Ten geleide
Deze week ziet De Groene Amsterdammer er anders uit dan gebruikelijk. En dat zal zo blijven ook. De reden om de vormgeving aan de vooravond van onze 130ste verjaardag aan te passen, is geen modegril. Bij De Groene Amsterdammer is vernieuwing niet per definitie verbetering.
Er waren journalistieke en esthetische motieven om ons uiterlijk bij te slijpen. Inhoud en vorm waren niet voldoende op elkaar toegesneden. Het uiterlijk van het weekblad moest in onze ogen net iets rustiger worden, zonder de opwinding weg te poetsen waarmee we het elke week weer maken. De Groene Amsterdammer is namelijk een rijk blad, een tijdschrift dat bij voorkeur reflecteert en dus veel langer houdbaar is dan vis. We zijn er trots op dat veel lezers ons bewaren. Die status zou in ons uiterlijk zichtbaar moeten zijn, vonden we. Hetzelfde geldt voor het omslag, de zogeheten ‘cover’. Ons oude omslag deed in onze ogen geen recht aan de diversiteit en diepgang van de vijftig pagina’s die daarna volgen. Zelfs van onze letter hebben we om deze reden afscheid genomen. De nieuwe letter, de Miller, is namelijk nog iets leesbaarder zonder dat er beknibbeld hoeft te worden op de teksten van de auteurs die De Groene Amsterdammer dragen.
De nieuwe vormgeving, die in eigen huis door Christine Rothuizen en Veronica Ditting is ontwikkeld, doet volgens ons recht aan De Groene Amsterdammer: een weekblad voor mensen die er niet tegen opzien om te lezen. Ouderwets gezegd: vent krijgt vorm.
Daarbij laten we onze toelichting. Sommige kranten plegen zo’n operatie te begeleiden met teksten en infographics waarin instructies staan hoe de lezer moet lezen. Maar volgens ons leest het Nederlandse alfabet nog altijd van links naar rechts en valt daaraan dus verder niets meer toe te voegen.
DIRECTIE EN REDACTIE
Werklozen jagen op al-Qaeda
Bij de jacht op terroristen wordt in Duitsland elk voorstel serieus genomen. Langzeitarbeitslosen moeten binnenkort in het openbaar vervoer voor meer veiligheid zorgen.
LEIPZIG – Zwaarbewapende Amerikaanse troepen in Afghanistan hebben Osama bin Laden tot op heden niet kunnen vinden, zelfs niet in de grotten van Tora Bora. Nu moeten vanaf november werkloze Oost-Duitsers op jacht naar de volgelingen van al-Qaeda. Hun operatiegebied: het openbaar vervoer in Leipzig.
Dit opmerkelijke idee is afkomstig van de Duitse verkeersminister Wolfgang Tiefensee. Die heeft van internationaal terrorisme net zo veel verstand als elke andere burger, maar Tiefensee is verantwoordelijk voor Europa’s grootste vervoerder, Deutsche Bahn, en daarmee voor de veiligheid van de reizigers in het openbaar vervoer. Na de bloedige aanslagen op treinen in Madrid, metro’s in Londen en de twee bommen die vorige maand wonder boven wonder niet in Duitse forensentreinen ontploften, is de maat voor de spd-politicus vol.
De Amerikanen plaatsten na de aanslagen van 11 september 2001 bewapende air marshals in passagiervliegtuigen. De Duitsers zijn niet zo verzot op gewapend personeel, maar schrijven Veiligheid wel met een hoofdletter. Daarom wil Tiefensee dat onbewapende bijstandontvangers op patrouille gaan in Duitse treinen, bussen en trams. ‘Wij willen dat zij hun bijdrage aan het maatschappelijk belang vergroten’, verklaarde de oud-burgemeester van Leipzig diplomatiek.
Hij denkt twee vliegen in een klap te slaan. Enerzijds krijgt hij werkzoekenden zonder veel opleiding met een soort melkertbaan aan de slag. Anderzijds kan zo het al jaren groeiende gevoel van onveiligheid in het openbaar vervoer aangepakt worden. Oudere werklozen moeten door hun autoriteit terroristen, vandalen en andere criminelen preventief afschrikken en kunnen moeders met kinderwagens helpen bij het instappen. Jongere, krachtige werklozen – en daarvan zijn er oostelijk van de Elbe honderdduizenden – zouden verdachte buitenlanders van vreedzame reizigers kunnen onderscheiden. Met dat klusje houden sommigen zich sowieso graag bezig. De maatregel zou nauwelijks iets kosten.
Wolfgang Tiefensee stond in het verleden niet bekend vanwege zijn lumineuze ideeën. Zijn horizon reikte jarenlang niet verder dan het reusachtige Völkerschlacht-monument bij Leipzig, totdat Angela Merkel hem in de coalitie van cdu en spd haalde. In de ddr was Tiefensee Bausoldat, vanwege gewetensbezwaren kwam hij niet onder de wapenen. Nu, in tijden van de war on terror, wil de Oost-Duitse minister werklozen met een vastgelegd inkomen van 345 euro per maand op terroristenjacht sturen. Bij gevaar gelieve de politie te bellen.
Behalve voor verkeer is Tiefensee in het kabinet verantwoordelijk voor de Aufbau Ost, het overheidsprogramma van een dikke dertienhonderd miljard euro die sinds 1990 in de voormalige ddr is geïnvesteerd. Niet toevallig is dat astronomische bedrag net zo hoog als de huidige Duitse staatsschuld. Ondanks alle goede bedoelingen schommelt de Oost-Duitse werkloosheid nog steeds rond de zeventien procent. Reden genoeg voor politici om flink te fantaseren wat men met dat leger van bijstandtrekkers kan doen. Werklozen zouden de schoolpleinen van de rebelse jeugd moeten bewaken. Of worden ingezet in de lichamelijk zware aspergeteelt, zodat de Poolse arbeiders naar huis kunnen worden gestuurd. ‘Ab in die Production!’ aldus vice-kanselier Franz Müntefering. Zijn spd-partijleider Kurt Beck wil graag dat mensen uit de bijstand voor straf ‘trappen vegen en gebouwen beschilderen’.
Sommige mensen houden Tiefensees voorstel voor een Schnappsidee, onzin dus. De critici schamperen over het gebrek aan langetermijnvisie. Langdurig werklozen zouden ongeschikt en ongemotiveerd zijn voor veiligheidstaken. Tevens zouden bij de politie en bewakingsfirma’s reguliere banen wegvallen als dit soort taken aan werklozen uitbesteed worden. Maar in zijn thuisstad Leipzig wordt het binnenkort realiteit. En omdat de werkloosheid in de Bondsrepubliek eerder zal stijgen dan dalen wordt Duitsland steeds veiliger. Een geluk bij een ongeluk.
ROB SAVELBERG
IT happens
New Labour is dol op ICT en vertrouwt blindelings op peperdure consultants.
LONDEN – Na de nederlaag bij de gemeenteraadsverkiezingen pleitte Tony Blair bij de partijvoorzitter voor ‘tot de verbeelding sprekende voorstellen’ op basis van ‘de modernste communicatiemethoden’. Dit was een typerende reactie van de Britse premier. In zijn filosofie kan elk probleem met behulp van een geavanceerd computersysteem worden opgelost.
Desalniettemin is er de afgelopen jaren van alles misgegaan bij automatiseringsprocessen op het openbaar ministerie, bij de kinderbescherming, de immigratiedienst, de landbouwsubsidies, de reclassering en zelfs het Bloody Sunday-onderzoek. Met belangstelling wordt uitgekeken naar de komst van de identiteitskaarten. Als de overheid er tien jaar na de dodelijke schietpartij op de school in Dunblane nog niet in is geslaagd om een database aan te leggen van alle Britten die een wapen hebben, hoe moet het dan met veertig miljoen hypermoderne pasjes? Toen Blair onlangs tijdens het vragenuurtje werd gevraagd of er ook ict-succesverhalen zijn te melden, verwees hij na enige aarzeling naar het nieuwe paspoortsysteem. De vertraging bedroeg maanden in plaats van jaren, de budgetoverschrijding miljoenen in plaats van miljarden. Het is inderdaad een daverend succes vergeleken met de geautomatiseerde ellende op het ministerie van Financiën. Gordon Browns geesteskind, de vervroegde belastingteruggave, is de grootste financiële ramp van recente tijd geworden. Door fouten in het systeem is er 1,9 miljard pond onterecht uitbetaald, onder meer aan criminelen. De website waarop de aangifte kon worden gedaan, bleek een open invitatie te zijn voor de georganiseerde misdaad. Inmiddels heeft Financiën miljoenen gestoken in oprotpremies voor de wanpresteerders eds en Accenture.
eds is nog wel welkom bij het ministerie van Werk en Pensioenen, ondanks de opmerking van voormalig minister Alan Johnson dat de software daar ‘slecht ontworpen, slecht geleverd, slecht getest en slecht geïmplementeerd’ was. De toch al zo geplaagde grannies wachten het naderende onheil gelaten af. Maar het meest verdient eds bij Defensie, waar het een salarissysteem mocht opzetten. Dat is geen wonder, aangezien zowel een maarschalk als een adviseur van ex-minister Geoff Hoon een hoge functie bekleedt bij het Amerikaanse softwarebedrijf. Luchtmachtpiloot en zandhaas vechten om hun loon.
De grootste computerklucht speelt zich echter af op Volksgezondheid. Terwijl er wordt bezuinigd op ‘ouderwetse’ zorg voor patiënten en een cruciaal medicijn tegen kanker Velcade niet wordt vrijgegeven omdat het ‘onrendabel’ is, wordt er 12,6 miljard pond opzijgelegd voor een computersysteem dat de communicatie tussen ‘zorgverlener’ en ‘zorgvrager’ moet verbeteren. Hoewel de Nederlandse topman van British Telecom, Ben Verwaayen, zegt dat de implementatie prima verloopt, loopt het voormalige staatsbedrijf achter op schema en zal de begroting waarschijnlijk ruim worden overschreden. Voor de collega’s van iSoft, dat net als BT aan de automatisering van het genoemde ministerie werkte, dreigt ondertussen bankroet. De beurswaakhond doet onderzoek naar de boeken van het softwarebedrijf.
Maar waar ligt de schuld van deze ‘fine mess’? Tom Collins van Computer Weekly bekritiseert ministers die in hun drang om daadkracht te tonen overhaaste beslissingen nemen aangaande schitterende, uiteraard centraal bestuurde, databases. Deze ijdelheid zorgt voor volop gespreksstof bij de 3259 persvoorlichters die de overheid inmiddels tot haar beschikking heeft, maar voor wanhoop bij de ict-boys. Ambtenaren mopperen onderwijl dat automatiseerders de grootte en complexiteit van de projecten telkens weer onderschatten. Of zelfs wijselijk hun mond houden wanneer ze inzien dat het een kansloze doch lucratieve opdracht is.
Dat laatste raakt de kern van het recent verschenen boek Plundering the Public Sector (Constable & Robinson, £ 9.99). Hierin laten management consultant David Craig en Private Eye’s onderzoeksjournalist Richard Brooks zien hoe New Labour, dol op particulier initiatief, adviezen van rijksambtenaren pleegt te negeren en blindelings vertrouwt op duurbetaalde IT-consultants (liefst donateurs van de partij), die in veel gevallen aan niemand verantwoording schuldig blijken te zijn. En de ministers? Die zijn allang weggepromoveerd tegen de tijd dat de chaos zich openbaart.
PATRICK VAN IJZENDOORN
Arabische gasten
Beiroet was altijd de meest populaire vakantiebestemming voor toeristen uit de Golfstaten. Dit jaar strijken ze en masse neer in Cairo.
CAIRO – Ze kwamen altijd al in de zomer, de khaliji, maar zo veel toeristen uit Saoedi-Arabië en de Golfstaten als nu kreeg Cairo nooit eerder te verwerken. Ze komen om te ontsnappen aan de conservatieve wetten en de verzengende hitte in eigen land (in Cairo is het in augustus een schappelijke 38 graden).
In Egypte zullen ze dat weten ook. Langs de boulevards aan de Nijl wordt het beeld bepaald door niets onthullende vrouwen in zwarte burka’s met roedels klierende kinderen in merkkleding. Hun mannen rijden ernaast in opgepimpte Hummers en ingevlogen Ferrari’s, elkaar overtreffend in het aantal decibellen van de geluidsinstallatie. De arm met de gouden Rolex hangt het liefst buiten de auto.
De horeca van Cairo doet ondertussen goede zaken, want een khaliji op vakantie zal het aan niets ontbreken. De hotels zijn volledig volgeboekt, de restaurants zitten tot ’s ochtends vroeg vol en de nachtclubs verkopen liters whisky in speciaal voor de khaliji opgezette tenten.
‘Ik houd van de grote stad. Je kunt hier doen wat je wilt’, zegt Mohammed Al-Moayed, een zakenman uit Bahrein die met zijn drie vrouwen en zes van zijn kinderen in een café aan de Nijl zit. ‘Normaal gaan we in de zomer naar Beiroet, want daar is het nachtleven veel beter. Maar met alle problemen daar hebben we dit jaar voor Cairo gekozen. Daarbij is alles veel goedkoper hier.’
De meeste Egyptenaren hebben gemengde gevoelens over de khaliji. ‘Het is nu goed verdienen voor Egyptenaren’, zegt Abu Bakr, een winkelier in het centrum van Cairo. ‘Maar eerlijk gezegd mag ik ze niet zo; ze denken dat alles te koop is. Ze voelen zich beter dan de Egyptenaren, alleen omdat ze geld hebben. Ze geven in een maand meer uit dan ik in een jaar verdien. Ze hebben geen cultuur. Ze hebben alleen olie.’
De khaliji gedragen zich zeker anders dan de westerse toeristen die het hele jaar door naar Egypte komen. ‘Ze willen eigenlijk alleen maar eten, drinken en roken’, zegt Pieter Ham, de Nederlandse food and beverage manager van het Nile Hilton. ‘Ze gaan echt niet naar de piramides of het museum, dat interesseert ze geen bal. Het zwembad is al te veel moeite. Ze hangen de hele nacht een beetje rond, en overdag slapen ze.’ Maar ook bij het Hilton zijn de khaliji graag geziene gasten. ‘Ze huren altijd kamers voor een paar weken, en niet één, maar meteen een hele verdieping’, aldus Ham. ‘Kamers voor de vrouwen, de kinderen, de kleren, het kindermeisje en natuurlijk een voor henzelf. Daar nodigen ze dan iedereen uit die ze kennen, of ze laten een paar hoeren invliegen uit Marokko of Tunesië. Het kan niet gek genoeg. En roomservice maar rennen, de hele nacht door.’
Ham heeft zich de hele zomer rot gewerkt om het de khaliji naar de zin te maken. ‘Ze zijn verdomd veeleisend, en ze doen precies waar ze zin in hebben. Ze willen altijd wat anders, daar betalen ze toch voor?’
Adel Saleh, een makelaar die deze zomer vier appartementen aan khaliji-families verhuurde, heeft er eigenlijk genoeg van. ‘Het is misschien goed verdienen’, zegt hij met een verwrongen gezicht, ‘maar ze vernielen alles in de flat. En achteraf ontkennen ze dat.’
EDUARD PADBERG
Unicef helpt
Een zetel in de VN-Veiligheidsraad levert veel geld op. Twee Harvard-economen testen hun ‘omkopingshypothese’.
AMSTERDAM – De president van Venezuela Hugo Chávez reist de wereld rond om steun te vergaren in zijn poging een van de tien tijdelijke zetels in de Veiligheidsraad te bemachtigen. Nederland had voor de laatste keer zo’n zetel in 1999-2000. What’s the big deal? Zoals altijd: macht en invloed. De VN-Veiligheidsraad kan bindende beslissingen nemen over multilaterale sancties en militaire interventies. Daarvoor hebben de vijf permanente leden de steun nodig van de tien niet-permanente leden, soms piepkleine landen met uiterst beperkte militaire en economische middelen. Die geven hun steun niet zomaar, zo blijkt uit het artikel How Much is a Seat on the Security Council Worth? Foreign Aid and Bribery at the United Nations van Ilyana Kuziemko en Eric Werker, dat verschijnt in het oktobernummer van het gerenommeerde Journal of Political Economy.
De praktijk van de politieke economie in de Veiligheidsraad blijkt de ‘omkopingshypothese’ van de Harvard-economen te bevestigen. Het wetenschappelijke betoog (al te lezen via de website van een van de auteurs) laat zien dat de financiële hulp uit Amerika met maar liefst 59 procent stijgt als een land een zetel bezet in de Veiligheidsraad. In de twee jaar dat een land mag blijven zitten, stijgt de hulp via de VN met acht procent – ook niet mis. Die hulp wordt voornamelijk via Unicef gegeven: een VN-organisatie waarin Amerika traditiegetrouw een grote macht geniet. Unicef helpt kennelijk vooral als het Amerika politiek zo uitkomt.
De gegeven percentages zijn gemiddelden. In jaren van internationale crises (Korea-oorlog, eerste en tweede Golfoorlog, Kosovo, Libanon) liggen ze aanzienlijk hoger. De prijs van de stemmen van niet-permanente leden fluctueert met de toestand in de wereld. Misschien dat Chávez daarom juist in deze crisisdagen de Veiligheidsraad in wil.
Onwaarschijnlijk, want Chávez geniet er juist van de VS pootje te lichten. Deze bondgenoot van Irans Ahmadinejad en Wit-Ruslands Loekasjenko zal zijn stem vermoedelijk niet aan de hoogste bieder verkopen, maar de raad gebruiken waar die voor is bedoeld: als podium waarop landen, ook de kleinere, op een betekenisvolle manier kunnen bijdrage aan de wereldpolitiek. Een podium waarop ze hun invloed kunnen laten gelden, of dat nu tot constructieve of destructieve bijdragen leidt. En wellicht dat andere leden van de Veiligheidsraad in de komende twee jaar hun invloed niet alleen bij de bank van Amerika laten verzilveren, maar ook bij het nationale oliebedrijf van Venezuela. Daar lijken ze nog altijd niet verlegen om een paar dollars meer of minder, zeker niet als Amerika er mee is te pesten.
PIETER VAN OS
Een dikke huid
Ayaan Hirsi Ali nam vorige week officieel afscheid van de actieve politiek. In grote dankbaarheid.
DEN HAAG – Opeens treedt ze de stampvolle rooksalon van de Tweede Kamer binnen, het omstreden en tumultueus vertrokken ex-kamerlid van de vvd. Breed lachend als een prinses, met een gevolg van camera’s en veiligheidsmannen. Waar zij is, ontstaat beroering. Vrienden omhelzend zoekt ze een weg richting de voormalige vergaderzaal van de Tweede Kamer waar het symposium Wat een volksvertegenwoordiger van de 21ste eeuw moet kunnen plaatsvindt. Het officiële afscheid van Hirsi Ali lijkt op een intocht van een verloren dochter.
Waarom verlaat ze niet ‘gewoon’ de politiek, zoals andere kamerleden die na de verkiezingen niet terugkeren op het Binnenhof? Haar afscheid gaat gepaard met een symposium, dat breeduit wordt gemeld in het nieuws. Is het schuldgevoel van haar partijgenoten over de wijze waarop zij is vertrokken? Of ter compensatie van de opluchting dat een lastpak Nederland heeft verlaten? Wie goed kijkt, ziet dat er veel fractiegenoten ontbreken, zoals – uiteraard – Rita Verdonk.
Tijdens het symposium, onder leiding van Frits Bolkestein, wordt gesproken over de vraag wat de ideale volksvertegenwoordiger is. Bolkestein haalt het klassieke rijtje eigenschappen aan. Hij zegt dat een succesvol volksvertegenwoordiger onder meer authentiek moet zijn, moed moet hebben, een dikke huid moet bezitten en het spelletje goed moet weten te spelen.
Een van de panelleden, socioloog en Niod-onderzoeker Jolande Withuis, is specifieker. Haar droomkamerlid is ‘een eigenzinnige persoon, geen apparatsjik, niet iemand die via een partijcarrière is komen bovendrijven. Hij zegt niet wat het volk vandaag toevallig wil horen, maar heeft een samenhangende visie op onze maatschappij. (…) Volksvertegenwoordigers in de 21ste eeuw hebben de zware opdracht ons aller vrijheid te behouden, met inbegrip van de vrijheid en gelijkheid van vrouwen. Mijn volksvertegenwoordiger (m/v) is een feministe.’ Kortom: type Hirsi Ali. Bolkestein valt bij haar betoog een beetje stil. Met dat feminisme weet hij zich niet echt raad.
Tijdens de receptie na afloop is het een en al dankbaarheid. Hirsi Ali dankt Nederland, waar ze ‘heel veel’ van houdt en dat haar ‘zoveel kansen heeft geboden’. Ze bedankt al haar mentoren. Tegen Gerrit Zalm zegt ze: ‘Hoe vaak heb ik niet gedacht: en nu gaat hij tegen mij zeggen dat het genoeg is geweest.’ Mark Rutte, namens de vvd, houdt een verhaal dat hij een uur eerder al uitsprak op het symposium. Nu ook voor de verzamelde pers. Een keurige speech vol stevige clichés die hij als een volleerd acteur declameert. Is dat misschien het talent van de ideale volksvertegenwoordiger van de 21ste eeuw? Niet authentiek zijn, maar goed kunnen acteren?
MARGREET FOGTELOO