SARKOZY VS. DE STRAAT
De bliksemstart van het presidentschap van Sarkozy lijkt nu te stuiten op een onvermijdelijke factor in de Franse politiek: de vakbonden. Maar de ‘Zorropresident’ is niet onder de indruk.
PARIJS – Wie zal er aan het langste eind trekken, president Nicolas Sarkozy of de vakbonden? Dat is de vraag die in Franse kranten afgelopen weken veelvuldig werd gesteld. Half oktober werd er al een dag gestaakt tegen de aangekondigde pensioenhervormingen. Maar sinds dinsdagavond is het menens. Negen van de tien treinen rijden niet, in Parijs staan metro, bus en tram voor onbepaalde tijd in de remise.
Afgelopen weken waagde de president zich al diverse keren in het hol van de leeuw om daar zijn gewraakte hervorming uit te leggen. Hij kreeg lik op stuk. ‘U hebt de legitimiteit, de straat is van ons’, hield een vakbondsman bij energiebedrijf edf hem voor. ‘Ja, want zo werkt het’, werd hem bij spoorbedrijf sncf te verstaan gegeven. ‘Als u aan onze rechten komt, gaan wij net zo lang de straat op tot er een premier sneuvelt. Zo is het altijd gegaan en zo zal het weer gaan.’ Overigens was dit niet alleen maar vrijblijvende spierballenrollerij. Want inderdaad wisten de vakbonden – die slechts acht procent van de Franse werknemers vertegenwoordigen – in het verleden iedere aantasting van hun rechten te verhinderen.
Wat François Fillon, de te sneuvelen premier, betreft, die zat er afgelopen weekend een beetje beteuterd bij. Samen met superminister Jean-Louis Borloo had Sarkozy hem meegetroond naar een zaaltje in hotel Meridien Étoile in het chique 17de arrondissement. Voor de sier. Want praten deed alleen de president, die voor een select gezelschap een uurtje koutte over de eerste zes maanden van zijn presidentschap. Wat je ook van Sarkozy kunt zeggen (afgelopen week kreeg hij nog de bijnaam ‘Zorropresident’ vanwege een bliksemactie in Tsjaad, waar hij drie Franse journalisten uit de gevangenis bevrijdde), niet dat hij niet probeert de geesten rijp te maken voor zijn hervormingsplannen. ‘“Eindelijk!” hoor ik steeds als ik in het buitenland ben. “Eindelijk gebeurt er eens iets in Frankrijk!”’ Ook spotte Sarkozy met het risicomijdende gedrag van zijn landgenoten en bezwoer hij dat de ‘chantage van de straat’ dit keer niet zal werken.
Commentatoren zetten ondertussen in op een frontale confrontatie met de vakbonden à la Thatcher in de jaren tachtig. Sarkozy zou niet terug kunnen, omdat hij anders als een tweede Chirac wordt weggezet; de vakbonden niet, omdat dan genadeloos aan het licht komt hoe zwak ze in werkelijkheid zijn. Maar beschikt het rijkeluiszoontje uit Neuilly-sur-Seine over dezelfde ruggengraat als de kruideniersdochter uit Grantham? Dat zal de komende dagen (weken?) moeten blijken. Een voorproefje van een mogelijke afloop kregen de Fransen begin vorige week, toen Sarkozy op bezoek was in het Bretonse plaatsje Guilvinec. Lokale vissers liepen hier te hoop tegen de gestegen dieselprijs. Nadat een regen van scheldwoorden op de president was neergedaald, ontspon zich de volgende dialoog (te vinden op YouTube):
Nicolas Sarkozy: ‘Jullie moeten niet zo mopperen. Bovendien heb ik de zon meegebracht.’
Een visser in het publiek, een oud Bretons gezegde aanhalend: ‘In Bretagne regent het alleen op kloothommels!’
Sarkozy, een moment sprakeloos, maar zich vervolgens naar de visser buigend: ‘Dan zal het hier vaak regenen!’
De visser: ‘Zegt u daarmee dat wij kloothommels zijn?!’
Sarkozy met een veelbetekenende grijns: ‘Nee, maar ze zijn er en ik ken ze.’
Tegen een zo ad rem reagerende president is geen enkele vakbond opgewassen.
MARIJN KRUK
DON’T MENTION ENOCH
De geest van Enoch Powell hangt boven het Britse immigratiedebat als het zwaard van Damocles. Een ieder die zijn naam noemt kan erdoor geraakt worden.
LONDEN – Immigratie bestaat niet meer in het Verenigd Koninkrijk. Tegenwoordig spreekt men over ‘bevolkingsgroei’. Dat bleek tijdens het jongste debat naar aanleiding van de erkenning van de minister van Binnenlandse Zaken dat ze geen flauw idee heeft hoeveel buitenlanders er in het land zijn. Voor de Conservatieve Partij van David Cameron bleek dit eufemisme de manier te zijn om over dit heikele onderwerp te spreken zonder meteen het commentaar te krijgen dat zijn partij elke immigrant het land wil uitzetten. De Labour Partij heeft het wat dat betreft gemakkelijker, zo bleek weer eens toen premier Gordon Brown vorige maand aankondigde Britse banen voor Britse arbeiders te gaan creëren en niemand vreemd opkeek.
Wat immigratie betreft, leven de Conservatieven nu al bijna vier decennia onder de schaduw van de Rivers of Blood-toespraak, waarin de Conservatieve politicus Enoch Powell zijn zorgen over ongelimiteerde immigratie op een retorische en wat ongelukkige wijze had geuit. De classicus zei zich te voelen als een Romein die de Tiber ziet dampen van bloed. In de dagen na zijn rede ontving Powell ontelbare steunbetuigingen en marcheerden duizenden havenarbeiders naar Westminster, waar het politieke establishment een stuk minder gecharmeerd had gereageerd. Twee jaar later boekten de Conservatieven een verrassende verkiezingsoverwinning, vooral in de West-Midlands, waar Powell’s kiesdistrict lag. Zelf maakte Powell deze zege als gewoon kamerlid mee, want partijleider Edward Heath had hem meteen ontslagen als Defensiewoordvoerder.
Binnen de Conservatieve Partij ontstond gaandeweg de jaren een powellistische vleugel, wier leden zich sterk maakten voor een strikt immigratiebeleid, een monetaire politiek en onafhankelijkheid van zowel Brussel als Washington. De powellisten waardeerden het intellect en charisma van De Profeet, zoals sommigen hem noemden, en namen zijn wat meer idiosyncratische ideeën – het herkoloniseren van India was er één van – voor lief. Binnen de Powell-cult leek excentriciteit een voorwaarde voor lidmaatschap te zijn. Een andere Conservatieve brekebeen, Nicholas Ridley, scheef in zijn memoires hoe Powell ooit, getooid met hoed, na een bijeenkomst van de Economic Diner Club via een regenpijp naar beneden kwam, nadat de leden zichzelf ingesloten hadden gevonden toen alle likeurtjes en sigaretten eindelijk op waren.
Simon Heffer deed met de biografie Like a Roman een poging tot eerherstel van Powell. Dit prominente cult-lid schreef dat Powell een groot liefhebber van India was, vloeiend Urdu sprak en als staatssecretaris van volksgezondheid de basis had gelegd voor een multiculturele gezondheidszorg. In een vlaag van overmoed dacht het Conservatieve aspirant-kamerlid Nigel Hastilow dat Powell salonfähig was en schreef onlangs in een Birminghamse krant dat Enoch Powell’s voorspelling dat immigratie het karakter van het land zou veranderen, inderdaad juist was. Hoewel er inhoudelijk iets voor te zeggen valt, bleek het tactisch gezien een blunder, zoals al snel bleek toen de Labour-minister van pensioenen Peter Hain voor open doel kon scoren met de opmerking dat de Conservatieve onderbuik ‘racistisch’ is, terwijl zijn collega Harriet Harman sprak over de ‘same old nasty party’. Hastilow weigerde zich te excuseren, waarna zijn politieke loopbaan voorbij was. Waar Tony Blair Powell na diens heengaan in 1998 een ‘groot politicus’ noemde, daar kunnen de Tories de woorden ‘Enoch’ en ‘Powell’ nog altijd niet in één zin gebruiken. Hoe anders zou het allemaal zijn geweest als Powell Vergilius in het Latijn had geparafraseerd, zoals hij dat aanvankelijk van plan was.
PATRICK VAN IJZENDOORN
REPETERENDE BREUK
Twee rapporten schijnen nieuw licht op de voortdurende discussie over de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs. Geld is niet de oplossing, zo blijkt.
AMSTERDAM – Eigenlijk moeten we helemaal niet zo veel klagen, vindt Sijbolt Noorda, voorzitter van Vereniging Samenwerkende Nederlandse Universiteiten. Op een debat, vorige week in de sociëteit van de Utrechtse studentenvereniging Veritas, legde hij het haarfijn uit: ‘Er zijn meer dan dertigduizend universiteiten op de wereld. Onze dertien stuks horen bij de tweehonderd beste. En als je naar onderzoeksranglijsten kijkt scoren we nog hoger. Zo veel is er niet mis.’
Het is een ongewoon positief geluid in de discussie over de kwaliteit van het onderwijs, die onlangs weer eens werd aangezwengeld, dit keer door het advies van de commissie-Rinnooy Kan. Het wondermiddel voor onderwijsproblemen, zo stelde de commissie, waren betere docenten, docenten die de leerlingen en studenten aanmoedigen en ze op het juiste pad houden. Direct liet minister Plasterk een paar proefballonnetjes op. Studenten moesten zelf meer gaan bijdragen aan de kosten voor betere leraren, of door hoger collegegeld of door een korting op de basisbeurs.
Maar betekent beter ook duurder? Hier loopt de onderwijsdiscussie krom, zo blijkt wanneer je het recent verschenen rapport Education at a Glance, in opdracht van het ministerie van ocw geschreven, nader bekijkt. Nederland betaalt namelijk nu al niet verkeerd. Op een lijst van dertig landen met een relatief soortgelijk bnp blijkt Nederland zijn docenten op zeven andere landen na het meest te betalen. Hogere salarissen kunnen een oplossing zijn voor het lerarentekort, maar kwaliteit komt vooral door andere factoren – hoewel de kwaliteit van het onderwijs en het aantal docenten hand in hand gaan.
Dit bleek weer uit een ander rapport. How the World’s Best-Performing School Systems Come Out on Top van het gerenommeerde consultancybureau McKinsey. De tien landen die nu het beste onderwijs geven en de tien landen die het hardst verbeteren, werden op een aantal punten getoetst. Nederland stond in de toptien, maar week op één essentieel punt af van de andere negen: wie er leraar zijn. Bij de rest van de toptien is de toelating tot een lerarenopleiding een meervoudig selectieproces, waarin kandidaten getest worden op motivatie, geschiktheid en taalvaardigheid. Uiteindelijk wordt een kwart van hen toegelaten. Het contrast met Nederland is evident: de afgelopen jaren is geprobeerd het lerarentekort weg te werken door commerciële massaopleidingen aan te bieden, van hbo’s tot roc’s, waarbij studenten vanaf hun eerste weken voor de klas moeten staan.
Is dit een nieuw geluid? Nee. Zowel studenten als docenten van educatieve opleidingen klagen al veel langer over hun onderwijs. Plasterk moet zijn oor bij hen te luisteren leggen. Kan de discussie opnieuw beginnen.
JOOST DE VRIES
LITERAIRE SUIKEROOM
Wiens brood men eet, wiens woord men spreekt. De Oost-Duitse schrijver Ingo Schulze wil zich niet aan deze oude wijsheid houden.
BERLIJN – In Weimar werd vorige week een van de 750 jaarlijkse Duitse literatuurprijzen uitgereikt. Ingo Schulze (45), schrijver van Simple Stories, mocht naar voren komen. Duitslands grootste literaire talent verbaasde zijn gehoor met een frontale aanval op de sponsor: ‘Het stoort me mateloos dat ik over eon moet nadenken als ik de Thüringer Literaturpreis aanneem.’ De irritatie van de schrijver komt voort uit het feit dat het energieconcern de prijs sponsort middels het bijbehorende geldbedrag van zesduizend euro, een nog kleinere ‘fooi’ dan de Nederlandse Prijs der Letteren, die onlangs door Jeroen Brouwers werd geweigerd. Dit terwijl eon over 2007 een brutowinst van 7,1 miljard euro verwacht.
Dit soort opmerkingen zijn in de Bondsrepubliek ongehoord. Volgens de oerconservatieve Frankfurter Allgemeine Zeitung zijn Duitse lofredes ‘meist quälend langatmige Grußworte’. Plaats voor kritiek is hier meestal niet. Maar Schulze gooide de knuppel in het hoenderhok. Voor stroomgigant eon betekende dat een ‘Super-Gau’, de Duitse afkorting voor ‘der größter anzunehmender Unfall’.
‘Ik voel me tot een soort reclamedrager gedegradeerd’, sprak Schulze. Hij wilde geen ‘bedrijfsprijs’ aannemen van een firma die samen met de Europese energieconcerns rwe, enbw en Vattenfall tachtig procent van de enorme Duitse markt in handen heeft en elk half jaar de energieprijzen met tien procent verhoogt. ‘Eigenlijk is stroom nog te goedkoop’, zei eon-chef Wulf Bernotat dinsdag op een persconferentie in Düsseldorf. Schulze’s klacht wordt dan ook ondersteund door de Europese Commissie die de prijsafspraken tussen de stroomverzorgers aan banden wil leggen.
De hang naar rechtvaardigheid en gematigdheid is in de postcommunistische maatschappij nog stevig aanwezig. Schulze’s tirade zorgde direct voor de gebruikelijke ophef van de conservatieven. cdu-minister Karl Heinz Gasser verweet de literator dat hij ‘de ddr en het socialisme’ terugwenst. Een Totschlagargument dat het altijd goed doet.
Dat noemt Schulze absurd. Hij vindt het in principe in orde als bedrijven zich voor de kunsten inzetten. Het eigenlijke probleem is volgens hem dat de federale overheid nauwelijks nog literatuurprijzen financiert en zo haar verantwoordelijkheid tegenover kunst en cultuur ontloopt. Die lacune vullen ondernemingen op. ‘Dit leidt tot een nieuwe feodalisering van het culturele leven’, aldus Schulze.
Het enfant terrible van de moderne Duitse literatuur is bang voor te veel voorzichtigheid, dankbaarheid en afhankelijkheid tegenover de gulle suikeroom. ‘Als een firma cabaret sponsort, dan zal het cabaret geen grappen over de firma maken’, zei de scribent tegen het weekblad Der Spiegel. Hij meent dat de soevereiniteit van de literatuur in gevaar is.
Alle logo’s en verwijzingen naar de geldgevers bij het literaire prijzencircus grijpen hem langzamerhand bij de keel. Bedrijven zouden alleen interesse hebben in ‘zachte standplaatsfactoren’ en louter sponsoren wat commercieel de meeste aandacht trekt.
‘Ons bruto nationaal product stijgt elk jaar. Het geld is aanwezig’, foeterde Schulze. ‘Aber Kapitalismus braucht keine Demokratie.’
ROB SAVELBERG
PIETER VAN OS
Per 1 november heeft Pieter van Os de redactie van De Groene Amsterdammer verlaten voor een werkkring elders in de journalistiek. Van Os schreef zijn eerste bijdrage voor dit blad in 1998. Hij ontwikkelde zich daarna tot een scherpzinnige en hoogst originele auteur, kenner van internationale betrekkingen, mondiale geldstromen, werken van politieke filosofen en filosofische politicologen, realistische schilders uit Groningen en katholieke architecten in Spanje, maar ook van alle wedstrijden die Johan Cruijff in Amerikaanse dienst speelde. Tussen 2004 en 2006 was hij correspondent voor De Groene in Washington DC. Het spijt ons dat hij bij ons weg is, maar wij wensen hem van harte succes in zijn nieuwe betrekking.
DE REDACTIE