Ook de sponsor van het paradepaard onder de literaire prijzen, de AKO Literatuurprijs, houdt het voor gezien. De prijs gaat nu naar de ECI-boekenclub. Toen ik het hoorde riep ik precies hetzelfde als toen ik begin dit jaar hoorde dat die ECI-boekenclub failliet was: ‘Goh, ik wist niet dat die nog bestónd!’

Jawel, hij bestaat nog, die boekenclub, van de grond geschraapt door Novamedia, tevens eigenaar van de Postcode Loterij. En die helpt. Straks komen Martijn Krabbé en Robert ten Brink langs de deuren van de genomineerden. En de hele straat deelt natuurlijk mee in het prijzengeld van de winnaar.

Zoals de lamme de blinde helpt, zo moet een opgelapt postorderbedrijf nu onze kwakkelende literaire cultuur ondersteunen.

De ECI zegt dat ze de genomineerde boeken onder een breed publiek onder de aandacht kan brengen. Dat lijkt me een ongekende prestatie, voor een club die er niet eens in slaagt zijn eigen existentie bij een breed publiek bekend te maken.

’s Lands grootste literaire prijs bij de AKO-kiosken onderbrengen was natuurlijk al hoogst merkwaardig. Doorgaans kon je die stationskiosken niet betrappen op enige literaire smaak. Jarenlang werden ze geleid door een voormalige CEO van Kwik-Fit, en dat merkte je ook wel. Autobanden verkopen en APK-keuringen uitdelen, of boeken verkopen en AKO-cheques uitdelen: het was allemaal om het even.

Maar ze hadden in elk geval meer dan honderd winkels op strategische plekken (vooral treinstations, en zeventien op luchthaven Schiphol). Als je genomineerd werd – wat mij twee keer ten deel is gevallen – lag je in al die honderd toko’s op speciale stapeltjes. Goed, die boeken werden met recht van retour ingekocht, zodat de helft van je herdruk daags na de uitreiking alsnog door de papiermolen kon, maar toch, een paar duizend extra exemplaren verkocht je er in elk geval wel mee.

Zoals de lamme de blinde helpt, zo moet een opgelapt postorderbedrijf nu onze kwakkelende literaire cultuur ondersteunen

Onder de ECI zal dat onvermijdelijk minder worden. De paar fysieke winkels die er waren zijn al lang gesloten, en de ECI is definitief een postorderbedrijf geworden. De folder die ik op de website vind, begint met een eindeloze hoeveelheid kookboeken, gevolgd door de afdeling ‘hobby’, met veelbelovende titels als Naaien en stikken, Haken en kleur, Leuks met lapjes. Allemaal met twintig procent ledenkorting te verkrijgen, want de ECI is de enige club die de wet op de vaste boekenprijs creatief weet te omzeilen.

Pas daarna wordt de literatuur gepresenteerd, in een top-20 die zogenaamd is samengesteld door Wie is de mol-presentator Art Rooijakkers, ‘jouw literatuurspecialist’. Daarna de top-20 van Loretta Schrijver, eveneens ‘jouw literatuurspecialist’. Allemaal houden ze vooral van de bekende bestsellers. Alles is doordrenkt van hetzelfde discountsausje. Dat de serieuze literatuur hier nu z’n heil moet zoeken voelt een beetje alsof een telg uit een adellijk geslacht uit huis gezet wordt en onderdak moet zoeken in de stacaravan van Frans Bauer. Het onderscheid tussen hoge en lage cultuur is verdwenen, en dat zullen we voelen ook.

Overigens is het buiten de commerciële wereld niet veel beter. Bij Nieuwsuur mag je blij zijn als een genomineerde AKO- of Libris-titel vijf seconden in beeld is, en de juryvoorzitter de eerste regels van de flaptekst weet te reproduceren. Het boekenpanel van De wereld draait door besteedt twintig seconden aan elk boek en de leden van het panel zijn streng gescreend op hun formidabele vermogen om elk zweem van inhoudelijke diepgang te vermijden.

Was er nu werkelijk geen andere sponsor te vinden dan de ECI-boekenclub? Waarom stopt bijvoorbeeld de NS niet met die malle Publieksprijs, die jaarlijkse rituele bekroning van een Voetbal International-boek?

In Frankrijk win je met de belangrijkste jaarlijkse literaire prijs een tientje. Tien euro voor een prijs die niet genoemd is naar de Fnac of de Carrefour, maar naar de gebroeders De Goncourt. Het culturele klimaat is in Frankrijk zodanig dat ze zich dit kunnen permitteren. Een Goncourt-winnaar verkoopt al gauw zo’n vierhonderdduizend exemplaren. In Nederland is het verkoopeffect van de Prix Goncourt nihil.

Ach, alles is relatief, zo begrijp ik uit de dagboeken van de Goncourts, zojuist verschenen in Privé-domein. Ook zij moesten vechten tegen de commerciële krachten, de vijanden van de kwaliteit en kregen hun eigen werk nauwelijks nog onder de aandacht. ‘En dat in een tijd waarin de kleinste wetenschappelijke snuffelaartjes en de onbeduidendste knoeiers die verhalen schrijven, worden uitgegeven, geld ontvangen en een herdruk beleven!’