Brussel — Fifty-one Years, de tentoonstelling van de Zuid-Afrikaanse fotograaf David Goldblatt, beslaat meer dan 250 foto’s, genomen tussen 1948 en 2002. Dit fascinerende retrospectief brengt de alledaagse geschiedenis van Zuid-Afrika in beeld, vanaf de vestiging van het apartheidsregime tot vandaag. In het overzicht komen alle hoofdthema’s uit Goldblatts fotowerk aan bod: de goudmijnen in de streek waar hij opgroeide; portretten van Afrikaners; de pendeltransporten van en naar de thuislanden; het leven in een kleinstedelijke blanke gemeenschap; architectuur als uitdrukking van specifieke waarden, en het gecompliceerde leven in «Joburg», de metropool die tegen wil en dank zijn «thuis» is gebleven.

De fotograaf wordt geboren in 1930, in een joods gezin in Randfontein. Uit zijn jeugdfoto’s blijkt dat Goldblatt, overdag werkzaam in de kleermakerszaak van zijn vader, als zeventien jarige al driftig op zoek is naar een manier om esthetiek en zeggingskracht met elkaar te verenigen. Goldblatt beschouwt zichzelf aanvankelijk als een lyrisch fotograaf, maar dat verandert naarmate de politieke en sociale situatie in zijn land steeds grimmiger worden. Het is de tijd van Hendrik Verwoerd en van de grote rassenrellen. Fotografie als een uitstalkast voor «schoonheid, rijke tonen en zachte gradaties» volstaat niet meer. Goldblatts ambitie wordt breder: de Zuid-Afrikaanse samenleving zo secuur mogelijk in beeld brengen en — ipso facto — haar onrechtvaardigheid aan de kaak te stellen.

Goldblatt wil niet zozeer veroordelen als wel aan het licht brengen. «To expose» is de uitdrukking die hij zelf het liefst gebruikt, vanwege de dubbele betekenis van onthullen én belichten. In de serie Afrikaners is dat goed te zien: Goldblatt toont de angst van de blanken, hun paranoia, hun verbetenheid, de behoefte om degenen die ze vrezen te vernederen. Uit die foto’s spreekt niet onmiddellijk een veroordeling. Goldblatt vraagt zich af hoe de christelijke moraal van naastenliefde en barmhartigheid zich verhoudt tot de praktijk van het vernederen en buitensluiten van de zwarte bevolking.

Het beslissende moment in Goldblatts car rière komt als hij gebedsplaatsen in Zuid-Afrika fotografeert. Tijdens het vastleggen van de priemende kerktorens en brandwitte muren komt hij tot de conclusie dat het overweldigende Zuid-Afrikaanse highfelt zonlicht dat door fotografen vaak als «onbarmhartig» of «meedogenloos» is omschreven integraal deel uitmaakt van de plek waar hij vandaan komt en dat hij het dus ook maar beter ten nutte kan maken. Het licht stelt hem in staat zijn foto’s extra scherp te krijgen, met opmerkelijk veel contrast- en dieptewerking. Nadine Gordimer, de Zuid-Afrikaanse schrijfster en Nobelprijswinnares die samen met Goldblatt een boek publiceerde, merkte op dat diens foto’s een onderliggende politieke betekenis bevatten die verder reikt dan de concrete beelden: «Ze onthullen iets van de dagelijkse en eindeloos herhaalde geweldplegingen tegen mensen. Ze leveren historisch bewijsmateriaal dat steeds vernietigender wordt naarmate de toeschouwer zich openstelt voor de rustige, onafwendbare manier waarop Goldblatt vormen van beroving — zowel materieel als wat de menselijke waardigheid betreft — in beeld brengt. Via de herkenning, de inspiratie van de fotograaf, openbaart Goldblatt ons de betekenis van mensenlevens, hun plaats en tijd.»

Neem de serie In Boksburg, uit het midden van de jaren zeventig, waarin een beeld wordt geschetst van blanke middenklassers in het voorstadje met die naam bij Johannesburg, waar kleinburgerlijkheid de regel is en de zwarten alleen worden getolereerd als huispersoneel. «Zaterdagnamiddag, Sunward Park, april 1979» luidt het onderschrift bij de foto van een blanke man met ontbloot bovenlijf, die het gras maait in het landerige, keurig aangeharkte stadje. De grasmaaier fonkelt in de zon, elk grassprietje is tot aan de horizon haarscherp afgebeeld. In zijn voorwoord bij In Boksburg schreef David Goldblatt: «Ik wilde uitzoeken hoe het mogelijk is een fatsoenlijk en normaal leven te leiden in een situatie die in alle opzichten abnormaal en zelfs krankzinnig is.»

Zoals ook in dit laatste voorbeeld boeien Goldblatts beelden vooral door het heldere licht dat ze werpen op de complexe verhoudingen tussen het intieme en het politieke leven. Met het tonen van de alledaagse realiteit van blanken en zwarten heeft hij op verrassend herkenbare want menselijke wijze de kern ontbloot van een zeer onmenselijk systeem. Dat is geen engagement umsonst, want wie in zijn nakie komt te staan, verliest zijn vreeswekkendheid en wordt kwetsbaar als de keizer uit het sprookje met de kleermaker. Elk systeem ontmaskert uiteindelijk zichzelf, iedere elite blaast vroeg of laat het eigen sprookje uit. Dat is de indruk die beklijft als je de 250 foto’s van Fifty-one Years één voor één bekijkt. Met dank, natuurlijk, aan de schrandere kleermakerszoon uit Bloemfontein, en vooral, die onverbeterlijke Zuid-Afrikaanse zon.