© Julieta Cervantes

‘We are Africa’, jubelt het koor. ‘We are the deepest, darkest Africa.’ Fier rechtop staan de zangers, de blik heroïsch op oneindig. Tijdens het lied zijn ze bij elkaar gaan staan, in V-formatie, recht tegenover het publiek. Vol verrukking en op rijm bezingen ze hun verbintenis met het donkere continent. Ze zijn de wind van de Serengeti, ze zijn het zweet van de jungleman. Ze zijn de tranen van Mandela en het verloren kind uit Soedan. Het zou de apotheose kunnen zijn van een musical over Afrikaanse trots, over de herkomst van soulmuziek of over de terugkeer van slavernijnazaten naar hun wortels.

Het punt is alleen dat het koor louter uit witte zangers bestaat. Het is een leger van Mormonen: frisgeschoren jongemannen met gladgekamde haren, uniform gekleed in wit overhemd met stropdas. Ze contrasteren nogal met hun toehoorders op het toneel. Stoïcijns luisteren de Oegandese bewoners van een armoedig decordorpje naar het jubelkoor dat aan hen is verschenen. De zangers geven toe uit Amerika te zijn ingevlogen. Maar nu zijn ze één geworden met de zonsopkomst op de savannah en de aap met zijn banana. ‘Just like Bono, we’re Africa!’ De verwijzing naar de zanger van U2 past bij het lied. Dat heeft de zoete meezingromantiek van We Are the World van USA for Africa, het inzamelingsnummer waarmee popsterren als Bono Vox de honger in Afrika ooit ten einde wilden brengen.

De onderverdeling van de cast in witte Mormonen en zwarte Afrikanen is een brutaal gegeven in The Book of Mormon. De Broadway-hit die binnenkort in de originele Engelstalige versie Amsterdam aandoet, is dan ook bedacht, geschreven en geregisseerd door Trey Parker en Matt Stone, de makers van de satirische animatieserie South Park. De musical gaat over twee naïeve Mormonen die op missie worden gestuurd naar Oeganda. Daar treffen ze geloofsbroeders die er niet in zijn geslaagd om ook maar één plaatselijke dorpeling te bekeren. De Afrikanen ter plekke hebben zelfs ieder geloof afgezworen, omdat geen hogere macht verlichting heeft geboden bij hun dagelijkse problemen: armoede, werkloosheid en de repressie van een moorddadige militie. Hun levensmotto, ‘Hasa Diga Eebowai’, dat de Mormonen aanvankelijk vrolijk meezingen, klinkt Hakuna Matata-achtig opgewekt. Maar groot is de schrik van de Amerikaanse geloofsverspreiders wanneer blijkt dat dit ‘Fuck you, God’ betekent.

Bij Parker en Stone, die ook buiten South Park als enfants terribles bekend staan – zo verschenen ze bij een Oscar-uitreiking in ravissante galajurken en bekenden later dat een xtc-pilletje vooraf hen tot deze uitdossing had geïnspireerd – verwacht je wellicht dat ‘Fuck you, musical!’ het motto was bij het maken van The Book of Mormon. Dat zou de onnavolgbare stap verklaren van een satirische knip-en-plak-animatieserie over een stel rebelse schoolkinderen naar een groot bezette theatermusical met zang en dans. Hun eerste en enige South Park-bioscoopfilm Bigger, Longer & Uncut uit 1999 was een parodie op een musical, waarbij de vaste inspreekstemmen hun cartoonpersonages karaktervast vals, horkerig of hysterisch lieten zingen.

Maar uit de keuze en de opbouw van de liedjes sprak wel degelijk kennis van het genre. Zo was de liefde die Stan in de film opvat voor een meisje dat hem niet ziet staan uitgewerkt in een dromerig thema dat in verschillende nummers terugkwam. En voor het hilarische oprui-lied Blame Canada!, waarin alle volwassen bewoners van South Park buurland Canada de schuld geven van hun ontsporende kinderen, kregen de makers zelfs de Oscar-nominatie die hen in travestie deed opdraven. Uit interviews blijkt dat Parker en Stone regelrechte liefhebbers zijn. ‘Er is in het universum niets zo perfect als een goede musical’, poneert Trey Parker. ‘En een slechte musical maakt dat je jezelf wil opknopen.’

Scènes uit Book of Mormon, waarin de Mormonen niet alleen maar belachelijk worden gemaakt © Johan Persson

Zeven jaar hebben de makers gewerkt aan The Book of Mormon. Het South Park-tweetal kreeg daarbij ondersteuning van Robert Lopez, een doorgewinterde musicalschrijver die bijvoorbeeld het themalied van Disney’s animatiefilm Frozen componeerde. Het resultaat is een bijzondere optelsom van parodie én perfectie. Er wordt geweldig gezongen, gedanst en gespeeld, de liedjes zijn aansprekend en muzikaal complex, de teksten zijn wellustig mooi van taal, het verhaal is meeslepend en de visuele aankleding is rijk aan details. Tegelijkertijd wordt de kunstmatige idiotie van het musicalgenre uitgeleefd in een over-the-top-hysterie. Maar die is inhoudelijk gemotiveerd.

De mormonen waren blij met de manier waarop hun geschiedenis recht werd gedaan

De Amerikaanse Mormonen zijn door de makers begeesterd met een uitzinnige musical-blijheid. Dat zij op ieder moment in zang en dans kunnen uitbarsten, is óók een uiting van hun onstuitbaar opgewekte geloof. Het lieftallige Oegandese meisje dat als enige dorpeling de Mormonen als uitweg ziet naar een nieuw bestaan in het rijke Amerika, brengt een suikerzoete ode aan Salt Lake City. De stad waar het hoofdkantoor van de Mormoonse kerk zich bevindt, en die zij ‘Sal Tlake Ka Sity’ noemt, moet wel een paradijs zijn: ‘The war-lords there are friendly/ They help you cross the street/ And there’s a Red Cross on every corner/ With all the flour you can eat.’ Zo verweven de makers de uitvergrote musicalromantiek met de projectie van overzees geluk die Afrikanen nog altijd verleidt om hun geboortegrond te verlaten. En die lijnrecht staat tegenover de ‘We are Africa’-projectie van de Mormonen.

Knap is de tekening van de personages, die levensecht zijn en tegelijk cartoonesk clichématig. Een van de twee missionarissen wier belevenissen de verhaallijn vormen, doet denken aan Cartman uit South Park. Elder Arnold Cunningham (Mormonen noemen zichzelf en elkaar ‘Elder’, wat ouderling betekent) is een dikkige, hondsbrutale fantasy-nerd die alleen Harry Potter en Star Wars serieus neemt en zijn eigen draai geeft aan het Mormoonse geloofsschrift waar hij geen letter van heeft gelezen. Hij vindt in zijn missiegenoot Elder Kevin Price de vriend die hij nooit heeft gehad. Maar dat is een overambitieuze narcist die zijn nieuwe ‘vriend’ zo snel mogelijk probeert te lozen. De Oegandese dorpsbewoners, eveneens gespeeld door Amerikaanse musicalsterren, leven zich uit in het (westerse) cliché van de noodlijdende Afrikaan, doen zich dommig voor als ze meegaan in de overgave van het daadkrachtige dorpsmeisje aan de Mormonen, maar hebben intussen de meeste realiteitszin.

De shockerende rebellie van South Park herken je in de overdaad aan vloekwoorden en schunnigheden. De aanvoerder van de plaatselijke militie heet General Butt-Fucking Naked, een Mormoon krijgt zijn eigen geloofsboek in zijn rectum geschoven en als Elder Cunningham droomt over de hel komt hij daar behalve Satan en Adolf Hitler ook Johnnie Cochran tegen, de advocaat die O.J. Simpson vrijgesproken kreeg.

Maar het is niet zo dat de Mormonen alleen maar belachelijk worden gemaakt. Vreemd genoeg schuilt er ontroering in hun optimisme. Ze schermen net zo gepassioneerd met hun verlosser Jezus als Elder Cunnigham met Darth Vader, en musical laat ook de levenskracht voelen die uitgaat van hun geloof in het goede. Dat deden ze al eerder in een aflevering van South Park uit seizoen 7, getiteld All about Mormons. Daarin komt een nieuwe jongen in de klas bij de hoofdfiguren, die onuitstaanbaar goed is in leren en sport, en zich zo ideaal gedraagt dat Stan van zijn vrienden de opdracht krijgt hem in elkaar te slaan. De beleefdheid van de Mormoonse jongen blijkt echter een superkracht: voor hij het weet zit Stan aan tafel bij diens bizar warme familie en als hij zijn vader erbij haalt, bekeert die zich meteen tot het Mormoonse geloof. De aflevering eindigt ermee dat de nieuwkomer de South Park-vrienden stevig toespreekt op het gebruik van vierletter-woorden, en Cartman hem respectvol nakijkt onder de verzuchting ‘Damn, that kid is cool!’

Zowel uit de South Park-aflevering als uit The Book of Mormon blijkt dat de makers zich uitgebreid verdiept hebben in de beginselen van de wereldwijde geloofsgemeenschap. Het geestig houterige tableau vivant waarmee de musical uitbeeldt hoe ene Joseph Smith in 1830 van een engel de (nooit teruggevonden) gouden tabletten kreeg waar het ‘Book of Mormon’ op staat, blijkt een regelrechte kopie van een beeldengroep in het Mormonen Museum dat Parker en Stone bezochten. In de musical lijkt het een bizar verzinsel, maar de Amerikaanse mormonen waren juist blij met de manier waarop hun geschiedenis recht werd gedaan.

Voor publiek in de steden buiten Amerika waar de musical sinds 2011 werd opgevoerd, zijn Mormonen een exotisch verschijnsel. In Nederland schijnen er zevenduizend te wonen. Maar voor het South Park-tweetal, opgegroeid in Colorado, waren de geloofsverbreiders die in hun smetteloze mouwloze overhemden met stropdas langs de deuren gingen een vertrouwd fenomeen. Het openingsnummer van The Book of Mormon, een prachtig opgebouwde symfonie van ding-dong-deurbellen en blij ‘Hello’-geroep van zich beleefd voorstellende frisse jongemannen met hun geloofsboek onder de arm, is een jeugdherinnering van de makers. Het was het eerste nummer dat ze voor de musical schreven. ‘Totally Disney in sensibility, and totally Mormon in attack’, aldus Trey Parker.

Aan de basis van The Book of Mormon ligt behalve kritiek op de onzinnigheid van het geloof ook een verwondering over de goedaardige inborst van de Mormonen, die zich zonder uitzondering inzetten voor de gemeenschap en die de makers als prettige buren hebben meegemaakt. ‘Worden mensen aardig van malle geloofsverhalen?’ verwoordt Matt Stone de vraag die in de musical doorklinkt. ‘Zou het kunnen dat die verhalen, juist doordat ze zo goofy zijn, tot goedheid inspireren?’

Tegelijkertijd fungeren de Mormonen in de musical als metafoor voor de onnozele arrogantie van westerse kolonialisten en missionarissen die zo vervuld zijn van hun eigen gelijk dat ze geen oog hebben voor de realiteit van de mensen wier levensstandaard zij komen oppimpen. En die zich rotschrikken als die mensen – ‘Dingdong! Hello!’ – ineens bij hén op de stoep staan.

Book of Mormon is van 26 september t/m 27 oktober te zien in Carré, Amsterdam, carre.nl