Paniniplaatjes van politici

Plakplaatjes van politici zijn populair in handelszuchtig Libanon. Sterker, onder Nasrallahs leiding werd Hezbollah de eerste islamitische politieke beweging met een serieuze marketingcampagne.

BEIROET – Met veertien partijen, clubkleuren, transfers, zware overtredingen en partijdige scheidsrechters heeft de Libanese politiek veel weg van een voetbalcompetitie. En sinds de lancering van het stickeralbum ‘Kleuren en partijen’ doet de Libanese politiek zelfs in merchandising niet onder voor een moderne profclub.

In ‘Kleuren en partijen’ zijn de Libanese politici de vedetten en wordt met behulp van plakplaatjes de ingewikkelde politieke situatie op een speelse manier overzichtelijk gemaakt, iets waar niet alleen kinderen baat bij hebben. Want de politiek in Libanon, met zijn zeventien erkende religieuze groepen, wekelijks wisselende allianties en een dreigende burgeroorlog, is een spannend spelletje op leven en dood. Als Israël niet bombardeert, roeren Palestijnse fundamentalisten zich of wordt een reeks politici opgeblazen. Rustig is het nooit. Tegelijk is geen crisis groot genoeg om de Libanezen te weerhouden van waar ze goed in zijn: geld verdienen. Het stickeralbum zelf is niet zo duur, anderhalve euro, maar het zal je met vijftig cent per pakje stickers (vier stuks) een hoop zakgeld kosten om het boek compleet te krijgen.

Op de 28 pagina’s van het stickeralbum staat alles wat je moet weten: logo, hoofdkwartier, politieke macht en natuurlijk een grijnzend hoofd van de politicus in kwestie. Het enige wat kinderen nog hoeven te leren is wie vriend is en wie vijand. Voor het moment dan, al waren de bedenkers van het plaatjesboek niet zo stom om te vermelden bij welke coalitie de partijen zijn aangesloten. Dat is immers veranderlijker dan het Nederlandse weer.

Om dezelfde reden wordt ook geen melding gemaakt van de veroordelingen wegens corruptie, verdenkingen van moord of affiliatie met een buitenlandse macht.

Zoals altijd met stickeralbums moet je vaak maanden sparen voor je de zeldzame exemplaren in je bezit krijgt. Na veertig pakjes had deze verslaggever nog altijd Nasrallah niet. Wil iemand ruilen tegen Ahmed Fatfat, waar ik er zes van heb?

Opvallend is dat, behalve bij Hezbollah, verdacht veel mensen met dezelfde achternaam bij dezelfde partijen werken.

De plakplaatjes zijn slechts een onderdeel van de omvangrijke merchandising in de Libanese politiek. Op het Plein der Martelaren, waar al zes maanden aanhangers van wisselende coalities bivakkeren, staan kraampjes met spullen in alle kleuren van de regenboog. Er zijn reflecterende Michel Aoun-brillen, Amal-knuffelberen en aanstekers die met lichtjes een biddende Nasrallah op de muur projecteren – wat een geheid item bleek in de trendy nachtclubs van Beiroet.

Onder Nasrallahs leiding werd Hezbollah de eerste islamitische politieke beweging met een serieuze marketingcampagne. Snelle reclamejongens werden op de klus gezet en voilà: een televisiestation, Hezbollah-merchandising en glossy posters langs de weg waarop de ‘Goddelijke overwinning’ op Israël wordt afgekondigd. Hezbollah gaf zelfs een computerspel uit waarbij je digitaal wraak kunt nemen op de zionisten.

De beste Libanese ondernemers kiezen geen partij, zo blijkt als er een sms’je binnenkomt met de tekst: ‘Ben je tégen de regering? Stuur een sms naar 1991. Ben je vóór de regering, sms dan 1992.’ Een dollar per verzonden bericht.

EDUARD PADBERG

Gordon & George

Gordon Brown komt graag in Washington. Niet om oorlogen te beramen, maar om ideeën te jatten.

LONDEN – De Britse ambassadeur in de Verenigde Staten heeft de laatste week overuren gedraaid. Aan de vooravond van de minitop tussen George W. Bush en Gordon Brown moest hij het Witte Huis uitleggen dat de sceptische geluiden uit Londen over de ‘special relationship’ niet zo waren bedoeld. Eerst was daar minister van Ontwikkelingssamenwerking Douglas Alexander die tijdens een toespraak had laten weten dat de Britten op zoek gaan naar nieuwe allianties, waarbij Londen naties niet langer zou beoordelen op ‘wat ze zoal kunnen vernietigen’. Korte tijd later kwam Baron Malloch Brown in actie, onderminister voor VN-zaken op Buitenlandse Zaken. Tegen The Daily Telegraph verklaarde de voormalige plaatsvervanger van Kofi Annan dat de Britten een ‘onpartijdig’ buitenlands beleid gaan voeren, met wat meer aandacht voor de Aziatische en Afrikaanse landen.

Over de ‘special relationship’ bezigt Brown slechts plichtmatige woorden, maar zijn benoemingen zijn veelzeggend geweest. Duidelijk is dat Brown niet, zoals Blair, de tandpasta gaat delen met Bush. Hij heeft meer interesse in mensen als Al Gore, Bill Gates en Arnold Schwarzenegger, al heeft Brown bij laatstgenoemde afgedaan nadat hij vorige maand was binnengevallen op 10 Downing Street waar de voormalige filmster gezellig aan het keuvelen was met de scheidende Blair. De eerste ontmoeting tussen Bush en Brown, in april van dit jaar, had overigens ook een zeker West Wing-gehalte. Brown was in Washington voor een bijeenkomst van het imf en had een bezoekje geregeld aan Bush’ veiligheidsadviseur Stephen Hadley. De twee waren aan het praten – of preciezer: Brown was college aan het geven over het belang van een Amerikaans excuus voor de slavernij – toen de president aan kwam waaien.

Dat Brown graag in Washington komt, blijkt uit een beschrijving van James Naughtie in diens boek The Rivals over een bezoek van Blair en Brown aan de Amerikaanse hoofdstad in de Clinton-dagen. Terwijl Blair aan het netwerken was, liep Brown alle boekhandels af. ‘Voor Brown, met zijn tas vol politieke biografieën en economieboeken, bleek het een droomstad te zijn: iedereen praatte over politiek, altijd.’ Twee boeken hebben Browns bijzondere aandacht. Ten eerste Gertrude Himmelfarbs The Road to Modernity, waar de Britse Verlichting met haar moraalfilosofen op positieve wijze wordt afgezet tegen de Franse. Ten tweede is daar Robert Caro’s The Years of Lyndon Johnson, een standaardwerk over politiek en macht, met bovendien een autobiografische link: net als Brown werd Johnson op zijn pad naar de macht gehinderd door een charismatische en gepriviligeerde jongeman, in de persoon van John F. Kennedy.

Tijdens Browns wittebroodsweken is reeds duidelijk geworden dat zijn leesavonturen in de wachtruimte van 10 Downing Street niet voor niets zijn geweest. Hij heeft voorgesteld het Lagerhuis meer macht te geven, de bewoners ervan de gelegenheid te bieden om hoge ambtenaren tijdens openbare hoorzittingen te ondervragen, het Hogerhuis te laten kiezen, een Nationale Veiligheidsraad op te richten en een nieuwe Bill of Rights te schrijven, kortom een veramerikanisering van Westminster. In The Sunday Telegraph sprak de Schotse historicus Niall Ferguson het vermoeden uit dat hier sprake is van een verkapte machtsgreep: ‘Wat Brown het meest aan Washington boeit, is wellicht die combinatie van schijnbare populistische vrijheid en het werkelijke privilege van de leider.’

PATRICK VAN IJZENDOORN

Hillary’s brieven

De hobbels die Hillary Clinton nam naar de volwassenheid legde ze vast in brieven aan een vriendje. Amerika leest mee.

WASHINGTON – Het definiëren van geluk gaat Hillary Rodham moeilijk af in haar eerste jaar aan de universiteit. De vraag maakt haar depressief, schrijft ze in een brief aan een vriend van de middelbare school. Ze besluit ‘geen gedachte meer te verspillen aan introspectie. In plaats daarvan ga ik nog louter anderen adviseren.’ Ook doet ze in haar briefwisseling met deze jongen, John Peavoy, uitgebreid verslag van haar ideeën over leiderschap: ‘Als mensen je benaderen als de persoon die het antwoord heeft, ben je dat zeer waarschijnlijk ook.’

De brieven geven een ongecensureerde Hillary Clinton, jaren voordat ze publieke bekendheid verwierf. Aanvankelijk als de vrouw van de gouverneur van Arkansas, later als veelbesproken First Lady, senator, en inmiddels als presidentskandidaat. Met toestemming van Peavoy citeerde The New York Times deze week uitgebreid uit de brieven.

Hillary schreef haar vriend in een periode waarin ze een politieke transformatie onderging: van jonge Republikeinse die haar vaders conservatieve blik deelde tot liberale antioorlogsactivist. ‘Ik voel me zo ver verwijderd van Park Ridge, mijn ouders, thuis, de middenklasse van Amerika’, schrijft ze. ‘Het lijkt wel of ik sinds de kerstvakantie drieënhalve metamorfose heb doorgemaakt: van academicus, naar pseudo-hippie, tot sociale hervormer.’

Hervormer? Over drugsgebruik schrijft ze in haar tweede jaar dat ze een weekend lang ruzie heeft gemaakt met een vriend die maar ‘niet wilde begrijpen welk bezwaar ik tegen geestesverruiming heb, vreselijk’. En deze naar eigen zeggen ‘emotioneel conservatieve, agnostische intellectuele liberaal’ kan het ook ‘niet goedkeuren’ dat een medestudente ’s nachts in het huis van haar vriendje is betrapt.

De brieven bevatten geen potentieel schadelijke onthullingen; Hillary was een net, slim meisje. Ook over vriendjes schrijft ze nauwelijks. Misschien wil ze de eventueel romantische gevoelens van Peavoy sparen? ‘Dank voor de valentijnskaart’, reageert ze heel beleefd, ‘en een goede nacht.’

Ze grapt dat ze de brieven van Peavoy wil bewaren voor het geval hij beroemd wordt. Dan kan ze er wellicht ‘een miljoen!’ mee verdienen; ‘Excuses voor mijn geldbeluste instelling.’ Na hun afstuderen verloren Hillary en Peavoy elkaar uit het oog en inmiddels zijn de kaarten anders geschud, zoals Hillary had kunnen weten. In haar eerste jaar schreef ze: ‘Ik ben een “beweger”, jij reageert alleen maar’; zij was voor grote dingen bestemd. En inderdaad: Mr. Peavoy doceert in betrekkelijke anonimiteit Engels aan een meisjesschool in Californië. ‘Ze is woest op me dat ik die brieven bewaard heb’, zegt hij tegen een verslaggever van The New York Times. Maar hij denkt er wel over op haar te stemmen. Zou hij geld voor de brieven hebben gekregen? Het campagneteam van Hillary Clinton wil niet reageren.

YRRAH STOL

De dood van de art-housefilm

Ingmar Bergman 1918-2007

(Michelangelo Antonioni 1912-2007)

STOCKHOLM – Wie pas in de jaren tachtig kennismaakte met het werk van Ingmar Bergman kreeg een prettige verrassing voorgeschoteld: Fanny en Alexander (1982). Een heerlijke film, kleurrijk, aanstekelijk, optimistisch, groots, een omstandige liefdesverklaring aan de fantasie en het theater, een resolute veroordeling van godsdienstige kleingeestigheid. De kleine Alexander sluit een pact met de duivel (‘Als god bestaat, dan is ’t een klootzak, en dan kan-ie een schop voor zijn kont krijgen’) om zich te ontdoen van zijn stiefvader, de tirannieke lutherse bisschop Edvard Vergérus. Zo kan Alexander met zijn zusje en zijn moeder terugkeren in de boezem van zijn warme, uitbundige theaterfamilie. Deze Ingmar Bergman, zoon van een al even tirannieke lutherse geestelijke, had duidelijk de aanval op de god van zijn vader ingezet. In zijn Alexander was mutatis mutandis dezelfde montere opstandigheid te herkennen als die van Lindgrens Pippi Langkous of Michiel van de Hazelhoeve. Vrije kinderen, belaagd door de kinderbescherming, de stijve geheelonthouderskerk en de vaders met losse handjes.

Bergman is zichzelf in zijn lange carrière altijd zeer nabij gebleven. Hij werkte, op een uitzondering na, altijd in Zweden, ’s winters in het theater, bijna elke zomer aan een film, bijna altijd met dezelfde mensen – de acteurs Erland Josephsson (veertien films), Bibi Andersson (dertien films), Liv Ullmann (tien films), Ingrid Thulin (dertien films) en de cinematografen Enkvist en Fischer. De rol van de grootmoeder in Fanny en Alexander was geschreven voor Ingrid Bergman (eerder in Herfstsonate, 1977), die van Alexanders moeder voor Liv Ullmann, en de rol van Vergérus voor Max van Sydow, de ridder uit Het zevende zegel (1956), die in nog twaalf Bergman-films speelde. En dus zijn alle films van Bergman in essentie autobiografisch, niet alleen in historische zin, maar vooral in de getrouwe weergave van zijn eigen reactie op (of worsteling met) grote dingen: de vrouw, het huwelijk, bedrog, de kerk, ziekte, angst voor de atoomoorlog, de dood, enzovoort. In dat zelfonderzoek was hij rücksichtslos eerlijk. Bergman had een bijna obsessieve, ongemakkelijke belangstelling voor fysieke confrontatie, te zien in de claustrofobische close-ups van Scènes uit een huwelijk (1973), bijvoorbeeld, en zeker in die vroege films werd de krasse realiteit van geweld, verkrachting, mutilatie en ziekte schokkend gevonden. Maar om realisme ging het Bergman uiteindelijk niet. Onmiskenbaar zijn zijn grote films in de jaren vijftig en zestig vervuld van het spirituele, en het streven daarnaar, met een ondertoon van groot leed en ernstig verdriet, van schaduwen en schuld, van een sterk besef van de verglijdende tijd. Het zijn films uit een tijd dat de ziel en het menselijk handelen nog het primaat hadden. In hun zware metafysica en intellectuele ernst waren Het zevende zegel en Wilde aardbeien even onverbiddelijk als De toverberg of Het slot, maar nu evenzeer, helaas, van een andere tijd.

In zijn levensvreugde was Fanny en Alexander een uitzondering in het oeuvre, maar deze Ingmar Bergman uit 1982 was dus wel degelijk dezelfde als die ernstige kardinaal van de art-housefilm die in de jaren vijftig met Antonioni, Wajda, Truffaut en anderen een intellectueel, artistiek en spiritueel bolwerk vormde tegen de Amerikaanse banaliteit.

Niet dat Bergman zich in dat bolwerk gemakkelijk voelde. Over collega-filmmakers was hij op z’n best zuinig met lof. Over Godard: ‘Godard is a fucking bore. Zijn films zijn overgeconstrueerd, faux intellectueel, doods. Cinematografisch oninteressant en eindeloos vervelend.’ Over Orson Welles: ‘Een fraudeur. Leeg. Oninteressant. Citizen Kane, dat altijd boven aan alle lijstjes staat, vind ik compleet vervelend. In mijn ogen is hij een eindeloos overschatte filmmaker.’

Over Michelangelo Antonioni: ‘Hij heeft twee meesterwerken gemaakt, de rest kun je laten zitten. De ene is Blow-Up, die ik vaak gezien heb, de andere is La notte, prachtige film, al komt dat vooral door de jonge Jeanne Moreau. Ik heb ook Il Grido in mijn collectie, potverdomme wat is dat een saaie film, en zo verduiveld droevig. Weet u, Antonioni heeft eigenlijk nooit het vak geleerd. Hij concentreerde zich op enkele beelden en realiseerde zich nooit dat film een ritmische stroom van beelden is, een beweging. Zeker, er zijn briljante momenten in zijn films, maar l’Avventura, bijvoorbeeld, deed me niks. Ik heb nooit begrepen waarom hij zo werd bewonderd.’

KOEN KLEIJN