlanden, waarbij belangrijke ontwikkelingen plaatsvonden in ritmische diversiteit van composities. Notenwaarden werden steeds kleiner en virtuozer, muzikale structuren juist steeds groter en monumentaler. Machaut en zijn tijdgenoten bedienden zich van de oude genres van troubadours en trouvères, en voegden hier vaak extra zanglijnen aan toe. Verschillende teksten in diverse talen, zowel seculier als religieus, werden gecombineerd in één stuk en klonken tegelijkertijd. De grapjes en wiskundige trucjes werden steeds intellectueler, de moeilijkheidsgraad werd hoger. Chromatiek (musica falsa) werd daarbij een handelsmerk van Machaut. En slim maakte hij gebruik van de hoquetus, een opmerkelijke techniek: een melodie wordt hier over diverse stemmen verdeeld, met een ‘hikkend’ resultaat. Wie een ballade van formaat nodig had, klopte dus aan bij Machaut.

Machauts muziek vormde zo een afspiegeling van de neoplatonische musica mundana, waarbij de verschillende zangstemmen de harmonisch bewegende hemellichamen imiteren, soms op dermate geraffineerde wijze dat de abstracte architectuur het blote oor ontgaat. Maar net zo goed is zijn muziek soms het resultaat van alledaagse machtspolitiek. Dat blijkt indirect uit zijn Messe de Nostre Dame, die zonder een belangrijk politiek en financieel conflict op hoog niveau wellicht nooit tot stand was gekomen.

De aanleiding voor de ruzie tussen twee giganten, de paus en de Franse koning, was geld. Paus Bonifatius VIII verbood belastingen op leden van de kerk zonder uitdrukkelijke pauselijke toestemming, de koning werd boos en draaide de geldkraan richting Rome dicht. Een propagandaoorlog volgde, waarna de paus door Franse royalisten letterlijk een pak slaag kreeg en niet veel later stierf. De uiteindelijke opvolger paus Clemens V was Frans en besloot de nu politiek verzwakte kerkelijke zetel te verplaatsen van Rome naar Avignon. Hier zou de kerk in elk geval tot 1377 blijven.

Welke gevolgen had dit voor de muziek? Tot de veertiende eeuw waren meerstemmige oftewel polyfone zettingen van de liturgische mis ongebruikelijk. Het ordinarium – de vaste onderdelen van de mis zoals het Kyrie, Gloria en Agnus Dei – werd immers door het muzikaal ongeletterde koor gezongen en niet door ‘professionele’ solisten. Juist in Avignon en omgeving kwam hier verandering in, en wel rond de tijd dat de paus was verhuisd. Het precieze verband daartussen is nooit aangetoond. Maar de vroegst overgeleverde meerstemmige ordinarium­missen dateren van begin veertiende eeuw en tonen belangrijke overeenkomsten met Franse muzikale genres. Ze bevatten de gelaagde technieken die Machaut in zijn motetten ook toepaste. De liturgische mis werd aldus verfranst.

Niet dat elke paus, al zat hij in Avignon, zich kon vinden in deze meerstemmige ontwikkeling. Johannes XXII, opvolger van Clemens V, trapte op de rem met zijn bul Docta sanctorum (1323). Van hoquetus en anderszins extravagante polyfonie wilde hij in de kerk niets horen. Dat de bovenstem van sommige religieuze meerstemmigheid bestond uit een seculiere tekst vond hij een aanfluiting. Hooguit was uit meerdere lagen opgebouwde consonantie toegestaan, opdat deze muziek ‘de devotie van de luisteraar kan stimuleren, zonder het religieuze gevoel in de hoofden van de zangers te verstoren’.

Deze geboden en verboden werden na Johannes’ dood enigszins verlicht, onder meer door de kunstminnende paus Clemens VI. Toch klinkt er veertig jaar later nog iets van deze bul door in de mis van Guillaume de Machaut, geschreven voor de kathedraal van Reims. De componist vaart hier een middenkoers, lijkt het. Zo gaan de zangers in het Gloria ritmisch grotendeels gelijk op, zodat de tekst goed verstaanbaar blijft. Maar het ‘amen’ (dat we immers toch wel verstaan) is dan weer over een virtuoze hoquetuspassage uitgesmeerd, in de beste traditie van de Ars Nova. En de opmerkelijke zetting voor liefst vier stemmen (in tegenstelling tot de gebruikelijker drie) leidt hoe dan ook tot grote weelderigheid, waar de liturgische soberheid van Rome ver bij achterbleef.

Het lijkt buitenproportioneel: Machaut is ondanks zijn enorme seculiere oeuvre vooral om zijn ene Messe bekend gebleven. Deze mis kreeg later een mythische status, aangezien zij de eerste liturgische cyclus is waarvan de naam van de componist is overgeleverd. Het handjevol meerstemmige missen dat aan Machaut vooraf ging, is van anonieme makelij en waarschijnlijk niet eens altijd als complete cyclus bedoeld. Een Kyrie kon immers ook los worden uitgevoerd als de gelegenheid daar om vroeg. Machaut leek veel meer een complete, en dus ‘moderne’ cyclus voor ogen te hebben gehad.

Dan blijft het de vraag waarom Machaut een complete meerstemmige mis schreef. De theorie dat de kroning van Karel V de aanleiding was, is inmiddels afgeserveerd. Een bronzen plaat in de kathedraal van Reims wekt de suggestie dat Machaut zijn mis schreef ter nagedachtenis van hemzelf en zijn broer. De tekst op de plaat maakt immers gewag van een geldsom uit Machauts eigen nalatenschap, kennelijk ter bekostiging van regelmatige opvoering van deze mis. Schreef Machaut de mis om herinnerd te worden door latere generaties? Wilde hij, met de naderende dood in gedachten, zijn ziel veiligstellen? Of was het simpelweg een oprecht eerbetoon aan de maagd Maria?

Machaut-specialist Elizabeth Eva Leach kan in haar boek Guillaume de Machaut uit 2011 hierop geen antwoord geven. Ze vermoedt bovendien dat speculaties over de religiositeit van Machaut meer vertellen over de musicologen zélf. Heerste in de twintigste eeuw het beeld van Machaut als seculiere componist van hoofse liefdesmuziek, waarbij diens mis vooral als een artistieke prestatie moest worden gezien? In de 21ste eeuw wordt Machaut juist steeds vaker als devote gelovige geportretteerd, en blijkt zelfs zijn meest erotische tekst een religieuze lading te hebben. De interpretatie van de gelaagde motetten valt ook uiteen in twee kampen: zij die de meeste waarde hechten aan de wereldlijke Franse bovenstem, en zij die juist in de liturgische Latijnse middenstem de sleutel menen te vinden. Leach vermoedt dat die aan populariteit winnende religieuze interpretatie onder meer het gevolg is van ‘11 september’, daaropvolgende religieus getinte conflicten en debatten, en de comeback van het geloof in de westerse maatschappij en politiek.

De waarheid zal wel in het midden liggen. Leek Machaut een kind van zijn tijd, blijkt hij toch weer een spiegel van de onze.


Delen uit Machauts Messe de Nostre Dame worden op 13 april gespeeld tijdens de aflevering ‘Layers’ van de multidisciplinaire AAA-serie van het Koninklijk Concertgebouworkest (Concertgebouw, Grote Zaal), www.aaaserie.nl