Goed nieuws is geen nieuws

De neiging om alleen slecht nieuws af te -drukken hield afgelopen week zelfs een -spectaculaire daling van de wereldwijde -kindersterfte uit de media.

AMSTERDAM – Dat slecht nieuws sneller de media haalt dan goed nieuws is een fenomeen dat met vaste tussenpozen wordt besproken op opiniepagina’s en in debatzalen. Het is een soort ritueel, aangezwengeld door een ontvanger van negatieve aandacht, zoals recentelijk Balken-ende en generaal Berlijn. Na wat ingezonden brieven en columns sterft het weer weg. Publiek en journalisten slaan sneller aan op slecht nieuws, hoe zeer ze allebei soms zeggen anders te willen. Journalistieke handboeken wijzen naar de schokfactor, naar de eenduidigheid en helderheid van rampen, en naar gewenning als belangrijkste oorzaken.

Hoe verklaarbaar het primaat van slecht nieuws ook is, van tijd tot tijd blijft wel erg voor de hand liggend goed nieuws op de plank. Afgelopen week was dat een indrukwekkende daling van de wereldwijde kindersterfte. VN-kinderorganisatie Unicef meldde vorige week dat de kindersterfte ‘nooit lager was dan nu’. Bedoeld wordt: sinds de ruim zestigjarige organisatie begon met meten. Evengoed is het een prachtige mijlpaal, hoewel echte blijdschap niet gepast is nu nog steeds 9,7 miljoen kinderen tussen nul en vijf jaar jaarlijks sterven. Dat cijfer ligt voor het eerst onder de tien miljoen.

Van de landelijke media in Nederland hadden Trouw en het Algemeen Dagblad daar enkele zinnen voor over in kleine berichtjes, de andere media niets, terwijl buitenlandse media als de bbc er prominent over berichtten. En terecht: in 1990 stierven jaarlijks nog 13 miljoen kleine kinderen. Dat betekent een daling met een kwart, terwijl de wereldbevolking in die perio-de met een slordige miljard mensen toenam. Volgens de millenniumdoelen moet de kindersterfte met nog eens 5,5 miljoen omlaag, zodat die in 2015 driemaal lager is dan in 1990.

Het succes is volgens Unicef grotendeels te danken aan wereldwijde gezondheids-campagnes, onder meer voor borstvoeding en het innemen van vitamine A en tegen malaria en mazelen. De inentingscampagne tegen mazelen bracht in sub-Sahara-Afrika de tol van die ziekte onder kinderen met 75 procent omlaag, wereldwijd met zestig procent.

De vooruitgang in kindersterfte is ongelijk verdeeld. Sommige landen boekten enorme successen binnen enkele jaren. Enkele eilandstaten brachten hun kindersterfte binnen een decennium met bijna de helft terug en Marokko, Vietnam en de Dominicaanse Republiek met ruim een derde. In Latijns-Amerika en het Caribisch gebied is de kindersterfte ten opzichte van 1990 nu gehalveerd. En hoewel de situatie ook beter wordt in sub-Sahara-Afrika ligt daar nog steeds het grootste probleem. Sommige landen staan er wat betreft kindersterfte beter voor dan in 1990, maar over het algemeen wordt in westelijk en zuidelijk Afrika vooruitgang tegengehouden door de verspreiding van aids.

Unicefs conclusie dat de kindersterfte vooral omlaag is gebracht door gezondheidscampagnes zal ongetwijfeld voor debat zorgen. Want die conclusie trekt het succes naar ontwikkelingsorganisaties en impliceert dat meer geld nodig is voor verdere vooruitgang. Sommige economen zien daar zelfdienende logica in en beschouwen economische en handelsmaatregelen als de werkelijke sleutel naar verder succes. Hoe het ook zij, een daling van de kindersterfte met miljoenen per jaar is nieuws. Of zou dat in ieder geval moeten zijn.

RUTGER VAN DER HOEVEN

Miljardairs op de Keniaanse stranden

Met de miljoenen van kledingbedrijf Benetton wordt de Keniaanse kust ontgonnen. Heel misschien hebben de Kenianen zelf er ook wat aan.

NAIROBI – In de havenstad Mombasa spuwen schepen en vliegtuigen dagelijks ladingen toeristen uit, die vervolgens van een vlekkeloos en geheel verzorgd verblijf kunnen genieten. Bijna on-Afrikaans. Iets ten noorden van de stad ligt het wat exclusievere Malindi, waar de nietsvermoedende westerse reiziger gerede kans loopt op straat door de lokale bevolking in het Italiaans te worden aangesproken. Een invasie van Italiaanse ondernemers – met hen kwamen de hordes vakantievierende landgenoten – leidde ertoe dat Italianen er een aanzienlijk deel van de toerisme-industrie controleren. Niet verrassend wordt in Kenia gesproken van de Italian coastal maffia.

Een van hen is de puissant rijke Italiaanse Formule 1-entrepreneur Flavio Briatore. Hij is eigenaar van het Lion in the Sun resort, een paradijselijk optrekje aan de kust. In een van de elf gastenvertrekken logeert topmodel Naomi Campbell, (ex?-)vriendin van de zakenman, die tevens oprichter is van het modehuis United Colors of Benetton. Volgens de plaatselijke media wil Briatore een nieuw paleisje uit het Keniaanse kustzand laten verrijzen: het Billionaire resort, in lijn met zijn prestigieuze merknaam ‘Billionaire’. Het moet een tijdelijk rustoord worden voor de allerrijksten der aarde. ‘We willen een vijf- of zes sterrenhotel bouwen en mikken op ’s werelds elite’, zei Campbell tegen het dagblad The Daily Nation.

Wereldsterren werken uiteraard ook aan hun imago. Dus in navolging van adoptie-moeder Madonna en VN-ambassadrice van de vluchtelingen Angelina Jolie gaat Campbell op zoek naar kansarme Afrikaanse meisjes die dromen van een toekomst op de catwalk. Welk Keniaans meisje wil dat nu niet, een leven vol glitter en glamour?

Een mooie belofte. Voor de supersterren is er daarentegen nog één obstakel. Hun droomoord staat in een ontwikkelingsland. Net als normale stervelingen zijn ze aangewezen op het Keniaanse wegennet. En laat de bestrating tussen het vliegveld van Malindi en het recreatiegebied nou net in erbarmelijk slechte staat verkeren. Geen mooi visitekaartje, zeker niet voor de flamboyante Flavio Briatore. Ook het supermodel hekelde al openlijk de staat van het wegennet.

In weerwil van Campbells nobele talentenjacht wordt de lokale bevolking nauwelijks beter van de lucratieve toeristenindustrie. Maar met een nieuwe weg zouden die straat-arme kustbewoners dan eindelijk meeprofiteren van de intocht der miljardairs. Een verbeterde infrastructuur, met dank aan Benetton? ‘Laat me niet lachen’, zegt de lijvige Mohamed, terwijl hij met zijn Toyota-busje ternauwernood de kuilen in het wegdek van de bewuste kuststrook ontwijkt. ‘Dat wordt ons al jaren beloofd.’

Maar Benetton is toch iets anders, opper ik, het is een bedrijf dat de eenheidsgedachte propageert, de toenadering van blank en zwart, het verbinden van werelden. Mohamed grinnikt. Hij moet het nog zien. Werelden hoeft de Benetton-man niet te verbinden; alleen die ene straat zou al heel wat zijn. Dan zal Mohamed hem dankbaar zijn. We hobbelen voort. Nu maar afwachten wat Briatore doet.

ROMAN BAATENBURG DE JONG

Onder astronomen

Twaalf jaar na zijn dood ontdekt Groot–Brittannië W.F. Hermans. Vooral zijn zwartgalligheid wordt gewaardeerd.

LONDEN – De sterrenwacht van het Londense Greenwich zou een goede inspiratiebron zijn geweest voor Willem Frederik Hermans. Eind zeventiende, begin achttiende eeuw konden de astronomen Flamsteed, Halley en Bradley het maar niet eens worden over de exacte locatie van de nullijn. Het gevolg was dat er binnen tien meter vier verschillende meridianen liepen. John Flamsteed, de eerste koninklijke astronoom, was bovendien ziedend op Sir Isaac Newton, die dankzij goede contacten aan zijn sterrencatalogus was gekomen om deze te vervolgens te drukken. Flamsteed kocht de hele oplage, honderd stuks, en offerde deze in de open haard op aan de ‘Hemelse Waarheid’. Waar de kibbelende sterrenkijkers er niet in slaagden om de Britse koopvaardij te voorzien van een adequaat besef van ruimte en tijd, daar werd het gouden ei, in de vorm van een zee-bestendig uurwerk, uitgevonden door de timmerman John Harrison. Zijn ingenieuze klokken staan tentoongesteld en de werking ervan wordt uitgelegd door enthousiaste suppoosten op leeftijd, de heiligen van Harrisons horlogerie.

Het valt echter te betwijfelen of Hermans ooit in de Royal Observatory is geweest. De schrijver had weinig op met Engeland en zijn inwoners. Zijn eerste, lang uitgestelde bezoek leidde een kleine halve eeuw geleden tot Monoloog van een Anglofoob. In dit essay maakte hij zich vrolijk over dat ‘halfondergelopen gebergte in de Noordzee’, waar muziekliefhebbers hun vleugelpiano in een warenhuis kopen en waar de vrouwen het huwelijksbed gebruiken om uit de bijbel voor te lezen. Het ongenoegen was wederzijds. Rond dezelfde tijd verscheen een Engelse vertaling van De donkere kamer van Damokles, een gebeurtenis echter die niet meer terug te vinden is in de annalen van uitgeverij Random House.

Twaalf jaar na Hermans’ dood beginnen de Engelsen te beseffen wat ze hebben gemist. Ina Rilkes vertaling van Nooit meer slapenBeyond Sleep – kreeg lovende kritieken. In The Times legde Ian Brunskill de nadruk op de weerzin die Hermans koesterde tegen de zelfgenoegzaamheid, het provincialisme en de terughoudendheid aangaande de grote levensvragen in zijn vaderland. De recensent was gefascineerd door de grimmige absurditeit alsmede de kafkaëske tegenvallers en misverstanden. ‘Nooit meer slapen is een vertraagde introductie tot een originele en uitdagende stem in de moderne Europese literatuur’, concludeerde hij.

In The Scotsman schreef Michael Pye dat de wereld een Hermans nodig heeft, iets wat eerder was beweerd door schrijvers als Milan Kundera, John Le Carré en J.M. Coetzee. Pye noemde Nooit meer slapen een donkere farce en wees op een filosofische hint: Hermans’ leermeester Ludwig Wittgenstein trok ooit naar het noorden van Noorwegen, om aldaar na te denken over het leven op aarde. Over de efficiëntie en helderheid van De donkere kamer van Damokles was Pye lyrisch. ‘Er wordt geen woord of scène verspild, je slaat de pagina’s driftig om en er heerst voortdurend het gevoel dat een verschrikking je bekruipt. (…) Wat begint als een thriller, eindigt met een metafysische schok welke doet tranen.’ Het filosofische cynisme – ‘or perhaps just an uninterested amorality’ – viel eveneens goed bij Neel Mukherjee, die De donkere kamer in The Sunday Telegraph vergeleek met De vreemdeling van Albert Camus en De wegen der vrijheid van Jean-Paul Sartre.

Het is nog niet bekend wat het volgende vertaalproject zal zijn. Als we afgaan op de Engelse interesse in het pessimisme van Hermans zou Het behouden huis geen slecht idee zijn.

PATRICK VAN IJZENDOORN

Actieve neutraliteit

Pas sinds de machtsovername van Micheline Calmy-Rey behoort de neutraliteit van Zwitserland werkelijk tot het verleden.

BERN – Eind vorig jaar zou Mahmoed Ahmadinejad op reis gaan. In Genève stond een speech op het programma over de ‘verschillende waarnemingen’ van de miljoenvoudige moord op het Europese jodendom. Ahmadinejad was uitgenodigd door niemand minder dan Micheline Calmy-Rey, Zwitserlands minister van Buitenlandse Zaken en zonder twijfel de machtigste persoon van het land.

Calmy-Rey, lid van de sociaal-democratische SP, staat bekend om haar bijtende kritiek op de Midden-Oostenpolitiek van de VS en Israël. Maar dat de huidige Bundespräsidentin een man wilde ontvangen die de holocaust steevast ontkent, Israël van de kaart hoopt te vegen en de joden wil terugsturen naar Duitsland en Oostenrijk, ging ook de Zwitserse goegemeente te ver.

Calmy-Rey lapt alle eeuwenoude regels van de Zwitserse neutraliteit doelbewust aan haar laars. Eerder bezocht ze ook al Noord-Korea. De opzet is duidelijk: ze wil niet langer dat haar land, sinds 2002 lid van de VN, de ogen voor de rest van de wereld sluit. Ze is voorstander van ‘actieve neutraliteit’, zeker waar het gaat om de principes van de mensenrechten en de conventie van Genève. Ze wil dat Zwitserland een offensieve bemiddelingsrol bij nucleaire conflicten speelt, zoals ook tussen Teheran en het Westen.

In eigen land is Calmy-Rey zowel omstreden als mateloos populair. ‘Micheline! Micheline!’ riepen duizenden Zwitsers haar onlangs toe op de Rütli-wei aan de Vierwaldstättersee tijdens de jaarlijkse viering van de geboorte van het land. Die dag wordt sinds enkele jaren verstoord door neonazi’s, die met enorme roodwitte vlaggen parades houden op het heilige gras. ‘Schwyzer Nazi’ is hun leus, tevens de aanmoediging van Zwitserse voetbalhooligans voor hun nationale elftal.

Micheline Calmy-Rey had hier geen zin meer in en besloot dat op 1 augustus een -besloten ‘Frauenparty in Pink’ op dezelfde plek zou plaatsvinden, omdat in Zwitserland pas sinds vijftig jaar vrouwenkiesrecht bestaat. Conservatieve critici reageerden daar woedend op. Het -weiland van Wilhelm Tell mocht en kon niet voor ‘feministische doelen’ worden misbruikt.

Vooral de invloedrijke Zwitserse nationalist Christoph Blocher zorgt voor krachtig tegenwicht. De voorman van de Schweizerische Volkspartei svp is net als Calmy-Rey lid van de Bondsraad, het uitvoerend comité van zeven ministers waaruit elk jaar een nieuwe Bondspresident wordt gekozen. EU-tegenstander Blocher weigert internationaal recht in zijn land te aanvaarden en vroeg zich af ‘ob eine Sozialdemokratin überhaupt würdig sei, auf dem Rütli zu sprechen’. Altijd in voor een populistische scheut, reageerde Calmy-Rey met de opmerking dat Blochers woorden net zo geloofwaardig zijn als de ‘ontdekking van het monster van Loch Ness in de Urner See’.

Blocher geniet echter de voorkeur van de meeste Zwitsers, kort voor de aanstaande verkiezingen in oktober. Zijn svp heeft duizenden posters verspreid waarop drie witte schapen een zwart schaap uit Zwitserland trappen. ‘Criminele buitenlanders en hun familie moeten het land verlaten’, vindt partijleider Ueli Maurer. Aan alle huishoudens in Zwitserland zijn inmiddels handtekeningenlijsten gestuurd. Het vreedzame imago van de neutrale Alpenrepubliek met haar humanitaire VN-instituties loopt krassen op.

ROB SAVELBERG