Alle Engelse schoolkinderen kennen het rijmpje, en alle volwassenen dus ook: Remember, remember the Fifth of November/ The Gunpowder Treason and Plot/ I know of no reason/ Why the Gunpowder Treason/ Should ever be forgot.

Die vijfde november verwijst naar het Jaar des Heren 1605, waarin een groep katholieke rebellen het Hogerhuis tijdens een bezoek van de protestantse koning James I bijna opblies. Het wordt nog steeds gevierd, als Guy Fawkes Night waarbij door heel Engeland vreugdevuren worden aangestoken.

Zoals complotten vaak door stommigheid uit elkaar vallen, zo schoten de zeventiende-eeuwse verraders zichzelf in de voet door een anonieme brief te sturen aan Lord Monteagle. Dat hij zich beter kon verexcuseren voor de eerstvolgende zitting van het parlement, wanneer de koning zou spreken. Er zou, schreef de anonieme tipgever, ‘a terrible blow’ worden uitgedeeld, ‘and yet they shall not see who hurts them’. In voorgaande jaren had Monteagle als katholiek meegedaan aan opstanden tegen de protestantse Elizabeth I, de Virgin Queen. De plotters dachten in hem een medestander te hebben. Maar inmiddels was Monteagle iets ouder (eind twintig, wat in die tijd als redelijk middelbaar gold) en had hij zijn katholicisme en zijn opstandige inborst afgezworen. Hij gaf de brief meteen aan de raadgevers van de koning. James vond zichzelf nogal een detective, iemand die er prat op ging door bijgeloof en leugens heen te prikken, en zou later claimen te hebben bedacht dat de klap die niet gezien zou worden een bom moest zijn. Het parlement werd doorzocht, en in de kelder werd een verdachte figuur aangetroffen bij een ruimte. In die ruimte: 36 tonnen vol buskruit.

In heel Londen brak paniek uit; mensen sloten zich op in hun huis uit angst door boze menigtes gelyncht te worden. Tegelijkertijd werden overal vreugdevuren aangestoken om te vieren dat de aanslag was mislukt, maar ook om de onrustige stad verlicht te houden, zodat een eventuele opstand snel gezien kon worden.

Nadat hij naar goed zeventiende-eeuws gebruik lang genoeg gemarteld was, bekende de man uit de kelder dat zijn naam Guy Fawkes was, dat hij katholiek was, en noemde hij de namen van zijn medestanders. Die rebellen – een groep van een man of honderd – trokken die dagen door de Midlands, op zoek naar volkssteun nu de koning dood was. Maar die was niet dood, de aanslag was mislukt, het volk had geen zin in hun opstand, veel van de rebellen deserteerden, en de harde kern sloot zich op in een landhuis om de kans af te wachten zich dood te vechten tegen de soldaten van de koning. Terwijl ze wachtten ontplofte een vat buskruit en raakten verschillende rebellen zwaargewond. Die ironie bleef hun niet onopgemerkt. Een van hen bekende later dat ‘het leek alsof hij God had beledigd met zijn complot, en nu met dezelfde slechte middelen getroffen werd’.

Iets later sprak de koning alsnog het parlement toe. Het volk was uitgelopen om te zien hoe de overlevende rebellen als gevangenen Londen binnen werden gebracht, zei James, om ze te zien als ‘the rarest sort of monsters’.

Het kan dus niet anders, schrijft de Amerikaanse historicus James Shapiro in The Year of Lear, dan dat de bezoekers in het Globe Theatre precies wisten waar Shakespeare op doelde toen een jaar later Macduff op het podium de Schotse koningsmoordenaar Macbeth toebeet:

Yield thee coward,

And live to be a show and gaze o’th’ time!

Shakespeare heeft ons geleerd wat het is om een mens te zijn en naar onszelf te kijken als een moreel wezen

We’ll have thee, as our rarer monsters are,

Painted upon a pole.

Het jaar van Lear is 1606, het jaar waarin Shakespeare King Lear voltooide en Macbeth en Anthony and Cleopatra schreef, drie stukken die nog steeds gelden als enkele van zijn beste. Eerder schreef Shapiro een soortgelijk boek, 1599: A Year in the Life of William Shakespeare, waarin Shakespeare Henry V, Julius Caesar en As You Like It schreef, en begon aan Hamlet. Nog altijd is er veel niet bekend over het leven van de bard – veel zal ook nooit bekend worden bij gebrek aan bron- en archiefmateriaal. Dus hanteert Shapiro een andere methode om dichter tot Shakespeare te komen: hij bestudeert de politieke en culturele ontwikkelingen uit Shakespeare’s tijd (de geboortedatum is niet bekend, maar hij werd gedoopt op 26 april 1564 en overleed op 23 april 1616, deze maand vierhonderd jaar geleden), kijkt naar de populaire en invloedrijke geschriften en vergelijkt die met het werk van Shakespeare uit die tijd.

Nog even los van het feit dat het boek vlot leest en mooie beschouwingen geeft op de stukken is The Year of Lear door de kenners in de Angelsaksische wereld onthaald als een schot in de roos. In dit Shakespeare-jaar is het onmiskenbaar een van de grootste titels. Shapiro weet heel plausibel de oorsprong van verschillende stukken te herleiden naar de politieke ontwikkelingen, en dan met name die rond de nieuwe koning.

De troonsbestijging van James I was in 1603 verrassend makkelijk verlopen. De illustere koningin Elizabeth was nooit getrouwd, en had dus geen kinderen – en dus week men na haar overlijden uit naar de koning van Schotland, een achterkleinkind van Elizabeths grootvader. Via hem versmolten Engeland en Schotland tot één koninkrijk. Voor toneelspelers waren die eerste jaren van de zeventiende eeuw niet heel florissant; nadat na de lange rouw om Elizabeth de theaters weer open mochten, teisterde de pest Londen, waardoor veel theaters toch dicht bleven. Maar met James gingen de luiken open; James richtte zijn eigen gezelschap op, de King’s Men, waar Shakespeare deel van uit mocht maken, en bestelde het ene na het andere nieuwe toneelstuk. Shakespeare kon aan de bak.

En hij maakte van de gelegenheid gebruik om op het nieuwe bewind in te spelen, zegt Shapiro. Tijdens Elizabeth gingen zijn stukken over de Engelse geschiedenis – ze zouden definiëren wat het is om Engels te zijn. Maar met de nieuwe koning die Schotland, Engeland en Ierland verbond tot Groot-Brittannië, ging het ineens over ‘Britse’ geschiedenis. Het bewijs zit in de tekst: het woord ‘Engeland’ gebruikte hij 224 keer tijdens Elizabeth, tijdens James maar 21 keer. Tijdens Elizabeth viel het woord ‘Britain’ maar drie keer; tijdens James 29 keer.

James’ eerste politieke missie was om een officiële unie tussen Engeland en Schotland te bewerkstelligen; King Lear ging volledig over de gevaren die het met zich meebrengt om een koninkrijk op te delen, zoals de oude koning onder zijn (on)dankbare dochters doet. James geloofde in hekserij en schreef er een boek over; Macbeth werd ingefluisterd door drie heksen boven hun toverketel. ‘Double, double toil and trouble, fire burn and cauldron bubble. Something wicked this way comes.’

James was gefascineerd door mensen die zeiden door demonen bezeten te zijn; in zowel King Lear als Macbeth voerde Shakespeare personages op die in meer of mindere mate bezeten waren, en putte uit het standaardwerk van ene Samuel Harsnett over bezetenen. Shapiro kan fragmenten aanwijzen waarin Shakespeare uitdrukkingen gebruikt die hij bijna letterlijk overnam uit Harsnetts werk. Hoewel verschillende andere toneelschrijvers tijdens Elizabeth aan stukken over de liefde tussen Marcus Antonius en Cleopatra werkten, durfden ze die niet op te voeren. Hoewel ze officieel maagd was, vermoedde vrijwel iedereen dat Elizabeth een affaire had met de graaf van Essex; deze faalde op het slagveld in Ierland, keerde boos terug zonder koninklijke toestemming, raakte gebrouilleerd met en kwam in opstand tegen Elizabeth. Hij zou de laatste persoon zijn die op de Tower Green onthoofd zou worden. Naar verluidt had de beul drie slagen nodig.

Een toneelstuk over een gevallen Romeinse veldheer die het desastreus met een koningin aanpapt zou al snel als politiek commentaar worden opgevat, maar met de komst van James was de weg vrij. Shakespeare’s Cleopatra, een van zijn beste rollen voor vrouwen, is iemand die constant naar zichzelf kijkt, bewust is van de rol die ze speelt, op zoek naar het succes van haar manipulatie. Je kunt in zijn Cleopatra een commentaar zien op Elizabeth, eveneens een koningin die als geen ander bewust de rol van koningin kon spelen. All the world’s a stage niet waar?

Shakespeare heeft van nature iets intimiderends. Zijn werk is zó gecanoniseerd, geldt als zó geniaal, heeft zozeer onze literaire cultuur bepaald – het is alsof je tegenover de Himalaya staat; die bergen kun je niet wegdenken. De grote Amerikaanse letterkundige Harold Bloom noemde zijn Shakespeare-boek zelfs ‘the invention of the human’, omdat, volgens hem, Shakespeare ons geleerd heeft wat het is om een mens te zijn en naar onszelf te kijken als een moreel wezen. Het is niet zo dat het werk van Shapiro Shakespeare minder bijzonder maakt, maar het maakt het wel meer grijpbaar. Shapiro legt uit waar Shakespeare jat, kopieert en leent – zo schreef hij lange stukken over uit Plutarchus’ portret van Marcus Antonius en bestond King Lear al als King Leir. Shapiro legt uit hoe ontzettend meer literair en complex Shakespeare dat bestaande stuk maakte, al wijst hij er wel even fijntjes op dat hij zich in de eerste Folio’s van Shakespeare een paar keer verschrijft en er ‘Leir’ staat in plaats van ‘Lear’. Maar wat The Year of Lear uiteindelijk laat zien, is dat er vier eeuwen na zijn dood nog steeds nieuwe perspectieven zijn te vinden om naar zijn werk te kijken, en dus nieuwe manieren om het eindeloos levend te houden. Die bergen vervlakken niet.


Beeld: Praag, circa 1963. King Lear, Royal Shakespeare Company geregisseerd door Peter Brook (Josef Koudelka/Magnum/HH)