OP 11 JULI 1991 waren we op Schiphol voor een vlucht naar Rome. We waren veel te vroeg door de douane gegaan en verveelden ons. Ergens hing een onooglijk, handgeschreven briefje: ‘Tussen 12.00 en 13.00 uur signeert bestsellerauteur Dick Francis in de boekwinkel.’ Ik verzin dit niet, de bewijzen liggen op dit moment voor me op mijn bureau. Dick Francis! Ik had destijds vrijwel al zijn boeken gelezen en er geweldig veel plezier aan beleefd. Dit liet ik me niet ontgaan. Snel dus naar de boekenzaak, maar daar was hij niet, ik werd verwezen naar de veel kleinere boekenkiosk aan de andere kant van de gigantische vertrekhal. Ik kocht gauw de twee aanwezige Francis-titels, Longshot (vierde druk 1990) en Straight (tweede druk 1989), op naar de boekenkiosk. Ik vreesde het ergste: het was al kwart voor één, er zou vast een geweldige rij staan, ik moest me haasten.
Een paar dagen geleden overleed hij, bijna negentig jaar. Hij was eerst een tamelijk succesvol jockey, waarover hij aanstekelijk en geestig schreef in het autobiografische The Sports of Queens (1957). Ook het verhaal dat hij in 1956 bijna de Grand National won - hij lag op kop maar zijn paard viel vlak voor de eindstreep - liet hij niet onvermeld. Je kunt rustig zeggen dat hij een verslaafde was aan de paardensport. Een paardenjunk. Vanaf 1962, te beginnen met Dead Cert, schreef hij ruim veertig thrillers die zich vrijwel allemaal in de Engelse paardenwereld afspelen. Vooral in die van de steeplechase en de gewone paardenraces. In Nederland is paardensport nooit goed van de grond gekomen, bij ons heb je harddraverijen met paarden voor sulky’s: ze leiden een kwijnend bestaan. Maar in Engeland is de paardensport een grote industrie en Francis gaf je in zijn romans de illusie dat hij je in deze wereld inwijdde. De wereld van jockeys, trainers, veeartsen, advocaten, paardenvervoerbedrijven, gokkers, stewards en handelaren. En het verveelde nooit, steeds slaagde hij erin een nieuw aspect aan te boren en uit te werken. Hij probeerde wel eens een ander milieu uit, maar dat zette geen zoden aan de dijk, gauw wegleggen dat boek.
Francis was een uitermate kundig thrillerauteur die precies wist hoe je een verhaal in elkaar moet zetten en hoe je een held leven inblaast. Hij was een absoluut meester in de introductie van het geheel. Neem bijvoorbeeld het begin van Straight: ‘Ik erfde mijn broers leven. Erfde zijn bureau, zijn zaak, zijn spullen, zijn vijanden, zijn paarden en zijn vriendin. Ik erfde mijn broers leven, en het doodde me bijna.’ Dit is nog eens terzake komen: je weet als lezer precies wat je kunt verwachten en Francis zou Francis niet zijn als het niet allemaal uitkwam. Bij hem geen lange beschrijvingen, geen natuurgedoe, geen filosofische beschouwingen. Rechttoe, rechtaan, maar altijd jaloers makend precies en vooral laconiek van toon en inzet. Misschien was die laconiekheid hét kenmerk van zijn stijl: nuchterheid, precisie, geen aanstellerij. Allemaal eigenschappen die hij ook aan zijn helden gaf. Van zelfmedelijden en zieligheid hebben zij nooit gehoord, al wist Francis heel goed dat je een held nooit helemaal heldhaftig moet laten zijn, er moet een steekje los zitten. Dus creëerde hij opvallende figuren: met een lam armpje, rare ouders, mank been, alcoholverslaving, half crimineel verleden, een onterfde, een armoedzaaier, een door vriendin verlatene. En uiteraard altijd een loner, wat dat betreft hield hij zich strikt aan de codes van het genre. Verliefd worden, daar deed hij wel aan in zijn werk, maar dat was bijzaak en bij hem hoefde je niet te rekenen op vurige seks.
Fameus zijn z'n martelscènes. In de goede Francis-boeken raakt de held altijd een keer in handen van de al of niet zichtbare Vijand. Hier ging hij eens extra voor zitten, zijn beschrijvingen kregen dan vaak een ongehoord verschrikkelijke lading, alsof hij het leuk vond de lezer hiermee op te zadelen. Je zag het allemaal tot in alle details voor je. Van ranselen, verbranden, half verdrinken tot ernstig verminken. Overslaan was geen optie omdat je ook wel wist dat het uiteindelijk allemaal op z'n pootjes terecht zou komen.
Francis had een hoge pet op van de Engelse adel, daar heb ik vaak hardop over geschaterd, hij kon het gewoonweg niet laten. Zijn adellijke personages zijn altijd positief en edel, vaak zijn ze, wel altijd buiten hun schuld, enigszins aan lager wal geraakt. Hun landgoed is opgekocht door een industrieel die er een pretpark wil beginnen. Maar ze slaan zich erdoorheen, ze doen onophoudelijk veel goede werken en houden de Engelse eer hoog. En vaak trouwt de held met de dochter des huizes. Ik was het daar altijd erg mee eens. Boeven komen bij hem vrijwel altijd uit de hogere middenklasse, het zijn omhooggevallen bourgeoistypes, patjepeeërs zal ik maar zeggen.
In de kleine boekenkiosk was niemand. Ik werd behoorlijk zenuwachtig. Achter een houten tafeltje zat waarachtig Dick Francis, ik herkende hem van foto’s. Hij dronk witte wijn. Hij stond op en gaf me glimlachend een hand, hij was twee koppen kleiner dan ik, uitermate fragiel. Ik vertelde dat ik zijn werk enorm bewonderde en dat ik hem graag twee boeken wilde laten signeren. Hij ging zitten en pakte de boeken aan. Hij vroeg me hoe ik heette en hoe ik die naam schreef. Daarop schreef hij met forse letters op de titelpagina van Longshot ‘Kees, Hi!’ en daaronder zijn handtekening. En op de titelpagina van Straight schreef hij ‘Hi Kees!’, en daaronder weer zijn handtekening. Later zette ik er de datum in: ‘Schiphol, 11 juli 1991’.