Mehmet Sahin (35) en zijn buren Rianne (23) en Johan (28) staan voor een stoplicht op de Johan de Wittlaan in de Arnhemse achterstandswijk ’t Broek en wachten tot het sein op groen springt. Even daarvoor was Sahin nog zijn spraakzame zelf. Nu is hij plotseling stil en heeft hij zijn blik naar beneden gericht en zijn schouders licht opgetrokken. Achter hem staat een dame met een hoofddoek om. Vermoedelijk een Turkse. Sahin merkte haar op toen hij over zijn schouder keek. Rianne en Johan zien zijn verkramping niet en praten onbekommerd verder over een sticker van de Koerdische partij pdk die op dit stoplicht was geplakt maar die inmiddels weer verwijderd is. Waarom is de sticker verdwenen? vragen Johan en Rianne zich af. Heeft het iets te maken met de jaren oude spanningen die in ’t Broek heersen tussen Koerden en Turken? Sahin mengt zich maar halfhartig in het gesprek. ‘Ach, het is maar een kleine partij’, zegt hij met een schuin oog op de dame die achter hem staat. Als het stoplicht op groen springt, steekt Sahin met grote, snelle passen over.

Twee dagen daarvoor zit Sahin op een caféterras in de binnenstad. Hij spreekt daar veel liever af dan in zijn wijk ’t Broek. ‘Hier komen niet zo veel Turkse mensen’, is zijn verklaring. Hij vertelt net dat hij tijdens het voorbije Suikerfeest geen enkele bezoeker over de vloer heeft gekregen – familie noch kennissen – als hij opeens opstaat en zegt dat hij het gesprek moet afbreken. Er liep een bekende langs uit ’t Broek die aan de Turkse gemeenschap in Arnhem zou kunnen doorgeven dat Sahin met vreemden afspreekt in een café pal naast een synagoge. Sahin stapt op zijn fiets en gaat naar huis via een andere route dan gewoonlijk. De omweg loopt via een industrieterrein en niet door ’t Broek. ‘Ik wil niet dat mensen mij vies gaan aankijken.’

Anderhalve week eerder wil Sahin nog veel verder weg afspreken, in Ede-Wageningen, waar hij zich helemaal onbespied kan wanen. Het is ramadan. Vorig jaar, vertelt hij, was het een zoete inval bij hem thuis. Het was een komen en gaan van Turkse buren en familieleden. ‘Ik heb deze ramadan nog geprobeerd om de band met de gemeenschap weer aan te halen, maar het is me niet gelukt’, vertelt hij. ‘Ik heb tegen een vooraanstaande figuur in de Turkse gemeenschap gezegd dat ik wil participeren in het gebed in de moskee. Die meneer zei: “Je bent welkom, maar als er iets met je gebeurt, dan kunnen we geen verantwoordelijkheid nemen.” Nu zit ik altijd binnen. Na de iftar (maaltijd ter verbreken van het vasten – hb) durf ik niet eens wat te gaan bewegen. Niemand praat met mij, niemand praat met mijn vrouw.’

In juli zit Sahin op de bank in de woning van Cidi-directrice (Centrum Informatie en Documentatie Israël) en vriendin Esther Voet. Als Sahin er niet uitkomt – zijn Nederlands is op momenten moeizaam – dan voert Voet het woord voor hem en vertelt in welk sociaal isolement hij tegenwoordig leeft, hoe hij in de steek is gelaten door de politiek en Turks-Arnhemse sleutelfiguren. Sahin huilt. Acht jaar was hij een betrokken buurtbewoner van ’t Broek, hij stak zijn vrije tijd in druk bezochte huiswerkbegeleidingsklassen en hielp analfabete buren bij het invullen van formulieren. Nu loopt iedereen met een grote boog om hem heen. ‘Ik ben een paria.’ Zijn zoontje Ahmed Arif klautert ondertussen de bank op en af. ‘Papa, weet je nog dat we naar het hotel gingen? Je was verdrietig hè? Jij en mama gingen de hele tijd huilen. Je was bang hè?’

Op 24 februari zendt de omroep ntr een aflevering uit in de achtdelige serie Onbevoegd gezag. In het programma worden mensen geportretteerd die iets voor hun buurt betekenen. Sahin – vader van twee, promovendus aan de Vrije Universiteit – is de zevende persoon aan wie een uitzending is gewijd. Hij wordt onder meer gevolgd als hij huiswerkbegeleiding geeft in buurthuis de Symfonie. Elke zaterdagochtend hebben hij en andere huiswerkbegeleiders ongeveer veertig voornamelijk Turkse kinderen uit de buurt onder hun hoede. ‘Het is mijn uitdaging om in ’t Broek taboes te doorbreken’, zegt hij halverwege de uitzending. Een van de taboes is het antisemitisme dat volgens hem wijdverbreid is onder Turkse jongeren. Sahin leest daarom het dagboek van Anne Frank met hen. ‘Het lezen van Anne Frank zal de jongeren dwingen om na te denken. En wanneer ze beginnen na te denken, dan gaat de haat veranderen’, zegt hij. In de laatste zes minuten van het programma wordt de proef op de som genomen; vier Turkse jongeren – Bekir, Mazlum, Hasan, Bünyamin – uit de huiswerkbegeleidingsklas komen op een zaterdagochtend bij Sahin thuis om over Anne Frank te praten. Zijn buren Johan en Rianne lezen voor uit Het Achterhuis.

‘Ik heb tegen de jongens gezegd dat ze op hun uitspraken moeten letten’, zegt Sahin vijf maanden na de uitzending. ‘Ze wisten dat het op de nationale televisie zou komen en ik heb vooral Bekir gewaarschuwd omdat ik wist dat hij antisemitische ideeën heeft.’

Na lezing uit Het Achterhuis ontspint zich een discussie. Bekir neemt het woord: ‘Aan de ene kant, wat Hitler met de joden heeft gedaan, daar ben ik wel tevreden mee, moet ik eerlijk zeggen.’

‘Ik ook eigenlijk’, valt Mazlum hem bij.

Bekir: ‘Hitler zei ooit dat de dag gaat komen dat jullie mij gelijk gaan geven dat ik al die joden heb vermoord.’

Mazlum: ‘Die haat voor joden is omdat ze iemands land afpakken, in Gaza.’

Bekir gaat het verst in zijn uitspraken: ‘Wat mij betreft zou Hitler best wel alle joden kunnen afslachten.’ En: ‘Ik haat joden. Klaar. Die gedachte kun je niet van mij weghalen.’ >

De dag na de uitzending kijkt Sahins buurvrouw Rianne op haar telefoon. Een link brengt haar naar de site GeenStijl. ‘We hadden hem opgenomen om later te bekijken. Toevallig kwam ik op GeenStijl. Daar stond een stukje over de uitzending. Het ging over “GingerTurk” (de rossige Bekir) en zijn jodenhaat. Ik dacht: shit, dit is niet goed. Ik ben toen onmiddellijk naar Sahin gelopen.’

Sahin heeft de uitzending wel op zondag gezien, maar mist de berichten erover op het internet. Hij mist ook dat het antidiscriminatiebureau Art. 1 direct na de uitzending aangifte van antisemitisme heeft gedaan bij de politie. Hij ruikt pas onraad als op maandagavond Mazlum bij hem aanklopt. De jongen vertelt dat hij die dag op school heel vaak is aangesproken door medeleerlingen die het gewraakte fragment op GeenStijl hebben gezien. Kan Sahin ervoor zorgen dat het fragment van internet gehaald wordt? De volgende dag, dinsdag, wordt Sahin niet meer gedag gezegd door buren met wie hij al jaren vriendschappelijk omgaat. Hij krijgt ook bezoek van de wijkagent, Henk Westerhoff, die poolshoogte komt nemen nadat hij gemerkt heeft dat de tv-uitzending buurtbewoners erg bezighoudt.

Die dinsdag probeert Sahin de lont uit het kruitvat te halen door in een radiouitzending van Dichtbij Nederland te benadrukken dat de uitspraken van de vier jongens uit onwetendheid voortkomen. ‘Dit probleem is niet beperkt tot een bepaalde wijk, of tot een bepaalde bevolkingsgroep.’ Hij legt de schuld bij de scherpte van het integratiedebat van de laatste jaren, waarvan zowel joden als moslims de dupe zijn.

Op woensdagochtend heeft Sahin een eerste, openlijke confrontatie met zijn Turkse buren wanneer hij en zijn vrouw boodschappen doen in de plaatselijke Aldi. Ze worden aangesproken door een oudere dame die gehoord heeft dat Sahin Turkse jongeren onder valse voorwendselen aan een tv-programma heeft laten meedoen om propaganda te maken voor de Koerdisch-nationalistische en Israëlische zaak. Een tweede incident volgt later die dag als Sahin op straat wordt aangesproken door een oudere Turkse man. ‘Belani ariyorsun!’ schreeuwt deze. ‘Jij verdient het ergste!’

Donderdagavond wordt Sahin gebeld door Mazlum. Was hij maandag toen hij Sahin thuis opzocht nog kalm, nu is Mazlum woedend en beschuldigt Sahin ervan dat hij hem de antisemitische uitspraken heeft ontlokt. Zijn familie zal aangifte gaan doen.

De dag daarop, vrijdag, is Sahin de hele dag in Amsterdam, waar hij in de middag aanschuift bij het tv-programma De halve maan om nogmaals de ophef over de antisemitische uitspraken van zijn leerlingen te bespreken. Weer probeert Sahin de jongens te verontschuldigen. ‘Dit is niet beperkt tot Turken. Ook autochtone jongeren doen antisemitische uitspraken. Deze jongens hadden tenminste het lef om erover te praten. Ik zie ze als slachtoffer.’

Enkele uren later, als Sahin op het Centraal Station van Amsterdam staat, voelt hij de bodem onder zijn voeten wegzakken wanneer hij zijn vrouw aan de telefoon heeft. Huilend vertelt ze dat ze op straat is uitgescholden door Mazlum. Hij schreeuwde dat haar hoofddoek niets voorstelt nu ze getrouwd is met een joodse spion. Ze is ook door andere buurtbewoners op straat aangehouden die haar vertelden dat haar man niet deugt. Zijn vrouw vraagt hem wanhopig waarom hij hen in zulke problemen heeft gebracht, waarom moest hij ook dat boek met die jongens lezen?

Op zaterdagochtend loopt Sahin naar buurthuis de Symfonie om er de leerlingen van zijn huiswerkbegeleidingsklasje te ontvangen. Maar deze keer is er niemand komen opdagen. De merendeels Turkse leerlingen zijn allemaal thuis gebleven. Onderweg terug naar huis wordt hij weer uitgescholden. ‘Orospu çocugu!’ bijt een buurman hem toe. ‘Hoerenzoon!’ ‘Ik ben naar huis gegaan en ik ben de rest van de dag niet meer buiten gekomen’, blikt Sahin terug. ‘Mijn vrouw en ik hebben die dag niets gegeten, we hebben alleen maar gehuild.’

Zaterdagnacht stuurt Sahin een paniekerig mailtje naar de wijkagent, Henk Westerhoff. Hij vreest voor het leven van zijn kinderen in de wijk. Hij smeekt om hulp, hij wil desnoods de voeten van de wijkagent kussen, als dat er maar voor zorgt dat hij weg kan uit ’t Broek. Die hulp komt de volgende dag, op zondagavond. Voor zijn woning stopt een politiebusje. De burgemeester van Arnhem Pauline Krikke doet Sahin het voorstel om ‘tijdelijk ergens anders te verblijven om rust voor zichzelf en zijn omgeving te creëren’. Sahin gaat direct akkoord. Van zondagavond 3 maart tot vrijdag 8 maart verblijft hij met zijn gezin op een geheime locatie. In die zes dagen vieren ze de verjaardag van het jongste gezinslid en wordt een lang van tevoren gepland bezoek aan het Arnhemse gemeentehuis gebracht. Sahin en zijn vrouw zijn alleen voor de islamitische wet getrouwd. Op 4 maart zouden ze ook voor de Nederlandse wet trouwen. Het wordt een kille, formele gebeurtenis, zonder vrienden of familie. Hun oudste zoon krijgt die dagen last van nachtmerries en begint weer in zijn bed te plassen. Sahin krijgt in die periode ook te horen dat er een strafrechtelijk onderzoek naar hem is gestart. De ouders van de vier jongens hebben aangifte gedaan wegens uitlokking.

Sahin krijgt pas na 8 maart brede media-aandacht. De berichtgeving drijft grotendeels op de verontwaardiging over het feit dat Sahin heeft moeten wijken voor intimidatie. Ook de politiek heeft aandacht voor hem. Minister Lodewijk Asscher noemt hem iemand die zijn nek uitsteekt en verzekert Sahin ‘waar nodig steun aan te bieden’. Er is zelfs internationale aandacht. Geschokte leden van het Simon Wiesenthal Center in Los Angeles schrijven premier Mark Rutte een brief waarin ze hem vragen op te treden tegen en onderzoek te doen naar ‘recente vormen van antisemitisme’.

Tegelijk groeit de tegenreactie. Turkse buurtbewoners uit ’t Broek voelen zich gestigmatiseerd als antisemieten. Ook worden er oude rekeningen vereffend. Sahin blijkt al langer in onmin te leven met enkele buurtgenoten. Zo heeft hij het aan de stok met leden van Vaders Actief, een collectief van voornamelijk Turkse vaders die ook buurtwerk verrichten. Als Vaders Actief in oktober 2012 in buurthuis de Symfonie een Offerfeest viert, doet Sahin zijn beklag bij Rijnstad, de overkoepelende welzijnsorganisatie van Arnhem. Op het feest zouden volgens hem religieus-conservatieve en rechts-nationalistische lieden rondlopen. Hard bewijs heeft Sahin niet voor deze beschuldiging. Hij noemt het ‘algemene kennis’ dat een genodigde zoals de invloedrijke Veysel Eroglu (voorzitter Türkiyem Moskee Arnhem) lid is van de extreem-rechtse Grijze Wolven.

De felste aanval op Sahin vindt plaats op 13 maart en komt van juist diezelfde Veysel Eroglu. De moskeevoorzitter, die in 2011 een koninklijke onderscheiding kreeg voor zijn rol als bruggenbouwer tussen verschillende bevolkingsgroepen, is een man met aanzien in de Turkse gemeenschap in Arnhem. ‘Ik denk dat Mehmet Sahin een psychologische behandeling nodig heeft’, verklaart Eroglu in een interview op de site SonHaber.nl. Sahin zou de vier jongens gemanipuleerd hebben tot het doen van antisemitische uitspraken, aldus Eroglu. Op de Turkse site habergelderland.nl worden enkele venijnige artikelen over Sahin gepubliceerd. Hij wordt een ‘Koerdische onderzoeker’ genoemd die vanwege zijn sympathie voor een ‘onafhankelijk Koerdistan’ het verbruid heeft bij ‘een meerderheid van de wijk’. Ook wordt hij er een heimelijk lid genoemd van de terroristische pkk.

Vooral de uitspraken van moskeevoorzitter Eroglu hebben de zaak laten escaleren, meent Sahin. Hij wordt hierin ondersteund door Birçan Yildirim, participatiewerker bij buurthuis de Symfonie. ‘Sommige sleutelfiguren hebben in die periode niet wijs gehandeld’, zegt ze. ‘U kunt zelf bedenken wie ik daarmee bedoel.’ Bezorgde buurvrouwen nemen die eerste weken nog de moeite om Sahins vrouw te bellen. Ze vertellen haar hoe er in de moskee en in de buurt op Sahin wordt gescholden. Het duurt niet lang of ook deze buurvrouwen verbreken het contact. Sahin, wiens eigen familie grotendeels in Turkije leeft en geen idee heeft van wat er in Nederland speelt, wordt ook in de steek gelaten door zijn schoonfamilie. Ze zijn volgens Sahin nationalistisch ingesteld en geloven ook dat hij een joodse spion is. Sahin heeft alleen nog contact met de oma van zijn vrouw.

Eind maart staat Sahin op het schoolplein van de nabijgelegen basisschool Paulus om zijn zoontje op te halen. Het komt tot een botsing met enkele andere Turkse ouders. Volgens Sahin werd hij door een van de ouders in het Turks voor ‘jodenzoon’ uitgemaakt, waarop hij uit zijn slof schoot en in het Nederlands ‘vuile fascisten!’ terugschreeuwde. Het leidt ertoe dat de schooldirecteur Sahin verzoekt om voortaan weg te blijven van de school. Daarbij doen de ouders met wie Sahin een aanvaring heeft gehad aangifte tegen hem.

‘De oma van mijn vrouw is echt een held’, zegt Sahin. ‘Toen mijn vrouw zoveel aan het huilen was, zei haar oma: “Waarom huil je? Heeft jouw man een andere vrouw gekocht? Heb jij iets onzedelijks gedaan? Wat hebben jullie gedaan? Echt, als mijn benen goed waren was ik zelf naar Veysel Eroglu gegaan om hem te slaan.””

Op 12 april komt het OM met een verklaring. De zaak tegen drie van de vier jongens wordt geseponeerd omdat ze volgens het OM geen strafbare uitlatingen hebben gedaan. Bekir, die de heftigste uitspraken deed, komt er van af met een educatieve sanctie. Sahin wordt strafrechterlijk gewaarschuwd voor zijn uitbarsting op het schoolplein. Gebeurt iets dergelijks binnen een jaar nog een keer, dan wordt hij alsnog voor dit feit vervolgd. Wel stelt het OM vast dat Sahin de jongens niet heeft uitgelokt tot het doen van antisemitische uitspraken.

De gerechtelijke uitspraak zorgt er niet voor dat het contact met buurtgenoten wordt hersteld. Ze blijven Sahin naar eigen zeggen mijden. Het isolement doet pijn. Zijn vrouw voelt zich nog veel meer verloren, ze heeft al haar contacten in ’t Broek. Zij heeft geen baan in Amsterdam zoals Sahin. Als ze buiten komt, zeggen buren tegen haar dat haar man een ‘sebatayist’ is, een joodse spion.

Na een vakantie in Turkije, eind mei, hoopt Sahin dat een verzoening plaatsvindt. ‘Ik wilde zo graag dat iemand als Veysel Eroglu een handreiking deed. Hij had alleen maar hoeven zeggen: “Mehmet is een van ons, hij behoort bij onze gemeenschap”, en dan zou dit allemaal voorbij zijn.’ Maar de verzoening blijft uit. Niemand scheldt hem meer uit op straat, maar hij voelt zich geïntimideerd door de ‘boze blikken’ van zijn buren. Hij komt zestien kilo aan en weegt op een gegeven moment 102 kilo. Zijn promotieonderzoek aan de VU raakt verder in het slop. Hij schrijft niet en interviewt niemand. In de buurt heeft Sahin alleen nog contact met zijn buren Rianne en Johan.

In de tweede week van de ramadan fietst hij zijn zoontjes naar een speelplaats iets verderop in de buurt. Op een van de bankjes daar zit Mazlum met een paar vrienden. Sahin stapt op hem af en vraagt Mazlum waarom hij het allemaal zo ver heeft laten komen, hij heeft Mazlum altijd als een zoon behandeld. Mazlum trekt zijn telefoon. ‘Als je nu niet opdondert, dan bel ik mijn oom om hier te komen en je kaken te breken.’

Sahin begint steeds wanhopigere mails naar woningbouwverenigingen te sturen in de hoop dat ze hem gauw aan een nieuwe woning kunnen helpen. In augustus krijgt hij een woning aangeboden in Westervoort, een kleine plaats die aan Arnhem grenst. Wel ligt de huur vierhonderd euro per maand hoger. Sahin accepteert de woning en begint meteen met voorbereidingen voor de verhuizing.

‘Ik denk de laatste tijd steeds vaker aan de vier jongens’, zegt Sahin. ‘Ik ben hun ouders gaan begrijpen. Ze vertrouwden erop dat ik het beste met hun zonen voor had. Tijdens de uitzending waren ze in de vertrouwde omgeving van mijn huis. Misschien had ik in actie moeten komen toen Bekir die uitspraken deed. Maar wat? De ntr een sanctie opleggen? Misschien het gezicht van Bekir onherkenbaar maken? Ik verwijt het mezelf dat ik ze niet in bescherming heb genomen. Ik wilde ze verheffen via onderwijs. Nu ben ik alles kwijt, mijn buurtwerk, de huiswerkbegeleidingsklassen.’

Van zijn pogingen om het antisemitisme onder Turkse jongeren tegen te gaan heeft hij geen spijt. Hij betreurt zijn deelname aan het programma Onbevoegd gezag. Als hij het allemaal over mocht doen, dan zou hij voor de eer bedankt hebben. Het heeft hem alleen maar ellende opgeleverd. Zijn vrouw is haar sociale omgeving kwijt, haar familie kijkt haar met de nek aan. Zijn zoontjes hebben moeten toezien hoe hun vader op straat werd uitgescholden.

‘Ik heb zoveel spijt van wat ik mijn gezin heb aangedaan’, zegt Sahin. ‘Kun je het je voorstellen, dat je zoon je aankijkt en zegt: “Papa, jij bent een bangerik he?”’ Sahin stapt op zijn fiets en gaat naar huis om verder aan de slag te gaan met het inpakken van huisraad in verhuisdozen.

‘Verhuizen was voor hem de enige optie.’ Rob van Sprang zit op een bankje op het Jan van Riebeeckplein in ’t Broek. Turkse jongens spelen een potje voetbal op een grasveldje. Van Sprang is betrokken bij Vaders Actief, het collectief mannen dat buurtwerk verricht in ’t Broek. Hij neemt het Sahin kwalijk dat hij Vaders Actief tegengewerkt heeft door ze van enge nationalistische en etnische sentimenten te beschuldigen. ‘Hij heeft het gewoon verbruid bij iedereen, al heel lang al, door Turkse mensen als dom en ongeschoold af te schilderen. Zie dat gedoe met dat tv-programma. Hij heeft bewust jongens gevraagd van wie hij wist dat ze antisemitische uitspraken zouden doen, zodat hij kon zeggen: zie je, ze zijn allemaal rechts-extremistisch. Ik zei nog tegen de wijkagent Henk Westerhoff, die Sahin moeten ze op Ameland gooien, op een eiland met een heel groot stuk water ertussen. Je hebt alleen maar ellende met hem.’

Van Sprang zegt dat hij van bedreiging van Sahin weinig gemerkt heeft. Buurtbewoners hebben zich volgens hem juist ingehouden omdat ze allemaal wisten dat de aandachtszieke Sahin bij het minste of geringste naar de media zou lopen. Hij erkent wel dat er veel woede is richting Sahin. Onverdiend is die woede niet, vindt Van Sprang. Sahin heeft zijn buren ook tot het uiterste getart door ze telkens als extremistisch af te schilderen. Dat deed hij vooral richting leden van Vaders Actief, maar ook in de omgang met de buren. ‘Als je je nest bevuilt, dan kun je een reactie verwachten’, zegt Van Sprang. Hij moet niets van antisemitisme hebben, benadrukt hij, maar net als enkele buurtbewoners gelooft hij dat er grotere machten achter Sahins deelname aan het tv-programma zitten. Iemand moet belang hebben gehad bij de onrust die eruit voortvloeide. Allereerst Sahin die zich op deze manier kon profileren. Maar misschien zitten er ook andere groepen achter. Misschien joodse groepen. ‘Een tijdje na die uitzending was er een ontmoeting tussen de burgemeester en bewoners van ’t Broek’, zegt Van Sprang. ‘Mensen zeiden toen dat Sahin zijn excuses moest aanbieden want hij had iedereen zwart gemaakt. Als hij toen sorry had gezegd, dan had hij nu niet hoeven vertrekken. Excuses bleven uit. Iedereen zag toen wel in dat verhuizen voor hem de enige optie is.’

Eind augustus verricht Sahin in de tuin van zijn woning aan de Daendelstraat nog een laatste, dramatische daad: hij begraaft er een foto van Anne Frank en haar zus Margot. Het is een foto die hij meer dan zeventien jaar in bezit heeft. Hierna wil hij weer verder met zijn leven. Hij wil zijn promotieonderzoek oppakken. Hij wil aarden in Westervoort. Zijn vrouw zou kunnen gaan werken, dan leert ze de taal beter onder de knie te krijgen. Ook wil hij zich richten op een feestelijke gebeurtenis in de toekomst. In oktober vliegt hij op uitnodiging van het Simon Wiesenthal Center naar New York. Daar zal hij een prijs overhandigd krijgen vanwege zijn verdiensten om antisemitisme tegen te gaan. De bedoeling is dat hij er een speech zal geven. Sahin weet al waar hij over gaat spreken. Hij zal een tekst voordragen die volledig in het teken staat van zijn vrouw en kinderen en hun onvoorwaardelijke steun en liefde voor hem.

Het is bijzonder dat zijn vrouw hem door dik en dun heeft gesteund, vertelt Sahin. Niet iedereen heeft dat gekund. ‘Ik had toch verteld over de oma van mijn vrouw? Dat zij zo’n held is, en dat ze achter ons stond toen alles losbarstte? Laatst heeft ze een gesprek gehad met de neven van mijn vrouw. Ze zei tegen hen: “Volg Mehmet. Probeer te ontdekken of hij inderdaad een joodse spion is. Als hij er inderdaad een is, geef hem dan een goed pak slaag.”’