Maar hij had er wel over ‘nagedacht’ en uit dat denkwerk volgde een advies aan de Mohammeds van dit land: die moeten zich niet neerleggen bij de ‘belediging’ die discriminatie op de arbeidsmarkt is, maar gewoon ‘doorgaan’. Mohammed moet zich ‘invechten’.

Klinkt nobel, zo’n appèl op de weerbaarheid van mensen, maar ook redelijk gratuit. Discriminatie van sollicitanten is in Nederland al jaren een hardnekkig fenomeen. Mohammed vertellen dat hij er maar mee moet leren leven is vooral een manier om bewust blind te blijven voor de griezelige kanten van de Nederlandse arbeidsmarkt.

Vrijwel nergens in Europa is het zo droevig gesteld met de arbeidskansen van allochtonen als in Nederland. Iets meer dan de helft van de allochtone beroepsbevolking zit thuis. Discriminatie speelt hierbij een rol en in de afgelopen acht jaar is door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) die rol met toenemende precisie vastgesteld. Uit praktijktesten en steekproeven bleek dat allochtone jongeren met dezelfde kwalificaties en hetzelfde representatieve voorkomen minder snel aan de bak komen dan hun autochtone leeftijdgenoten. Discriminatie is de enig denkbare verklaring voor dit verschil.

Discriminatie van sollicitanten is in Nederland al jaren een hardnekkig fenomeen

Gelukkig kent het kabinet in Lodewijk Asscher een bewindsman die niet met clichés over zelfredzaamheid strooit om zijn verantwoordelijkheid te ontlopen. ‘We zullen discriminatie nooit accepteren’, reageerde Asscher zaterdag. Kabinet, werkgevers en werknemers moeten volgens hem dit probleem gezamenlijk aanpakken. Vorig jaar nam Asscher al het initiatief tot zo’n aanpak. Hij wilde inzetten op handhaving (bestraffen van discriminerende bedrijven), melding en registratie, kennis en bewustwording, diversiteitsbeleid, onderzoek.

Wat hiervan in de praktijk is terechtgekomen is nog niet bekend, daarover wordt in de loop van 2015 in de Kamer gerapporteerd. In elk geval toont Asscher met dit plan alvast dat discriminatie niet alleen tot een probleem van de gediscrimineerde gemaakt moet worden. Hij onderkende ook veel beter dan Rutte de ondermijnende kracht van discriminatie, omdat die maakt dat ‘toekomstdromen eindigen in frustratie en dat talent wordt verspild’.

Hardnekkige discriminatie heeft niet alleen gebroken dromen en verspilling van talent tot gevolg. Discriminatie belemmert ook de worteling van allochtonen in dit land. Twee jaar geleden sprak ik voor een artikel over werkloosheid onder allochtone jongeren twee werkzoekende jongens – Yassine Taibi (18) en Omar Ahmed (17) – die zich erbij hadden neergelegd dat ze vanwege discriminatie op achterstand staan. Taibi: ‘Je kunt er toch niets tegen doen, dus waarom zou je je er druk over maken?’ Ahmed: ‘Dit is hun land. Dat is gewoon zo.’ Rutte hoeft deze jongens weinig te vertellen over de noodzaak van ‘invechten’. Wat voor hem een fijne ideologische overdenking is, is voor hen al langer dan vandaag een noodzakelijke instelling om aan ongelijkheid te ontkomen. Ze zijn beter geholpen met een minister-president die Nederland ook voor hen tot een ‘waanzinnig gaaf land’ wil maken. Dat doet hij niet met defaitisme – ‘[ik kan] dit niet oplossen’ – en belerend advies. Dat doet hij door uit te voeren wat hij predikt, zoals in deze passage uit de nieuwe VVD-beginselverklaring die hij in 2008 schreef: ‘De staat (…) stimuleert integratie en bestrijdt discriminatie.’

Die twee zijn bovendien onlosmakelijk met elkaar verbonden. Integratie kan alleen gestimuleerd worden als discriminatie wordt bestreden en niet als een overkomelijke ‘belediging’ wordt afgedaan.

Lees van Hassan Bahara en Irene van der Linde ook: ‘Zonder werk verveel je je vet’