Wedstrijdje canonvorming
Leent het continent Europa zich voor een eigen canonvorming? Een onderzoek naar eindexamenvragen.
Bestaat er iets als een Europese culturele canon? Hoogleraar sociologie in Rotterdam Ton Bevers is sceptisch, om theoretische redenen, maar hij besloot dat louter beschouwingen over het onderwerp niet voldoen. Bevers ging op onderzoek. Omdat het onderwijs de plek bij uitstek is waar een canon wordt gevormd en onderhouden, keek hij naar de eindexamenopgaven van de kunstvakken (muziek en beeldende kunst) in zes Europese landen in de periode 1990-2005.
Hij komt tot enkele opvallende conclusies, die niet altijd direct verband houden met canonvorming. Zo blijkt dat er in Nederland en Denemarken overdreven veel aandacht wordt besteed aan muziek vanaf 1950, aanzienlijk meer dan in Slovenië, Duitsland, Frankrijk en Engeland. Het gaat hier vooral om muziek uit Amerika. Tegelijk blijkt Nederland in de examenopgaven beeldende kunst de nadruk te leggen op eigen creaties.
Al het geklaag van gezaghebbende publicisten als Paul Scheffer ten spijt – dat er in ons land te weinig wordt gedaan aan de cultivering van de eigen canon – gaat meer dan eenderde van de kunstvragen over Nederlandse schilderkunst. Internationaal wordt die aandacht geenszins gedeeld: in de andere vijf landen gaat alleen in Duitsland meer dan vier procent van de vragen over de eigen schilderkunst.
In Slovenië wordt er weer veel gedaan aan de eigen muziek. Maar liefst twintig procent van de muziekvragen ging over een Sloveense componist. In Duitsland was dat 37,3 procent (joh) en in Nederland 9,3 procent. Nog een paar resultaten: vooral in Engeland, Duitsland en Slovenië gaat veel aandacht naar de kunst uit de Oudheid. In Denemarken geldt Italiaanse kunst als volstrekt irrelevant.
Bevers durft ook ranglijsten te maken, waarbij de volgorde is berekend op basis van de percentages van items over een componist of kunstenaar. Zo meet hij de ‘canonisatie’ van Mozart, Beethoven, Picasso, enzovoort. Daarna vergelijkt hij zijn toplijstjes. ‘De uitkomst hiervan is te beschouwen als een Europese hiërarchie van gecanoniseerde componisten en beeldend kunstenaars’, schrijft hij in het blad Boekman, een ‘tijdschrift voor kunst, cultuur en beleid’ dat een verslag van het onderzoek publiceerde.
Wel, daar komen ze dan, de tien belangrijkste kunstenaars in Europa, gedestilleerd uit het onderwijs:
Picasso
Matisse
Le Corbusier
Van Gogh
Monet
Rembrandt
Giotto
Kirchner
Giacometti
Rodin
Opvallend is de afwezigheid van een Amerikaan. Of een Chinees, Rus of Afrikaan. Bestaat er dan toch iets als een Europese canon? Dat valt uit dit onderzoek niet te concluderen, zegt ook hoogleraar Bevers. Uit de gegevens valt juist op te maken dat in elk van de zes landen een duidelijk accent op de eigen nationale cultuur ligt. Verder is uit deze gezamenlijke toptien te concluderen dat Frankrijk de glansrijke winnaar is, met een gouden, een zilveren en een bronzen medaille. Nederland en Italië doen het ook niet heel slecht, maar die landen hebben weer niemand in de toptien van componisten.
Stop! Als we zo doorredeneren vervallen wij, Europeanen, in oude gewoontes en spelen we opnieuw op het bord van de Europese kunstkampioenschappen, met wedstrijden en winnaars, maar zonder gemeenschappelijke canon. Misschien kan het ook niet anders. Misschien is de Europese geest te hoog gegrepen en heeft Ton Bevers gelijk. Die volgt de socioloog Georg Simmel (een Duitser), die meer dan honderd jaar geleden verklaarde dat er ‘geen huis uit huizen is te bouwen’.
Toch is het onderzoek zeker geen weggegooide tijd, geld en moeite. Het laat bijvoorbeeld wel zien welk huis de stevigste fundamenten heeft. Duitsland is in dat opzicht de winnaar. In het middelbare-schoolonderricht zijn ze daar het drukst in de weer met een eigen nationale canon. Zowel in de toptien van componisten als in het toplijstje met beeldend kunstenaars die op Duitse scholen worden onderwezen staan meer dan vijf Duitsers.
Maakt dat de Bondsrepubliek tot het paradijs van Paul Scheffer cum suis? Nee, want het is ook goed mogelijk dat ’s werelds beste kunstenaars nu eenmaal Duitsers zijn.
PIETER VAN OS
Florentine Rost van Tonningen-Heubel (1914-2007)
Nederlands favoriete rechts-extremist werd bij leven meer belang toegedicht dan ze verdiende.
AMSTERDAM – Het is fijn als het kwaad, extreem-rechts in dit geval, zich aan de spelregels houdt. Dat is precies wat Florrie Rost van Tonningen haar leven lang deed. De Zwarte Weduwe beantwoordde aan alle bruine clichés. Geboren op 14 november 1914 in Amsterdam als jongste kind van een half-Duitse bankier werd ze in de jaren dertig aanhanger van de nationaal-socialistische beweging. Kort na de Duitse inval trouwde ze met SS’er Meinoud Rost van Tonningen, nsb-kopstuk en tijdens de oorlog president van de Nederlandsche Bank. Nadat Meinoud vlak na de oorlog het duizendjarige rijk had ingeruild voor de eeuwige jachtvelden bleef zijn vrouw hem en de nationaal-socialistische idealen trouw, tot aan haar eigen dood afgelopen zaterdag. Voor jongere neonazi’s stond de deur van haar villa in Velp altijd open. En inderdaad, daar had ze zich omringd met portretten en een buste van de Führer.
De Zwarte Weduwe belichaamde voor het grote publiek de link tussen de Duitse bezetting en de nieuwe rechts-extremisten. Dat schept helderheid over goed en fout, wat wordt gewaardeerd in een samenleving die dolgraag antifascistisch wil zijn, maar waarin het een flink deel van de burgers ook behaagt te klagen over de buitenlandse buurman. De weduwe Rost van Tonningen kon daarom haar leven lang rekenen op warme belangstelling van journalisten. Bij haar geen twijfels, geen ambivalenties. Zo willen weldenkende mensen dat rechts-extremisten zijn: herkenbaar en met een duidelijke connectie naar verkeerd gedrag tijdens de oorlog. Bij jongere neonazi’s kunnen daar nog een kale kop en runentekens op het bomberjack aan worden toegevoegd. Dat het nazisme as we know it in Nederland juist vanwege de opzichtige link met de bezetting nooit meer een politiek gevaar zal vormen, hoogstens een niet te onderschatten dreiging op straat, doet er in dat verband niet toe.
Met Pim Fortuyn en Geert Wilders is een heel nieuwe stroming ontstaan op rechts. Bij deze populisten geen gedweep met Hitler of Mussolini, en geen antisemitisme. Daardoor kunnen zij wél electorale munt slaan uit breed levende sentimenten als nationalisme, gevoelens van onveiligheid en afkeer van immigratie en islam, iets waar traditioneel extreem-rechts keer op keer niet in slaagde.
Binnen die nieuwrechtse kringen had iemand als Rost van Tonningen vanzelfsprekend geen enkel aanzien. Zelfs binnen de radicale scene was haar rol de laatste decennia bescheiden. Neonazi’s bezochten huiskamerbijeenkomsten, haar bibliotheek stond voor hen open en via het in de jaren tachtig opgerichte Consortium De Levensboom verspreidde ze wat scholingsmateriaal. De media maakten Florrie Rost van Tonningen belangrijker dan ze was. In feite ging het om een vrouw die, in de woorden van haar zoon Grimbert, na de oorlog ‘als een soort medium namens mijn vader en anderen’ sprak. ‘Een grote achterban heeft zij nooit bezeten, het leek meer op een kleine geïsoleerde sekte, die haar als een soort “ziener” vereerde, maar waarvan het belang onnoemelijk is overdreven.’
KOEN HAEGENS
_Interview met Florrie Rost van Tonningen in De Groene Amsterdammer http://www.groene.nl/1999/34/alles_wat_ik_aanraak_sterft/10
‘In Memoriam mijn moeder’, door Grimbert Rost van Tonningen
http://217.170.53.59/node/175
Het NOS Journaal over de Zwarte Weduwe, met veel archiefmateriaal http://www.nos.nl/nosjournaal/artikelen/2007/3/24/240307_rost.html_
Terroristen van de andere kant
In Frankrijk genoot voormalig activist Cesare Battisti jarenlang de bescherming van de Parti Socialiste. Maar in verkiezingstijd liggen alle kaarten anders.
PARIJS – Zodra de naam Cesare Battisti ter sprake wordt gebracht, verstrakt het gezicht van de 74-jarige filosoof Antonio Negri. Niet dat het revolutionaire vuur bij hem is gedoofd. Integendeel. Momenten eerder, tijdens een debat op de École Normale Supérieure, droeg de auteur van andersglobalistenbijbel Empire (2000) de democratie nog met een theatraal gebaar ten grave. Maar over Battisti wil hij niets kwijt, de Italiaanse extreem-linkse activist en thrillerauteur die daags ervoor op het strand van Rio de Janeiro gearresteerd werd en nu in een cel wacht op uitlevering aan Italië. ‘Het zijn allemaal oude vrienden. Ik wil niemand in gevaar brengen’, zegt de Italiaanse marxist die in 1979 tot dertig jaar cel werd veroordeeld wegens ‘morele verantwoordelijkheid’ voor de golf van links-extremistische aanslagen die Italië in de jaren zeventig overspoelde.
Ook Battisti, die destijds lid was van de gewapende groepering Proletari Armati per il Comunismo, werd in dat jaar aangehouden door de Italiaanse justitie. Hij wist te ontsnappen, week uit naar Mexico en werd in 1988 bij verstek tot levenslang veroordeeld wegens moord op een Udinese gevangenisbewaarder en een Milanese politieman.
In 1990 kwam Battisti naar Frankrijk, waar hij, net als de gevluchte Negri, op bescherming kon rekenen van François Mitterrand. De president stelde zich persoonlijk garant voor extreem-linkse activisten die afstand van hun verleden hadden gedaan.
Battisti leefde in Parijs van een baantje als conciërge. Vorig jaar publiceerde hij Ma cavale (Mijn vlucht), waarin hij zijn eenzame en opgejaagde bestaan beschrijft en ontkent schuld te hebben aan de ten laste gelegde moorden.
Zijn boek werd van een voorwoord voorzien door de sterintellectueel Bernard-Henri Lévy. Samen met prominente leden van de Parti Socialiste was Lévy al voorgegaan in het protest tegen autoriteiten die in 2004 dreigden Battisti alsnog aan de Italiaanse justitie uit te leveren.
Volgens zijn medestanders heeft Cesare Battisti nooit een eerlijk proces gehad. Zij wijzen er onder meer op dat de belastende verklaringen kwamen van twee voormalige strijdmakkers die een deal met justitie sloten.
Tevergeefs stelde Lévy voor om uitlevering afhankelijk te maken van de bereidheid van de Italiaanse justitie om Battisti een nieuw proces te gunnen. Battisti zelf wachtte het allemaal niet af. Toen een hoger-beroepsprocedure faalde en ook president Chirac liet weten zich niet tegen uitlevering te verzetten, nam hij de benen. Kort daarna werd de uitlevering bekrachtigd door de Franse Hoge Raad.
In Frankrijk maakte Battisti’s recente aanhouding – mogelijk gemaakt door speurwerk van de Franse politie – opnieuw veel los. Sommigen, zoals de schrijver Gilles Perrault, zien er de hand in van de rechtse presidentskandidaat Nicolas Sarkozy. Hij nam deze week afscheid als minister van Binnenlandse Zaken, maar wilde – zo meent Perrault – de Parti Socialiste een maand voor de verkiezingen nog even in verlegenheid brengen met de arrestatie van een veroordeelde ex-activist.
Daar slaagt hij overigens nauwelijks in. De socialistische presidentskandidate Ségolène Royal beperkte zich tot de verklaring dat ‘het vanaf nu een zaak tussen Brazilië en Italië is’.
De socialistische partijsecretaris François Hollande, die Battisti in 2004 nog opzocht tijdens diens voorarrest, liet bij monde van woordvoerder Stéphane Le Foll weten dat de internationale conventies over uitlevering gewoon dienen te worden toegepast: ‘Battisti is Frankrijk ontvlucht, dat was zijn eigen verantwoordelijkheid. Nu moet hij uitgeleverd worden.’
MARIJN KRUK
Fatsoenlijke armoede
Vorige week ontving Frans van der Hoff, priester, boer en medeoprichter van het Max Havelaar-keurmerk, de prestigieuze Noord-Zuidprijs van de Raad van Europa. Fragmenten uit een interview.
GUATEMALA-STAD – De prijs is voor Frans van der Hoff geen incident. Vorig jaar ontving de boer in zuidelijk Mexico de Nederlandse Groeneveldprijs, een jaar eerder kreeg hij, in aanwezigheid van Kofi Annan en Tony Blair, de hoge Franse onderscheiding Chavalier de la Legion d’Honneur en even later werd hij Commandeur in de Kroonorde van België. Toch voegt Van der Hoff zich niet naar een heersende consensus. Gevraagd om een reactie zegt hij: ‘We moeten de vooruitgang vertragen om een dreigende catastrofe voor de natuur en de mens een halt toe te roepen.’ Ook zijn ambitie is niet bescheiden: ‘We moeten zoeken naar een nieuw soort economie.’
‘Een paar procentpunten economische groei kunnen ook een indicatie zijn van achteruitgang in cultuur en natuur, een neergang in solidariteit, verantwoordelijkheid, geluk en vrijheid. De Zapoteken in Mexico noemen “geluk”: goed in je vel zitten en dat anderen gunnen.’
Van der Hoff woont al meer dan 35 jaar in Mexico. De laatste 26 daarvan als kleine boer onder de kleine koffieboeren in het zuiden van regio Oaxaca. Daarvoor werkte hij in Chili, maar dat land moest hij halsoverkop verlaten toen Pinochet aan de macht kwam. In de regio waar Van der Hoff boert hebben 58 dorpen zich verenigd; het grondbezit is er gemeenschappelijk en in 1985 besloten de betrokken vijfduizend boeren over te stappen op organische landbouw.
Toch bleven de ongereglementeerde tussenhandel en de speculaties op beurzen bestaan. De boeren wilden een handel waarbij ten minste de productiekosten worden vergoed, net als de kosten die verbonden zijn aan natuurbehoud en de verbetering van sociale omstandigheden. Om hier een begin mee te maken introduceerde Van der Hoff samen met Nico Roozen het keurmerk Max Havelaar. Sindsdien heeft de fair trade-markt een enorme vlucht genomen. Wat betreft de koffie gaat het om een omzet van twee miljard dollar in meer dan vijftig landen.
Frans van der Hoff: ‘Het gaat daarbij niet alleen om een andere markt, maar vooral om een aanzet tot een andere economie, die niet gebonden is aan de regels van winstmaximalisatie. Daarvoor is het nodig elementaire waarden te herijken: de mens samen met de natuur en niet boven de natuur. Duurzaamheid in plaats van voortdurende groei; vertragen van de vooruitgang. De politiek in Nederland vertikt het om het gebruik van begrippen als duurzaamheid, fair trade en maatschappelijk verantwoord ondernemen wettelijk vast te leggen, terwijl er wel goede sier wordt gemaakt met deze begrippen. In België en Frankrijk zijn ze er veel verder mee. De boeren van Uciri houden politiek steeds meer vast aan de fatsoenlijke armoedelijn. Dat wil zeggen een levensvorm waarin alle menselijke basisbehoeften zijn bevredigd.’
Jaagt Van der Hoff geen droombeeld na? ‘Je moet utopisch denken om tot alternatieven te komen, anders kom je nergens. Daarbij is het goed om met je poten in de modder te staan. Je kunt niet praten over armoede als je opgaat in weelde en rijkdom. Ik heb niet de pretentie wetenschapper te zijn. Ik ben een kleine boer met kippen, heb koffiestruiken en kweek ook bloemen. Ik ben sinds een veertigtal jaren aangesloten bij de harde kern: de armen, de uitgeslotenen. In de bergen van Oaxaca zijn dat verschillende Indiaanse groepen. Als oorspronkelijke bewoners zijn zij het die zich enorm inzetten om de milieuproblemen te verbeteren en de natuur te bewaren. Het is vaak het enige wat hun is overgebleven. De aarde behoort niet hun toe; zij geloven toe te behoren aan de aarde. Tegelijk hebben we samen geleerd dat protesteren tegen de milieuverloedering alleen zin heeft als we ook haalbare voorstellen doen en die in de praktijk brengen.’
Om tot verandering te komen verwacht Van der Hoff niet veel van de traditionele spelers. Hij stelt vast dat de rol van de kerken ‘is gemarginaliseerd. En de vakbonden zijn binnen dit neoliberale stelsel machteloos geworden. We moeten ook niet de illusie hebben dat binnen dit stelsel het kapitalisme in twee, drie jaar is te veranderen. De transitie komt niet naar voren in een oude klassenstrijd. Het gaat veel dieper. We moeten ons de vraag stellen: welke menselijkheid willen we nog?’
PETER RHEBERGEN
Correctie
In Globalisering in uitvoering (De Groene Amsterdammer, 23 maart) stonden enkele onjuistheden. Deze week is een Michelingids van Japan verschenen zonder sterren. Maar pas in november verschijnt de ‘klassieke’ rode gids met sterren voor de beste restaurants. Michelin verzekert dat de culinaire experts die de Japanse eetgelegenheden beoordelen niet alleen Fransen maar ook Japanners zijn geweest.
REDACTIE