Het is geen toeval dat de drijvende krachten achter ACTA, het internationale verdrag tegen inbreuk op auteursrechten, worden gevormd door landen die veel te verliezen hebben bij de schijnbaar grenzeloze vrijheid op het web. ACTA, acroniem van Anti-Counterfeiting Trade Agreement, is een initiatief van Japan en de Verenigde Staten en dient in de eerste plaats de belangen van de gevestigde film- en muziekindustrie. Tegenstanders van het verdrag, die zich de laatste maanden overal in Europa met succes hebben geroerd, waarschuwen dat daarmee de vrijheid op het web op ontoelaatbare wijze wordt ingeperkt. Die vrees is niet helemaal ongegrond, want oorspronkelijk zouden benadeelde private ondernemingen zelfs de mogelijkheid krijgen rechtstreeks op te treden tegen websites die zich naar hun oordeel bezondigen aan onrechtmatig gebruik.
De situatie rond de wereldwijde pogingen het web te reguleren doet soms denken aan de Koude Oorlog, met vergelijkbare posities. Aan de ene kant staan liberale, overwegend westerse landen die de vrijheid van de internetgebruikers willen inperken om economische en financiële belangen veilig te stellen, aan de andere kant doen min of meer autoritaire staten verwoede pogingen om hun onwelgevallige politieke geluiden de kop in te drukken of op z'n minst te controleren. Voor digitale utopisten vormen deze ontwikkelingen eens te meer bewijs dat traditionele politieke en economische machten samenspannen om de droom van een universele en democratische cyberspace definitief om zeep te helpen.
Deze voorstelling van zaken impliceert dat wetgeving in het kader van het auteursrecht - zoals ACTA - in wezen niet anders is dan de censuurmaatregelen in autoritaire staten. Maar zo eenvoudig is de kwestie misschien toch niet. Het begint er al mee dat het auteursrecht niet alleen grote ondernemingen dient, maar ook de basis vormt van de broodwinning van vele al even eenvoudige burgers als de internetgebruikers zelf. Niet alleen het maken van muziek, literatuur en films, maar ook architectuur, design en industriële uitvindingen zouden zonder bescherming van intellectueel eigendom gereduceerd worden tot onbetaalde hobby’s. Het moge duidelijk zijn dat de gevolgen daarvan nogal ingrijpend zijn.
Neem de professionele journalistiek, te beginnen in de VS, die het grotendeels zonder auteursrechtelijke bescherming moet stellen en sinds een aantal jaren een dramatische neergang heeft ondergaan. De oorzaak daarvan is min of meer inherent aan het product: het auteursrecht blijkt namelijk in het geval van de professionele nieuwsjournalistiek, vooral in print, geen enkel houvast te bieden. Foto’s, films en ander audiovisueel materiaal zijn door hun integrale karakter - als beelden - doorgaans goed beschermd: wie op zijn website of in een krant zonder toestemming een afbeelding of videofragment opneemt, kan onder de huidige wetgeving al veroordeeld worden tot forse boetes. Zelfs het opnemen van een deel van een foto is taboe - sterker nog: de boete kan op grond van ‘verminking’ aanmerkelijk hoger uitpakken.
In tegenstelling tot het audiovisueel materiaal zijn de producten van vooral de schrijvende journalistiek vrijwel onbeschermd. Je kunt als journalist maandenlang werken aan een onthulling, op het moment dat je werk wordt gepubliceerd, ben je de greep op het resultaat in een klap kwijt. Het letterlijk overnemen van een artikel is weliswaar niet geoorloofd, maar alle media kunnen er in het kader van de vrije nieuwsgaring een ‘eigen’ verhaal van maken. Precies deze omstandigheid verklaart waarom de nieuwsjournalistiek misschien wel het meest te lijden heeft onder de gevolgen van de digitale revolutie. Werd het gebrek aan auteursrechtelijke bescherming in het predigitale tijdperk nog getemperd door de afwezigheid van concurrenten - als je het nieuws wilde volgen, ontkwam je er niet aan je te abonneren op een regionale of nationale krant - nu is het hek van de dam. Sterker nog: de concurrenten gaan er massaal met het werk van anderen vandoor.
Die Gedanken sind frei luidt de titel van een populair loflied op de vrijheid van denken, daterend uit de vroege negentiende eeuw. Een digitale vertaalmachine vertaalt deze frase onbekommerd als ‘de gedachten zijn gratis’ - de geest van onze tijd kan niet mooier worden samengevat. Het is een ideaal dat niet alleen tegenstanders van ACTA, maar ook anderen serieus bepleiten: alle kennis en cultuur moet publiek beschikbaar zijn, alles, voor iedereen. Het is een lovenswaardig humanistisch ideaal, maar onrealistisch zolang we niet in staat zijn alternatieve vormen van - publieke - financiering voor kunst, wetenschap en informatie te creëren. Niet alleen het debat rond ACTA, maar ook de worsteling van de professionele journalistiek bewijst dat de kwestie van intellectueel eigendom tot de meest dringende van onze tijd behoort - maar ook dat het denken daarover feitelijk nog in de kinderschoenen staat.
Rubriek Media
Die Gedanken sind frei
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2012/8
www.groene.nl/2012/8