Zijn nieuwe boek speelt tegen de achtergrond van een zwarte periode uit de Italiaanse geschiedenis, de periode van links en rechts terrorisme die eind 1969 begon met een bomaanslag in Milaan en die tot begin jaren tachtig zou duren. Het is niet zo vreemd dat die periode in de Nederlandse literatuur nauwelijks sporen heeft nagelaten – ik herinner me alleen De eeuwige stad (1982) van Nicolaas Matsier, waarin de ontvoering van en de moord op de christen-democratische premier Aldo Moro een belangrijke rol speelt – maar wel dat de belangstelling ervoor in Italië sterk verflauwd lijkt. Daar, constateert Perissinotto, is ze inmiddels te zeer verleden tijd om nog interessant te zijn voor de kranten, maar te weinig om al behandeld te worden in de geschiedenisles op school. En dat is niet ongevaarlijk, de auteur ziet angstwekkende parallellen met het Italië van nu. Het boek gaat dan ook ‘over lessen die we niet hebben geleerd’.

Dat mag nogal belerend klinken, toch heeft het boek niets van een ouderwetse tendensroman, eerder is het een poging complexe sociaal-economische en politieke verhoudingen te ontrafelen en daarbij te laten zien hoe groot het toeval van de geboorte is als het gaat om een bepaalde betrokkenheid of partijdigheid. Daartoe introduceert Perissinotto een fictieve hoofdpersoon, Guido Marchisio, die hem, de commentaar leverende verteller, in een lang interview zijn levensgeschiedenis vertelt. Guido blijkt een rijke, patserige, seksistische bedrijfsmanager van 46 te zijn, een man met een op het eerste gezicht onwankelbare identiteit, die echter gaandeweg steeds meer in verwarring wordt gebracht over zijn afkomst. Hij wordt voor een ander aangezien, een zekere Ernesto Bolle, een spookachtige verdubbeling die hem als een bedreiging voorkomt die hij met alle geweld probeert af te weren.

Maar hij wordt ook werkelijk bedreigd: zijn auto wordt in brand gestoken en op een muur leest hij ‘Marchisio, je dagen zijn geteld’, plus een verwijzing naar een door de Rode Brigades gepleegde moord in 1980. Zijn twijfels worden gevoed door de toenemende angst dat hij niet is wie hij dacht te zijn. Van een oude man, naar eigen zeggen zijn grootvader, hoort hij dat zijn ouders linkse activisten waren die in 1975 op de vlucht voor de politie een auto-ongeluk kregen waarbij ze zelf omkwamen en Guido, negen jaar, gewond raakte en later al zijn herinneringen van vóór die tijd bleek kwijt te zijn. Hij wordt geadopteerd door een directeur van Fiat die hem een nieuw verleden aanpraat, geheel passend bij de omstandigheden van diens rijke en rechtse milieu. Vanaf dat moment wonen er twee onverenigbare zielen in één borst, en dat wordt, naarmate ook bij Guido de twijfels omtrent zijn afkomst toenemen, steeds problematischer. Afhankelijk van de plaats waar hij zich bevindt is hij Ernesto (van Che Guevara) Bolle of Guido Marchisio. Aan de psychologische spanningen die daarmee gepaard gaan ontleent het boek een deel van zijn kwaliteiten; Guido’s zielenroerselen zouden een interessante kluif zijn voor een geheugenspecialist als Douwe Draaisma.

Uitgeverij Serena Libri verdient een compliment

Maar er is meer. Marchisio is als manager bij Moosbrugger (een impliciete verwijzing naar de seksuele bruut in Der Mann ohne Eigenschaften van Musil, die één keer terloops genoemd wordt) verantwoordelijk voor een ‘afslankingsoperatie’ van het bedrijf. Daarbij betoont hij zich een getalenteerd eufemismekunstenaar: het kost hem geen enkel moeite de verbloemende codes te gebruiken die een ramp voor velen het aanzien geven van een weliswaar onontkoombare, maar soepele en klinische operatie. De parallellen met ‘de loden tijd’ van de Rode Brigades worden nu overduidelijk. Destijds escaleerde het terrorisme als gevolg van massaontslagen bij Fiat, en dat terwijl de arbeiders zich in die jaren, ondanks het afmattende karakter van hun werk, veel meer dan later met het bedrijf zouden hebben geïdentificeerd. Perissinotto suggereert dat de gevolgen van de ontslagen van nu nauwelijks minder erg zijn dan toen, zij het dat ze minder zichtbaar worden in politiek gemotiveerd verzet dan in zelfmoordstatistieken. Een zelfmoord van een door Guido in meerdere opzichten afgewezen werkneemster luidt zijn niet onverwachte, totale ontluistering in; de kwalificatie ‘een ambitieloze man zonder kwaliteit’ lijkt een laatste verwijzing naar Musil.

Een literair boek waar je ook in politiek opzicht iets van kunt leren, dat was omstreeks 1970 onder Brecht-aanhangers wel het minste wat je mocht verwachten; tegenwoordig lijkt er eerder een taboe op te rusten, alsof zo’n boek per se een drammerige zwart-wittekening zou zijn. Perissinotto laat zien dat het ook anders kan, zonder stereotypen en klaarliggende verhaalschema’s, hij is een lenige en gewiekste verteller met gedetailleerde kennis van zaken. De dwalingen van de ouders geeft een indringend beeld van wat ooit proletarisch klassenbewustzijn werd genoemd, van de kleine en grote vernederingen waardoor het werd gevoed, maar ook van het discrete cynisme van de bezittende klasse. Uitgeverij Serena Libri verdient een compliment voor de langzamerhand indrukwekkende lijst Italiaanse auteurs die ze voor de Nederlandse lezer toegankelijk maakt.

Alessandro Perissinotto, De dwalingen van de ouders. Vertaald door Aafke van der Made. Serena Libri, 340 blz., € 23,95


Beeld: Italië, Pomigliano d'Arco. Werknemers van Fiat demonstreren tegen ontslag (Alessio Paduano / NurPhoto / Corbis / HH).