Ik heb er altijd de voorkeur aan gegeven de wereld te beschouwen als een mysterieuze plek, waar van alles gebeurt wat ik niet begrijp en nooit zal begrijpen. Dit is, in zekere zin, een objectieve waarheid. Toch zijn er ook veel dingen die, anders dan ik op enig moment vermoedde, niet eeuwig geheimzinnig bleken (breuken en staartdelingen, gesprekken tussen volwassenen, groepsgedrag, boekhouding, de strijd tussen de seksen, nee-zeggen als vorm van ja-zeggen, de betekenis van discours en intertekstualiteit, het pocheren van een ei).

Professionele schaatsers, muzikanten, monteurs die OV-chipkaartmachines staan te repareren op het station. Ik blijf me erover verbazen, op een kinderlijke manier: de eindeloze variatie aan vaardigheden die een mens kan bezitten, de complete werelden die iedereen vaak onzichtbaar met zich meedraagt.

(Vroeger had je een screensaver waarbij een woord of een frase over het scherm zweefde, een soort perpetuum mobile, steeds in beweging gehouden door de wrijving met de randen van het scherm. Een hypnotiserend schouwspel, tergend traag en tegelijk spannend, omdat het nooit op dezelfde manier tegen de rand ketste. Het was in de tijd van die screensaver dat ik er een gewoonte van maakte overal de tekst ‘Ik ben hier’ achter te laten – in schriften, op muren van publieke toiletten, op de screensavers van allerhande computers. Mijn aanwezigheid stuiterde kalm over het beeldscherm, en op een bepaalde manier ben ik altijd zo over mezelf blijven denken: als iemand die de randen nodig heeft om in beweging te blijven, en met randen bedoel ik het mysterie van alles wat ik niet weet.)

In het rijk der vaardigheden die ik niet beheers, heeft autorijden altijd een bijzondere plek ingenomen. Dertig jaar lang heb ik geleefd zonder ooit een stuur te hebben aangeraakt. Het kwam zelfs niet bij me op dat dit iets was wat ik zou kunnen leren. Autorijden was iets voor anderen, mensen die iets te vervoeren hadden, volwassenen. (Als ik aan mijn vader denk, zie ik hem altijd voor me achter het stuur, volkomen ontspannen, vloeiend, alsof de auto een ledemaat is dat hij op andere momenten mist, alsof hij daarom zo vaak struikelt, valt, zijn kop stoot.)

Ik moet niet kijken naar waar ik niet heen wil

Wat betekent het dat ik nu dan toch rijlessen volg? Maak ik me los of maak ik me vast? Wat betekent het dat ik met mijn handen aan het stuur over een snelweg rijd en meedoe met het verkeer, alsof we één grote auto zijn op weg naar een gezamenlijk doel? Van mijn rijinstructeur moet ik minder nadenken, of althans niet steeds het gas loslaten als ik nadenk. Alles wat hij zegt begrijp ik als een metafoor voor het hele leven, mijn hele leven. Ik begin in hem een onwaarschijnlijk soort goeroe te zien, die me via zijn (niet meer dan symbolische) auto de weg naar verlichting toont. Ik moet minder remmen en zachter remmen. Het meeste lost zich op als ik de boel gewoon laat uitrollen. Ik moet niet kijken naar waar ik niet heen wil en niet zoeken naar iets wat er niet is. Ik moet voorrang nemen. Ik moet doorschakelen. Minder toeren, meer versnelling. Niet bang zijn, niet opgefokt, geen paniek.

We luisteren naar een radiozender die steeds dezelfde tien nummers afspeelt. Mijn lievelingslied is Catch Up van de Nederlandse rapper Josylvio. Het gaat over een jongen die is gedumpt door een meisje, het meisje wil nu ‘pull up en rewind en catch up again’, maar de jongen wil er niks meer van weten, hij moet vooruit in het leven en kan niet stilstaan: ‘Deze leven lijkt op een wedstrijd/ Ben in het veld, er is niemand die op een match lijkt/ Ik ben alleen gekomen dus ik zal alleen gaan.’

Zelfs het theorieboek van de ANWB komt me voor als een verzameling diepzinnige, soms onbegrijpelijke, aforismen. Minutenlang blijf ik staren naar een plaatje van een auto in de nacht, de weg is pikdonker, er is niemand, alleen twee koplampen met groot licht. Onder het plaatje staat: ‘De bestuurder van deze auto is de chauffeur.’ Verder niets. Ik lees het zinnetje keer op keer, en ik heb het idee dat ik in een lynchiaans universum word gezogen, waarin alles is verzadigd van spookachtige, onrechtstreekse betekenis, ook de leegte is oneindig diep, steeds verder val ik erin maar ook vallen is bewegen, en het is heel goed mogelijk dat dit alles me een volstrekt ongeschikte bestuurder/chauffeur maakt.