De Zuid-Afrikaanse fotograaf Roger Ballen maakt het soort werk dat een publiek doet splijten: liefhebbers roemen zijn zwart-wit fotos van verloederde, blanke, Zuid-Afrikaanse plattelandsbewoners om hun vermeende in zicht in de schaars verlichte hoeken van de menselijke ziel; tegenstanders gruwen van hun exploitatieve, en, volgens enkele blanke criticasters, blasfemische karakter.
Ballens fotos laten zich moeilijk op een puur formele manier bekijken. Daarvoor dringt hun on derwerp zich te zeer op; daarvoor zijn de beelden van armoede en moreel verval te dwingend. Of je ze waardeert hangt af van je bereidheid om jezelf in deze «maskerloze wezens» te herkennen, of je wilt accepteren dat hun driften en lusten ook de jouwe zijn. Kun je dat niet, dan blijft Ballens werk een variatie op de man met de drie benen en de vrouw met de baard, een freakshow dus één van oog strelende schoonheid, dat wel.
Het zijn apolitieke fotos die de wanden van De Hallen sieren, én ahistorische. De afgelopen jaren verruilde Ballen het frontale, aan Walker Evans en vooral Diane Arbus schatplichtige portret voor het nauwkeurig geënsceneerde stilleven. De mensen, dieren en objecten die zijn vroegere fotos bevolkten verwerden van doel tot middel. Ballen gebruikt ze zoals een beeldhouwer zijn marmer ge bruikt: als materiaal. De voornaamste inspiratiebronnen voor deze fotos vinden we niet in de geschiedenis van de fotografie, maar in die van de schilderkunst: in de collagetechnieken van Max Ernst, in de draadfiguren van Miró, in de kindertekeningen van de Art Brut en in de naar zweet en sperma geurende doeken van de Ierse schilder Francis Bacon. Ballens methode is sinds de surrealisten beproefd: objecten die niets met elkaar te maken hebben worden naast elkaar gezet om een effect te bereiken dat men vervreemdend zou noemen, als dat niet zon uitgesleten begrip zou zijn.
Een aantal objecten keert steeds terug: de klerenhangers; de loshangende bedrading; de rudimentaire, op Afrikaanse maskers lijkende gezichten; de ratten, de eenden, de konijnen; het afgehakte poppenhoofd en de teddybeer met één oog een zekere lust im Grauen kan Ballen niet ontzegd worden, soms schurken zijn fotos tegen de horrorkitsch aan. Gefotografeerd met harde flits en op duikend in steeds andere formaties vormen ze de inboedel van een plek die het midden houdt tussen een psychiatrische kliniek en een spookhuis exotisch in zijn lelijkheid, griezelig in zijn wreedheid, met weinig diepte en soms tegen het abstracte aan. Dichter bij de hel dan dit kom je niet. Ik denk dat David Lynch er graag gaat wandelen.
Het merkwaardige aan Ballens fotos is dat ze niet te lijden hebben onder de strakke regie. Zelden ogen ze steriel of overgestileerd; compositorisch zijn ze meestal net off-beat. En anders gebeurt er voor de lens wel iets wat de boel doet wankelen of tot leven brengt: een kattenlichaam dat op een vreemde manier door het kader wordt afgesneden, een konijnenoog dat op een griezelige manier opgloeit in het flitslicht. Roger Ballen regeert over zijn scheppingen als een godheid: zelfs het toeval wordt door hem geregisseerd.
De Hallen, Haarlem, tot 4 december; Reflex New Art Gallery,
Amsterdam, t/m 25 oktober