Het is eind oktober 2013 als Frank Miedema bij de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen (KNAW) in Amsterdam een presentatie geeft voor een groep wetenschapsjournalisten. De decaan en vice-voorzitter van het UMC Utrecht spreekt zijn toehoorders vlammend toe. ‘We zijn met z‘n allen in een systeem terechtgekomen waarin we in hoge mate die dingen doen waardoor we “overleven”. Amerikanen noemen dit career advancement. Hoe kom je aan je volgende beurs, aan je credit points?’

Miedema pauzeert en kijkt zijn toehoorders indringend aan. ‘We moeten ons afvragen hoe dat systeem werkt. Waarom zoekt een wetenschapper met een slecht onderbouwd paper de pers en waarom doen voorlichters van universiteiten en UMC’s dat ook? We moeten ons afvragen of dat wel zo verstandig is. Het kan namelijk ook anders.’

Na afloop, tijdens de borrel, komt een journalist naar Miedema toe en zegt: ‘Als ik schrijf over hoe het spel gespeeld wordt, hoe resultaten mooier worden voorgesteld en de mythe in stand gehouden wordt om geld te krijgen en carrière te maken, dan ben ik uitgespeeld. Wetenschappers met wie ik nu goede contacten heb willen dan niet meer met me praten.’

Er zijn er ook die anders reageren, die berichten sindsdien wel kritischer over hoe de wetenschap echt werkt en beter kan. Zij sloten zich aan bij de voorop lopende The Economist, die in oktober 2013 een speciaal nummer uitbracht met de titel ‘How Science Goes Wrong’.

Op zijn werkkamer in Utrecht vertelt Frank Miedema erover in het hem typerende, razende tempo. Dat de maat vol was tijdens een bijeenkomst van de KNAW een jaar eerder, toen de commisie-Levelt in de grote zaal van het Trippenhuis voor 150 wetenschappers haar rapport over de zaak-Diederik Stapel presenteerde. De commissie koos het klassieke perspectief: dit was een uitzondering, de wetenschap is juist uniek als een zelfreinigend systeem dat heel efficiënt fouten en bedrog registreert en corrigeert. Fraude loont niet. ‘Ik pakte toen de microfoon en zei: “Het kan toch niet zo zijn dat we deze zaal verlaten zonder te erkennen dat we een groter probleem hebben dan enkele uitzonderlijke fraudeurs? Dat we een probleem hebben met falende peer review, dat er een groot grijs gebied is van slecht onderzoek en dat het systeem uit zijn voegen barst?” Daar was een aantal mensen het natuurlijk totaal niet mee eens. Voor de natuurwetenschappen, zeiden enkele panelleden, gold dit natuurlijk sowieso niet. Die hadden dat probleem niet, die “praten direct met de natuur en die liegt niet”. De medische en levenswetenschappen, de sociologie en psychologie – ja, daar is vast een hoop mis. Maar dat is hun probleem.’

Miedema is niet zo van het romantische wetenschapsbeeld en niet van de zalvende woorden. Hij staat ook wel bekend als een straatvechter, die de confrontatie niet schuwt en regelmatig tegen heilige wetenschappelijke huisjes schopt. Met de opstelling van Robbert Dijkgraaf, die na de ontmaskering van Stapel bij De wereld draait door benadrukte dat dit een extreem geval was, heeft Miedema moeite: ‘Hij verkondigt steeds weer de mythe van wetenschappers als heel eerlijke, heel bijzondere mensen, die belangenloos en waardenvrij hun onderzoek doen, de geheimen van materie en heelal ontdekken en de waarheid zoeken. De ware wetenschap dus. Waarbij ze dan zeggen: “Als jullie ons maar veel geld geven, dan gaan wij mooie dingen voor jullie doen en dan zullen we jullie verbazen.”’

Niet lang na de presentatie van het rapport-Levelt komt Miedema samen met drie gelijkgestemde hoogleraren – Huub Dijstelbloem, Frank Huisman en Wijnand Mijnhardt. Ze organiseren in 2012 drie brainstormbijeenkomsten waar ook Jerome Ravets aan meedoet, die al sinds 1971 over wetenschap publiceert. In het najaar van 2013, vlak voor de bijeenkomst met de wetenschapsjournalisten, komt er een position paper: Science in Transition is een feit.

Het unieke was, zo blikt Miedema terug, dat ze niet aan het klagen waren: ‘We schetsten het systeem, waarom het kapot was en dat er een systematische aanpak nodig was. Zelfs excessen en fraude moet je plaatsen binnen de context van dat systeem: dat zijn de uitersten van een grijs gebied.’

Hoge verwachtingen hadden de vier op dat moment niet: ‘We dachten een leuk symposium te organiseren, daarna lekker uit eten te gaan en iedereen zou zeggen dat het een leuk feestje was van vier oude mannen. Met de kans dat we met pek en veren de universiteit uit gegooid zouden worden, zei Wijnand dan. Maar het gaat maar door. Het debat is opengebroken. Er waren onverwacht veel mensen helemaal klaar met hoe het ging in de wetenschap. De beloningsstructuur strookt onvoldoende met het werkelijke maatschappelijke doel van de wetenschap: bijdragen aan een betere wereld en een beter leven op deze aarde.’

Op allerlei fronten zijn er in de afgelopen jaren initiatieven ontstaan. In januari 2014 brengt het vooraanstaande medische tijdschrift The Lancet een special uit met als titel Increasing Value, Reducing Waste. De National Institutes of Health (Verenigde Staten), die jaarlijks tientallen miljarden te besteden hebben, breken het debat over gebrek aan kwaliteit en een perverse agendasetting en transparantie en het delen van resultaten open. De Bill en Melinda Gates Foundation, de Welcome Trust: allemaal zetten ze zich in voor verbetering. De Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie (ZonMw) geeft in het programma ‘Bevorderen goede onderzoekspraktijken’ miljoenen subsidie aan ‘wetenschap over wetenschap’. Miedema zelf reist Europa door om presentaties te geven en discussies te leiden over Open Science, het wegnemen van perverse prikkels in het wetenschappelijke systeem en de impact van wetenschap te vergroten.

Frank Miedema, van huis uit biochemicus, ontwikkelde een bijzondere interesse voor de wetenschapskritiek dankzij zijn oudere broer. Zij studeerden en woonden in de jaren zeventig eerst samen in Groningen, hij chemie, zijn broer pedagogiek en filosofie. ‘Het was de tijd van de Frankfurter Schule en Popper en er woedde een discussie over het boek The Structure of Scientific Revolutions van Thomas Kuhn. Daar spraken we vaak over, vooral toen ik een bijvak wetenschapsfilosofie deed. En als gereformeerde jongen las ik heel wat af over de geschiedenis, de filosofie en het systeem van wetenschap.’

Het meest beïnvloed is Miedema door het boek Laboratory Life van Bruno Latour en Steve Woolgar, waarvoor Latour een antropologische studie van twee jaar uitvoerde in een vooraanstaand biomedisch lab, om te beschrijven hoe wetenschappelijke kennis tot stand komt. Miedema las het begin jaren tachtig, tijdens zijn promotieonderzoek in Amsterdam. ‘Ik zat er middenin. Ik ben later nog in het lab geweest waar Latour dat onderzoek uitvoerde, het Salk Institute. Dan zie je het echt voor je: zo werkt het dus, er wordt gediscussieerd, onderhandeld en politiek bedreven in de wetenschap.’

Miedema was een van de weinigen die dat metaperspecief had en zelf onderzoek bedreef in het lab. Dat was zo nu en dan wel verwarrend: ‘Ik vroeg bijvoorbeeld als test aan mijn collega’s of ze geloofden dat elektronen echt bestonden. Dan keken ze me raar aan. Niemand dacht na over wetenschapsfilosofische zaken; onderzoek doen leer je al werkende.’

Miedema ging onderzoek doen bij de Bloedtransfusiedienst, nu Sanquin. Hiv en aids waren toen een groot probleem, niet simpelweg een academische puzzel. Daar kwamen de academische en de echte wereld samen. Hij werd wetenschappelijk directeur en zette heel bewust een lijn uit: ‘Wij wilden en moesten waarde toevoegen aan de maatschappij en verder gaan dan het publiceren van onze resultaten.’

Daarmee wil Miedema niet zeggen dat hij heel zijn carrière roomser dan de paus was: ‘Mijn zoon van dertig zegt wel eens: “Pap, jij was waarschijnlijk de ergste van allemaal.” Ik was inderdaad bloedfanatiek. Mijn promotor wist hoe het spel gespeeld moest worden en hoe hij artikelen gepubliceerd kreeg in vooraanstaande bladen. “You scratch my back, I scratch yours”, zei hij. Ik had mede daardoor een goed proefschrift. Hij werd daarna al snel hoogleraar, ik tien jaar later en had niet lang daarna vijftig mensen in het lab werken.’ Op de dag dat zijn oudste zoon werd geboren, exact dertig jaar geleden, hadden ze samen met collega’s van het Nederlands Kanker Instituut een artikel in Nature én een interview in de Volkskrant. ‘Dat was een succes, het werd gevierd. Zo werkt het systeem. Het geeft een kick als je daarin succesvol bent.’

Het verschil was volgens Miedema dat hij bij Sanquin en het aidsonderzoek wél steeds werd geconfronteerd met echte problemen en patiënten. Ze hielden jaarlijks verhalen over hun onderzoek in de Rode Hoed voor deelnemers aan het Amsterdamse HIV/AIDS Cohort. ‘Zij vertelden over hun leven met hiv en wat voor hen relevant was. Zo van: “Ik ben seropositief en mijn vriend ook, moeten wij condooms gebruiken?” Dat wisten we toen niet.’

Die lijn probeert Miedema als decaan in het UMCU voort te zetten. Sinds kort worden onderzoekers daar niet meer alleen beloond voor het aantal publicaties in zo hoog mogelijk aangeschreven tijdschriften. Impact moet centraal staan, en die impact kan van alles zijn. Voor Miedema is het bouwen van een kunstnier, waar wetenschappelijk vaak op neergekeken wordt, net zo belangrijk als het leggen van de fundamenten voor het begrip van het ontstaan van kanker of dementie.

Daar houdt het voor Miedema nog niet op. Minstens zo belangrijk als de uitkomsten is het proces zelf. Hoe is je onderzoeksgroep verbonden met andere groepen, met patiëntenverenigingen, GGZ-instellingen, enzovoort. Snap je wat je aan het oplossen bent en hoe kom je aan je onderzoeksvragen?

Niet iedereen kan zich vinden in de visie van Miedema: ‘Mensen zijn bang dat we te veel moeten gaan luisteren naar mensen van buiten de wetenschap. Dat het alleen nog maar draait om de economie en de toepassing op korte termijn. Dat geloof ik niet, je kunt net als bedrijven een strategie hebben voor de korte en de langere termijn, maar beide zijn belangrijk en moeten op hun eigen wijze excellent zijn.’

De vooraanstaande kankeronderzoeker Piet Borst heeft wel eens op de man af gezegd dat Miedema ‘de weg kwijt’ zou zijn. Miedema: ‘Mensen zoals Borst denken oprecht dat alles begint met heel goed fundamenteel onderzoek en dat het dan vanzelf goed komt. Borst zei: “Als straks iemand op de Veluwe gaat vertellen welke proeven ik moet of mag gaan doen in het Nederlands Kanker Instituut, dat is toch waanzin?” Maar dat wil ik ook helemaal niet. Borst maakt een karikatuur van kankerpatiënten, die kunnen namelijk wel vertellen wat er speelt en welk type problemen op de agenda moeten staan.’

Miedema ziet discussies zoals die met Borst als een achterhoedegevecht: ‘De tractie van Science in Transition en Open Science is op gang gekomen.’ Wat Miedema betreft hoeft niet elke wetenschapper zich bezig te houden met de sociologie en het systeem van de wetenschap en de relatie met de maatschappij. Als er maar genoeg mensen zijn die dat wél doen en als zij de rest zo nu en dan bewust maken van hun blinde vlekken: zijn we nog wel met de echte zaken bezig? ‘Are we making a cure or a career?’

Frank Miedema blijft daarom zijn collega’s de spiegel voor houden: ‘Regelmatig geef ik praatjes aan promovendi. Ik vraag dan wie er deze week drie wetenschappelijke artikelen gelezen heeft. Bijna niemand steekt zijn hand op. Dan vraag ik wie er werkt aan een artikel, en alle handen gaan omhoog. Daarna vraag ik wie er denkt dat zijn of haar artikel wel gelezen gaat worden.’


Dit is de laatste aflevering van Jop de Vrieze’s blog over Worstelende Wetenschap.