Uitval en doorstroming
Bij de coalitiepartners vvd en d66 is sprake van uitval en vertraagde doorstroming, het cda houdt zich rustig.
DEN HAAG – Rond de klok van vijf zaterdagmiddag weet premier Balkenende wie hij als nieuwe partijleider van de kleinste coalitiegenoot in zijn regering mag feliciteren: collega-minister Alexander Pechtold of d66-fractievoorzitter Lousewies van der Laan. In zo’n drie jaar tijd is dat de derde partijleider van d66 waarmee Balkenende moet overleggen. Ook bij de vvd is Balkenende inmiddels aan de derde partijleider toe: eerst was er Gerrit Zalm, toen Jozias van Aartsen en nu dus Mark Rutte.
Wel is nog onduidelijk wanneer de drie weken geleden gekozen Rutte overstapt van het ministerie van Onderwijs naar de vvd-fractie in de Tweede Kamer. Volgens een woordvoerder van de vvd laat de doorstroming van Rutte op zich wachten, omdat de staatssecretaris niet zomaar kan weglopen van zijn werkzaamheden. De leerrechten voor studenten heeft hij inmiddels weliswaar door de Kamer geloodst, maar blijkbaar is er voor Rutte nog meer werk dat hij absoluut niet door zijn opvolger kan laten doen. Jammer voor die opvolger, want volgens Rutte was een nieuwe staatssecretaris eigenlijk helemaal niet nodig omdat er na de leerrechten toch niks meer te doen was. Nou snoept hij dat laatste beetje werk ook nog op. Zo was Rutte deze week al op een seminar in Leiden over studiekeuze, is hij donderdag op bezoek bij het staalbedrijf Corus in Velsen en opent hij vrijdag een EduLab in Veghel. Ook moest hij deze week nog even in de Kamer zijn voor een overleg over uitval en doorstroming. Van scholieren, welteverstaan, niet van politici.
Deze werkzaamheden zijn natuurlijk niet de reden waarom Rutte nog steeds staatssecretaris is. Het is de agenda van minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie die het moment van overstap bepaalt. Zolang er op die agenda onderwerpen staan die Mark Rutte liever niet als fractievoorzitter op zijn bordje krijgt, blijft hij op Onderwijs zitten. Hij wil voorkomen dat hij zijn voormalige opponent in de strijd om het lijsttrekkerschap in de Kamer moet beoordelen op drie politiek gevoelige dossiers: de inburgeringswet, de resterende asielzoekers van de groep van 26.000 die van de Kamer vóór 1 juli duidelijkheid moeten krijgen over hun verblijfsvergunning en het Nederlanderschap van Ayaan Hirsi Ali/Magan. Alledrie moeten dringend geregeld, wil Verdonk politiek overleven.
Bij al dit gekrakeel over nieuwe lijsttrekkers en politiek gevoelige dossiers houdt het cda zich nadrukkelijk rustig. Het is de partij er veel aan gelegen het de problemen te laten lijken van d66 en vvd. Dat de lijsttrekkersstrijd ook de sfeer in het kabinet verpest, daar wordt het liefst overheen gepraat. De inburgeringsvoorstellen van Verdonk wijst het cda weliswaar ook af, maar graag alle ogen op de vvd die immers de eigen minister op dit dossier niet steunt. De kwestie-Ayaan moet de vvd ook maar onderling oplossen, het cda vindt dat ze genoeg heeft gedaan door een vvd-motie te steunen die Verdonk dwingt Ayaan hoe dan ook Nederlander te laten blijven.
Resteren de 26.000 asielzoekers. Hier kijkt het cda toe hoe de lijsttrekkerskandidaten van d66, Pechtold en Van der Laan, de sympathie van hun partijleden proberen te winnen door Verdonk te dwingen nu ook echt snel te beslissen over deze groep asielzoekers. Met natuurlijk tussen die twee, net als in het Uruzgan-debat, slechts een verschil in inzicht over de te volgen tactiek. Het is spelen met vuur wat het cda telkens doet, maar tot nu toe heeft het gewerkt voor Balkenende: het kabinet zit er nog en heeft alle uitval en doorstroming overleefd.
AUKJE VAN ROESSEL
Liever geen staat dan een islamitische
Terwijl nieuwe wapens Somalië van alle kanten binnenstromen, wil de machteloze interim-regering met steun van de Ethiopische premier een vredesmacht.
AMSTERDAM – Het is in Mogadishu in jaren niet zo rustig geweest. Sinds de islamitische Unie van Rechtbanken eerder deze maand de Somalische hoofdstad na vijftien jaar anarchie heeft overgenomen, komt de tot de grond toe afgebroken plaats langzaam tot leven. Er wordt eindelijk wat minder geschoten, verzuchten ooggetuigen, en het is wat makkelijker om je van de ene naar de andere kant van Mogadishu te verplaatsen. Ruim vijftien jaar lang was dat hoegenaamd onmogelijk: verschillende groepen warlords en freelance milities hadden de stad in invloedszones opgedeeld en controleerden de uitvalswegen. Al wordt er minder gevochten, de situatie is niet minder gespannen. Hoewel hoegenaamd alle Somaliërs islamitisch zijn en niet veel moeite hebben met het door de tribunalen gesproken recht, klagen inwoners over de strenge interpretatie van de islam. Verrasten de islamitische strijders de wereld eerst met een verbod op het bekijken van voetbalwedstrijden, afgelopen week bracht The New York Times het bericht dat hippe Afro-kapsels onder het nieuwe bewind uit de gratie zijn. «Uw haar is in strijd met onze cultuur en niet islamitisch», kreeg een jonge Somaliër te horen. Hij werd geslagen en gearresteerd. Koren op de molen van de Amerikanen, die vrezen dat Somalië een nieuw Afghanistan wordt.
Terwijl in Mogadishu culturele oorlogen worden uitgevochten, woedt de werkelijke machtsstrijd in het westelijker gelegen Baidoa, waar de interim-regering van president Abdullahi Yusuf is gevestigd, en in de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba. Voormalig warlord Yusuf werd in 2004 door het Somalische overgangsparlement in Kenia tot president gekozen. Hij heeft een vrij beperkte democratische legitimiteit en nauwelijks invloed, laat staan macht. Yusuf wordt algemeen gezien als een marionet van buurland Ethiopië.
De Ethiopische premier Meles Zenawi heeft belang bij enige onrust in Somalië. Dat is goed voor de Ethiopische handel met Somalië – uit het oosten van Ethiopië vertrekken dagelijks twee cargovliegtuigen volgeladen met geestverruimende qatbladeren – en het voorkomt een nieuwe claim op de Ogaden-regio in het zuiden van Ethiopië, waar veel etnische Somaliërs wonen. In de war on terror is Ethiopië in de Hoorn van Afrika een van de trouwste bondgenoten van de Amerikanen. Liever geen staat dan een islamitische staat, lijkt het credo. Bijkomend element: de Unie van Rechtbanken wordt volgens de Verenigde Naties van wapens voorzien door de Ethiopische aartsvijand Eritrea. En Jemen (ook een serieus te nemen qatproducent) schendt volgens diezelfde VN-onderzoekers het wapenembargo door materiaal te leveren aan interim-president Yusuf in Baidoa.
Yusuf heeft de Afrikaanse Unie (AU) intussen gevraagd om vredestroepen te sturen. Dat is, gezien de geringe successen met zo’n missie in Darfur, sowieso al geen garantie voor enige stabiliteit. Maar in het geval van Somalië leidt het verzoek zelfs tot nog meer onenigheid. Ethiopië is, weinig verrassend, voorstander van zo’n troepenmacht en reserveert graag wat rekruten om in Somalië orde op zaken te stellen. Volgens waarnemers in Baidoa hebben de Ethiopiërs daar vast een voorschot op genomen en troepen de grens over gestuurd om Yusuf bij te staan. De Ethiopische regering ontkent dit. Alleen als de interim-regering in Baidoa het verzoek om een AU-troepenmacht laat varen, is de Unie van Rechtbanken bereid te praten. Dat zal voorlopig niet gebeuren. Interim-president Yusuf eist dat de rechtbanken Mogadishu opgeven en de wapens neerleggen. Ook dat lijkt niet waarschijnlijk.
PETER VERMAAS
Braziliaans
prijsschieten
Om globalisering ook ten goede te laten komen aan de armste landen is ongebreidelde vrijheid ongewenst. Hoe voetballers een voorbeeld stellen aan de doktoren en computeringenieurs uit de Derde Wereld.
WASHINGTON – Met het wereldkampioenschap voetbal vol aan de gang toonden enkele Amerikaanse journalisten afgelopen week plotseling interesse in het onderzoeksverslag dat Branko Milanovic, een Servische econoom bij de Wereldbank, drie jaar geleden schreef. Hij publiceerde het onder de titel Globalisation and Goals: Does Soccer Show the Way? (zie www.worldbank.org).
Beroepshalve is Milanovic geïnteresseerd in inkomensongelijkheid en de invloed die mondiale handel- en geldstromen daarop hebben. Voetbal is onderdeel van die stromen, zoals onder meer blijkt uit de spectaculaire cijfers die het Braziliaanse blad met de veelzeggende titel Revista Superinteressante onlangs publiceerde: sinds 1993 hebben Braziliaanse clubs maar liefst 6700 spelers aan buitenlandse clubs verkocht. Daarmee verdienden deze clubs 919 miljoen dollar aan transfersommen, de salarissen van de spelers zijn niet eens meegerekend. Voetbal is bij uitstek geglobaliseerd. Milanovic, een liefhebber, ging daarom na of er ook macro-economische lessen uit de ontwikkeling van de sport zijn te trekken.
Aan de hand van competitie-uitslagen stelt hij ten eerste vast dat de ongelijkheid tussen de voetbalclubs is toegenomen, vooral sinds het Bosman-arrest, dat het vrije verkeer van personen regelde. De Russische miljardair Abramovitsj kon inderdaad genoeg fantastische voetballers uit meer dan tien landen kopen om met een Portugese coach een Londense club de Engelse landstitel te laten veroveren. Om maar iets te noemen. Tegelijk constateert Milanovic dat jongens als Arjen Robben uit Noord-Groningen en Michael Essien uit de hoofdstad van Ghana met de mondialisering een hoger niveau bereiken (en in kortere tijd) dan zonder de mondialisering, wanneer zij in hun geboortestreek waren gebleven. Bij Chelsea spelen Robben en Essien dagelijks op de training met topvoetballers, waardoor zij zich verbeteren. Net zoals Afrikaanse dokters en Aziatische computerdeskundigen die naar de VS emigreren daar toppen bereiken die in eigen land niet bestaan.
Toch is de «legdrain» de «braindrain» niet. Want een restrictieve regel van een mondiale instelling, de Fifa, bepaalt dat een voetballer slechts voor zijn eigen land mag uitkomen. Gecombineerd met de vrijheid van verkeer in clubverband, argumenteert Milanovic, is deze regel een zegen voor de wereldkampioenschappen, die inderdaad steeds spannender worden – het gemiddelde verschil in het aantal doelpunten waarmee een wedstrijd wordt gewonnen daalt per toernooi.
Dit succesverhaal kan dienen, zo meent Milanovic, om in te zien hoe mondiale instellingen de door globalisering gecreëerde groeiende efficiëntie en toenemende ongelijkheid ook ten goede kunnen laten komen van de armste landen. En passent bewijst de Servische econoom hiermee dat niet alleen ongebreidelde deregulering, maar juist restricties, opgelegd door een overkoepelende organisatie – een overheid zo je wil – ervoor zorgen dat ook de allerarmsten kunnen meeprofiteren van de zegeningen van een wereldwijde markt. «We zouden nu alleen nog moeten regelen», zegt Milanovic, «dat naar de Eerste Wereld geëmigreerde Afrikaanse doktoren en Aziatische computerprogrammeurs eens in de vier jaar verplicht voor hun eigen land moeten uitkomen. Dat ze bijvoorbeeld na iedere vier jaar zes maanden in eigen land hun vak uitoefenen.»
PIETER VAN OS
Wat Van Ons Is
De vvd zet zich in voor de cultuurparticipatie van minderbedeelden.
AMSTERDAM – Bij het horen van het woord «cultuursubsidie» grijpt de vvd traditioneel naar haar revolver. «Eline Veere (sic!) en de Brandenburgse concerten liggen inmiddels tegen aantrekkelijke prijzen bij Het Kruidvat», schreef Stef Blok (woordvoerder Financiën) in oktober 2004 in de Volkskrant. Waarom zou de overheid meebetalen aan een live uitvoering van klassieke muziek, als je diezelfde muziek ook thuis op een cd kunt beluisteren? Bovendien, schreef Blok, is de gedachte dat de voortdurende subsidiëring van de kunsten de toegankelijkheid van de cultuur vergroot een ernstige misvatting. «De verheven doelstellingen uit de jaren zeventig over toegankelijkheid voor de arbeider hebben niet geleid tot opera’s vol arbeiders», aldus Blok.
Het is opmerkelijk dat de vvd zich de laatste maanden bij monde van kamerlid Annette Nijs sterk gemaakt heeft voor precies datgene waar ze volgens Stef Blok zo tegen is: subsidiëring van de cultuur met het specifieke doel de culturele participatie van minderbedeelden te vergroten – niet de arbeiders, ditmaal, maar de allochtonen. De toegangsprijs van de rijksmusea weerhoudt hen kennelijk ervan te delen in het Nederlands cultuurbezit. En dat is jammer. Want «cultuur ontwikkelt en verbroedert en dat is wat wij in ons land goed kunnen gebruiken. Cultuur is nauw verbonden met het ontwikkelen van creativiteit en dus innovatie, maar ook met het ontwikkelen van je eigen identiteit. Liberalen willen daarom dat zoveel mogelijk mensen met cultuur in aanraking komen», aldus Nijs.
Nijs kreeg met steun van sp en pvda haar voorstel voor gratis toegang tot rijksmusea door de Tweede Kamer. De derving aan inkomsten – alleen al bij het Van Gogh Museum begroot op elf miljoen euro per jaar – dient te worden opgevangen door de «flexibele middelen» van de staatssecretaris voor Cultuur, het heffen van hogere toegangsprijzen voor niet-Nederlanders, het overnemen van verzekeringskosten door de overheid en verder de marktmantra van «vraaggericht opereren, creatieve partnerships aangaan en professionele bedrijfsvoering». Alsof dat voor musea volstrekt nieuwe ideeën zijn. Hoe innig de relatie tussen Nijs en de musea wel niet is, mag blijken uit de manier waarop zij hun namen spelt. Haar voorstel behelst onder andere «het Kröller-Möller» (= Kröller-Müller) en het «Open Luchtmuseum» (= het Nederlands Openluchtmuseum). «Eline Veere» staat niet alleen.
pvda en sp stemden in hersenloos opportunisme (John Leerdam) mee vanwege de «principiële reden dat het cultureel erfgoed voor Nederlanders gratis te zien moet zijn». Als dat zo is, dan is dat slecht nieuws voor koningin Beatrix, wier paleizen allemaal rijkseigendom zijn en die dus de touringcars op de oprijlaan van Huis ten Bosch kan verwachten. Het is slecht nieuws voor het bezit van Staatsbosbeheer, waar men tussen de przewalskipaarden en de korenwolven immers heerlijk kan picknicken, en het is slecht nieuws voor de concertzalen, waar in door de overheid gesubsidieerde gebouwen door de overheid gesubsidieerde orkesten deels door de overheid betaalde muziek zitten te spelen. Waarom zou daar nog eens toegang betaald moeten worden? Het haalt bovendien een streep door het rekeningrijden. Immers, hoe zou met Nijs’ motie in de hand een belasting betalende burger gevraagd kunnen worden te betalen voor het gebruik van een weg waarvoor hij al betaald heeft?
KOEN KLEIJN
Romeinen en
bureaucraten
Waar zouden de Engelsen zijn zonder Shakespeare?
LONDEN – Een advocaat die zoekt naar een kwinkslag, een makelaar die zoekt naar een slogan en een politicus die zoekt naar een verkiezingsleus: allemaal belanden ze uiteindelijk bij Hamlet. Zo ook het kader van de Britse ambtenarij. Kabinetssecretaris Gus O’Donnell denkt de oplossing gevonden te hebben voor het wanbeleid op Binnenlandse Zaken, Landbouw en andere departementen. Meer dan honderd hoge ambtenaren hebben onlangs dertig verschillende Shakespeare-workshops gevolgd van Richard Olivier, de uitgekookte zoon van de beroemde Shakespeare-acteur Laurence Olivier.
Zo schijnt het volgen van het spoor van Henry V van eminent belang te zijn voor leiders die hun potentie ten volle willen benutten. Relevanter lijkt Julius Ceasar waarin machtsstrijd centraal staat alsmede de vraag hoe integer te blijven en om te gaan met verraad. Een minder voor de hand liggend leerproces biedt Macbeth. Dit drama over hekserij, ambitie en moord lijkt dezer dagen meer te passen bij de wetgevende dan de uitvoerende macht. Maar volgens Olivier biedt het ook voor de Civil Service waardevolle gedachten over «moedig leiderschap en ethiek».
Of het een nuttige expeditie is, valt nog te bezien. Een paar jaar geleden behoorde de geheime dienst tot de cliëntèle van Olivier, die voor een sessie tussen de duizend en vierduizend pond rekent. Aan de hand van Julius Ceasar toonde hij aan dat de emotionele intelligentie van het karakter Mark Antony meer oplevert dan het intellect en eergevoel van Brutus. Deskundigen uitten hun twijfels. Shakespeare-professor Jonathan Bate, verbonden aan de universiteit van Warwick, zei dat een sluw karakter als Antony te complex is om voor propagandadoeleinden te worden gebruikt.
Wellicht hebben de workshops desondanks een inspirerende werking op de top van het ministerie van Onderwijs. In 126.000 nieuwe schoolboeken zijn de toneelstukken van The Bard drastisch aangepast omdat het lezen van zijn toneelstukken, zo meldt het voorwoord, tot hoofdpijn kan leiden. Of zoals de samensteller van deze draaglijke Shakespeare het omschrijft: «We proberen te voorkomen dat mensen bang voor zijn werk worden.» Om dit neveneffect tegen te gaan, blijft de romantische dialoog die voorafgaat aan de eerste kus in Romeo and Juliet bijvoorbeeld beperkt tot:
Juliet: «What are you thinking about?»
Romeo: «Oh, just moons and spoon in June.»
Juliet: «Wow. Give us a snog then.»
Ook dramatische momenten zijn gekuist om wille van des pubers gezondheid. De wijze waarop Balthasar Romeo op de hoogte stelt van Juliets dood zou zelfs voor Eastenders te vlak zijn: «Julie’s dead, mate. Saw her with me own eyes.»
Voor cultuurpessimisten is er één schrale troost. Zonder zich ervan bewust te zijn, benutten scholieren nog dagelijks uitdrukkingen van The Bard, zoals «what’s done is done», «love is blind» en «good riddance». Dat laatste vooral.
PATRICK VAN IJZENDOORN
PSP’er Pechtold
Minister Pechtold van Bestuurlijke Vernieuwing wil de kiesgerechtigde leeftijd verlagen tot zestien jaar. Het idee is bijna dertig jaar geleden al gesneefd.
AMSTERDAM – Vanaf zestien jaar moeten Nederlanders kunnen stemmen, om een oordeel te vellen over coffeeshops en ander jeugdbeleid, aldus minister Pechtold, sinds een paar weken meer campaigner dan bewindsman, zoals hij nu oog in oog met Lousewies van der Laan moet ervaren. In de strijd op het redderschap van d66 is dit ideetje van de bewindsman ondergesneeuwd. En dat is jammer. Pechtold doet namelijk alsof hij iets nieuws heeft verzonnen, althans dat hij een idee van de Jonge Democraten wil omarmen. Een misverstand. Al bijna dertig jaar geleden, in 1978, ontketende psp-jongeren, de jeugdorganisatie van de Pacifistisch Socialistische Partij, een bulderende campagne voor kiesrecht vanaf zestien jaar. Het spoorde met de punktijd van Sex Pistols en The Clash. De partijtop in meerderheid liet het volkje begaan, al vonden de marxisten in de leiding dat deze campagne wat erg parlementair was en dus kon afleiden van de klassenstrijd. psp-jongeren had niettemin lol. De leuze was: stem jong, anders blijven ze je de baas.
Het resultaat van de campagne was mager. Behalve airplay dankzij verslaggever Paul Witteman van het radioprogramma Popdonder plus stierf de campagne een stille dood. Het stemrecht bleef gewoon voorbehouden aan achttien jaar en ouder. Weliswaar haalde de psp bij de verkiezingen van 1981 ineens weer drie zetels, maar dat lag aan de kruisraketten en niet aan de Alexander Pechtold van toen.
hubert smeets