Bobby Fischer (1943-2008)
Bobby Fischer was de laatste wereldkampioen schaken zonder digitale database. De Groene sprak dit weekend met diens ‘menselijke database’.
LONDEN – In het voorjaar speelde ik met mijn schaakclub Dulwich nabij Covent Garden tegen Athenaeum. Een van mijn teamgenoten verloor van een hoogbejaarde heer met een wandelstok. ‘Weet je wie dat was?’ vroeg hij me na afloop, om zelf het antwoord te geven: ‘Bob Wade, de trouwe hulp van Bobby Fischer.’ Ik nam me voor Wade te interviewen voor Schaaknieuws, maar daar was tot op heden niets van gekomen. Fischers overlijden bracht het voornemen in een stroomversnelling. Zodoende vond ik mezelf zondag terug in Wade’s appartement in Greenwich, waar de tafels bezaaid lagen met Fischer-necrologieën en de kasten niets anders bevatten dan schaakboeken, op een rijk geïllustreerd naslagwerk over gemberkleurige poezen na.
De in Nieuw-Zeeland geboren Wade is de koning van de Engelse schaakwereld. In de jaren zestig was Wade meermalen nationaal schaakkampioen. Hij werd geridderd voor zijn bijdrage aan het Britse schaakleven. Onlangs verscheen een boek over hem, Bob Wade: Tribute to a Chess Master. Een groot deel van zijn schaakleven heeft echter in het teken van Fischer gestaan, de schakende Mozart, die hij in 1960 voor het eerst ontmoette tijdens een toernooi in Buenos Aires. ‘Op een van de rustdagen hebben we samen geluncht en de stad verkend. Natuurlijk hebben we over schaken gepraat, maar ook over politiek en zijn leven. Het was in wezen een gewone jongeman.’
Tien jaar later stelde Fischer Wade aan als zijn onderzoeksassistent. ‘We hebben in de jaren zestig drie keer tegen elkaar gespeeld, maar afgezien daarvan bleek hij me sinds eind jaren vijftig te hebben gevolgd. Ik had indertijd een artikel geschreven over een theoretisch nieuwtje, dat hij met succes zou toepassen tegen zijn aartsrivaal Samuel Reshevsky. Het was mijn taak om letterlijk alle schaakzetten van zijn opponenten te verzamelen. Hij was veeleisend. In het begin schreef ik de partijen uit, van links naar rechts. Vanuit New York kwam toen het dringende verzoek om alle zetten ónder elkaar te zetten. Eén keer kregen we ruzie. Dat was tijdens de beroemde Reykjavik-tweekamp. Ik had alle partijen van Fischer verzameld en een uitgever publiceerde ze, tot Fischers woede, niet na de tweekamp, zoals afgesproken, maar halverwege.’
Hoewel Fischer nooit gul was met dankwoorden, zou Wade daarna ook alle partijen van Anatoly Karpov naspeuren. Zijn monnikenarbeid bleek voor niets te zijn geweest: de tweekamp Fischer-Karpov zou nooit plaatsvinden. ‘Ik blijf erbij dat een deel van de schuld ligt bij de diverse schaakbonden, waaronder de Britse, die niet wilden tegemoetkomen aan Fischers eisen. Waar een wil is, is altijd een weg.’ In de loop van de tijd heeft Wade getracht zijn ‘werkgever’ weer aan het bord te krijgen, waarbij niet zo werd gekeken op politieke gevoeligheden. ‘In de jaren tachtig heb ik samen met Euwe nog geprobeerd om een Fischer-Spassky match te organiseren in Zuid-Afrika, maar er was niet genoeg geld. Uiteindelijk kwam er in 1992 toch nog een tweekamp, ja, in Montenegro.’
Wade laat zich liever niet uit over Fischers politieke filosofie, maar wil wel kwijt dat de Amerikanen hun verloren zoon te weinig hebben gerespecteerd. ‘Fischer heeft de schaakheerschappij van de Russen eigenhandig gebroken en daarmee volgens mij, indirect, een bijdrage geleverd aan het einde van de Koude Oorlog.’ Wade had Fischer al jaren niet meer gezien en was van plan om dit voorjaar naar IJsland te reizen om hem te vragen of hij wilde meewerken aan een herziene uitgave van zijn verzamelde partijen. ‘Nu is het helaas te laat’, zegt hij met spijt in zijn stem, en aait zijn kat.
PATRICK VAN IJZENDOORN
Wie is de meest oprechte vriend?
In de eerste ronde van de Servische presidentsverkiezingen won de nationalist Nikolic nipt van de zittende president Tadic. In de tweede ronde moet Servië kiezen: voor of tegen Europa.
AMSTERDAM – De radicale nationalist Tomislav Nikolic heeft afgelopen weekend de eerste ronde van de Servische presidentsverkiezingen gewonnen. Met ruim 39 procent van de stemmen versloeg hij zijn belangrijkste rivaal, de zittende president Boris Tadic, die achterbleef met 35 procent. Omdat geen van de kandidaten de meerderheid van de stemmen behaalde, volgt op 3 februari een tweede, beslissende ronde. Dan zal duidelijk worden wie van de twee uiteindelijk de grootste aanhang heeft in het land.
Nikolic trakteerde zijn Servische Radicale Partij aan het eind van de verkiezingsavond alvast op een enorme taart. Hij weet zeker dat hij ook na de tweede ronde als winnaar uit de bus zal komen. ‘De inwoners van Servië hebben laten zien dat ze aan verandering toe zijn’, sprak hij tot de aanwezigen. Maar ook de gematigde Boris Tadic van de Democratische Partij liet na afloop van de eerste verkiezingsronde weten dat hij zeker is van zijn uiteindelijke winst. ‘We moeten laten zien dat we niet bereid zijn af te wijken van ons Europese pad’, zei hij.
Want de Europese Unie, dat is een van de belangrijkste thema’s van de verkiezingen. In de afgelopen weken matigde Nikolic zijn toon enigszins over een toekomstig toetreden van Servië tot de EU. Maar zo pro-Europees als Tadic zal hij nooit worden. ‘We zeggen geen vaarwel tegen het Westen’, sprak hij in een verkiezingstoespraak tot Serviërs in Kosovo. ‘Maar ze moeten niet aan onze grenzen komen. Rusland is nog altijd onze meest oprechte vriend.’
In zijn kersttoespraak herhaalde Nikolic nog eens dat hij als president nooit bereid zal zijn vermeende oorlogsmisdadigers uit te leveren aan het Joegoslavië Tribunaal in Den Haag. Sommige EU-lidstaten, waaronder Nederland, hebben juist die medewerking met het tribunaal als essentiële eis gesteld voor de mogelijke ondertekening van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst op 28 januari. Ondanks de afgezwakte toon van Nikolic lijkt het er vooralsnog niet op dat Servië onder zijn leiding snel tot de EU zal kunnen toetreden.
Ondertussen is het debat tussen de EU-leden over de toekomstige onafhankelijkheid van Kosovo nog altijd in volle gang. De landen kunnen het niet eens worden over de Europese missie die ze naar het gebied willen sturen. De president van Albanië heeft geen zin om nog langer op de uitkomst van het gesteggel van de lidstaten te wachten. Komend weekend brengt hij alvast een officieel bezoek aan Kosovo, met in zijn kielzog een delegatie van honderd politici en zakenmannen. Want hoewel Albanië deze week nog eens heeft benadrukt dat het niet van plan is Kosovo in de toekomst te annexeren, valt er natuurlijk genoeg zaken te doen met het (bijna) nieuwe land.
JORIE HORSTHUIS
Symbolisch groen
Geheel volgens de groene trend hebben Berlijnse politici bedacht dat de stad een autowerende milieuzone moet krijgen. Maar maatregelen tegen auto’s in Europa’s grootste autoland gaan nooit van een leien dakje.
BERLIJN – Duitsland wil graag te boek staan als het milieuvriendelijkste land ter wereld. Met de nieuwste umweltfreundliche maatregelen lijkt men echter door te slaan. In Berlijn, en in enkele andere steden, is nu een milieuzone ingesteld. Automobilisten die het centrum van de stad willen bereiken dienen hun auto van een fijnstofsticker te voorzien. Op korte termijn zullen meer steden, waaronder München, Frankfurt, Dortmund en Düsseldorf, dit voorbeeld volgen.
Met deze wat drastische maatregel loopt Berlijn vooruit op de Europese fijnstofrichtlijn die in 2010 van kracht zal worden. Hierin worden voertuigen ingedeeld in vier categorieën, die respectievelijk geen, een rode, gele of groene sticker krijgen. Dit naar de mate van uitstoot van het voor de mens giftige fijnstof. In Berlijn mogen vanaf het begin van dit jaar alleen auto’s voorzien van een van de drie stickers nog binnen de Umweltzone rijden. Vanaf 2010 is de binnenstad alleen nog voor auto’s met een groene sticker bereikbaar. De maatregel geldt voor alle voertuigen, dus ook voor de auto’s van Nederlandse toeristen.
Maar is deze maatregel wel noodzakelijk? De meningen zijn verdeeld. Zo hebben nieuwe metingen aangetoond dat het aantal gebieden waar de fijnstofconcentratie te hoog is, drastisch afneemt. Deze trend zal zich in de toekomst hoogstwaarschijnlijk voortzetten nu nieuw geproduceerde auto’s in de regel ook schonere auto’s zijn. Ook blijkt uit recent onderzoek dat door het instellen van een milieuzone de fijnstofconcentratie slechts zeer gering zal afnemen. Maar Berlijn is ambitieus en wil graag zijn milieuvriendelijke imago verder oppoetsen.
Het lijkt er dan ook op dat het instellen van de milieuzone slechts een eerste stap is in een poging de binnenstad geheel autovrij te maken. Of, zoals milieusenator Katrin Lompscher (Linke) het stelt: ‘Het langetermijndoel is auto’s eruit, mobiliteit behouden.’ Het psychologische signaal is belangrijker dan het directe effect van de ingevoerde fijnstofregeling.
Eén ding is zeker, de toch al fragiele economie van de hoofdstad zal grote hinder ondervinden van de plannen van het stadsbestuur. Kleine (transport)ondernemers en reisorganisaties worden direct in hun voortbestaan bedreigd. Hun oudere dieselbussen komen veelal niet voor een sticker in aanmerking, waardoor zij niet meer in de binnenstad mogen komen. Een desastreuze ontwikkeling, aangezien de milieuzone in Berlijn maar liefst 88 vierkante kilometer bestrijkt.
Als het stadsbestuur daadwerkelijk iets aan het milieu en de luchtkwaliteit zou willen doen, zou niet de fijnstofuitstoot maar de hoeveelheid geproduceerde koolstofmonoxide de norm moeten zijn. Dan zouden niet de oude dieseltjes maar de door de Duitsers zo geliefde benzineverslindende bolides van de weg moeten. Deze ‘Klimakillers’ kunnen nu eenvoudig een groene sticker krijgen, terwijl wat oudere kleine auto’s buiten de milieuzone moeten blijven. Het zou goed zijn als de Berlijnse senaat daarbij het goede voorbeeld geeft. Op dit moment rijdt alleen de milieusenator zelf in een spaarzame hybride auto. Haar collega’s blijven zich verplaatsen in zware benzinegrootverbruikers, het liefst van Duitse makelij. Raadslid Michael Schäfer (Grünen): ‘De klimaatpolitiek van de senaat is voor een groot gedeelte symboolpolitiek. Als het erop aankomt nemen ze het zelf niet zo nauw met de regels’.
STEPHAN SWINKELS
Kip van de rekening
De verkoop van scharrelkipvlees in Engeland is de afgelopen weken sterk toegenomen, dankzij enkele pedagogische acties van twee topkoks.
LONDEN – In de ogen van de Britse regering zijn alle dieren gelijk, maar sommige dieren zijn toch iets meer gelijk dan andere. De vossen hebben het wat rustiger gekregen, nu de vossenjacht, op papier althans, is afgeschaft. Ook het leven van eksters, tortelduiven en kraaien is er veiliger op geworden, nu jagers ze eerst moeten waarschuwen alvorens een schot te lossen. Hengelaars kijken met vrees naar de toekomst, terwijl er, wat het ministerie van Volksgezondheid betreft, hoop gloort voor meerokende poezen, honden en marmotten.
Treurig, daarentegen, is het lot van de 855 miljoen kippen die jaarlijks na een kiponwaardig bestaan van 39 dagen in de fabrieksloodsen worden geslacht en voor een grijpstuiver verkocht in supermarkten of fastfoodketens. Daarnaast ‘leven’ er nog miljoenen kippen in de legbatterijen. Uiteindelijk eet slechts vijf procent van de Britten scharrelvlees en komt meer dan zestig procent van de eieren van de legbatterij.
De vraag naar kip is oneindig. Enkele jaren geleden constateerde een minister tevreden dat chicken tikka masala het hoofdgerecht van de multiculturele samenleving was. Een kip bij Tesco kost omgerekend 3,30 euro. Op zijn beurt betaalt deze supermarkt, een belangrijke donateur van New Labour, nog geen vijf cent per kip aan de pluimveehouder. Tot wat voor dierenleed dat leidt, was te zien bij televisiezender Channel 4. Twee topkoks, Hugh Fearnley-Whittingstall en Jamie Oliver, ondernamen pogingen om het kippenetende publiek voor te lichten over de herkomst van hun voordelige vlees. Eerstgenoemde probeerde zijn woonplaats Axminster om te toveren tot een scharrelkipdorp, terwijl zijn bekende collega op aanschouwelijke wijze liet zien hoe het traject van kuiken tot kippenpoot, van kip tot kebab, verloopt. Hij liet onder meer zien hoe overbodige kuikentjes worden gedood door verstikking.
De onwetendheid, of welbewuste desinteresse, onder de kippeneters bleek schokkend te zijn. Om een of andere reden slaagden weinig carnivoren erin het causale verband te leggen tussen het goedkope vlees en het gebrek aan kippen in de buitenlucht. Binnen de volksvertegenwoordiging, ondertussen, bestaat er weinig animo om iets aan het georganiseerde kippenleed te doen, al heeft landbouwminister Hilary Benn, de eerste vegetariër op deze kabinetspost, aangekondigd dat de legbatterijen vanaf 2010 iets ruimer zullen worden, en uitgerust zullen worden met speelgoed. Deze bescheiden stap voorwaarts wordt gecompenseerd door een richtlijn van de Europese Unie, die ertoe zal leiden dat de Britse fabriekskippen rond diezelfde tijd nog minder vierkante centimeter tot hun beschikking hebben.
De meeste supermarkten waren bepaald ongelukkig met de campagne van de topkoks. Alleen het relatief luxe Waitrose, Oliver’s werkgever Sainsbury en het vaalgroene Co-op kwamen tijdens de kippenweek met concrete beloften om tot een beter welzijn voor de kippen te komen. Andere grootgrutters verscholen zich achter de keuzevrijheid voor de klanten, de pathetische welzijnsrichtlijnen van de pluimveesector en het lot van de minder bedeelden. Dat laatste bleek binnen deze klassensamenleving een veelgehoorde klacht te zijn, met name bij de populistische pers: twee koks uit de middle class die de ‘armen’ hun fundamentele grondrecht op het eten van een goedkope kip onthouden. Echter, wie in het winkelmandje van de gedepriveerde consument spiekt, zal naast het twee-kippen-voor-vijf-pond-pakket (eentje voor de Rottweiler), niet zelden een stilleven van staatsloten, sigaretten en sterke drank aantreffen.
PATRICK VAN IJZENDOORN