Yael, 22, ijsbeert in zijn zwarte leren jack door de kleedkamer van het theater in Kerkrade. Om te ontspannen doet hij een paar ademhalingsoefeningen, zet zijn bril af en weer op en mompelt hoe enerverend het is om vanavond op te treden in zijn geboorteplaats. De aanwezigheid van zijn oma maakt hem extra zenuwachtig. ‘Zij hoeft niet precies te weten wat wel of niet echt waar is’, stelt hij zichzelf gerust. Medespeler Tristan, 19, knikt begripvol.

Vanavond spelen beide mannen namens theatergezelschap Sally & Molly hun voorstelling Transmissie. Ze gebruikten hun stage aan de mbo-theateropleiding in Den Bosch om deze voorstelling in elkaar te zetten. De kleine theaterzaal stroomt bijna helemaal vol. De oma van Yael zit glimlachend op de tweede rij; achteraf zal ze trots zeggen hoe mooi ze het vond om haar kleinzoon te zien optreden. ‘Wat deed hij het knap.’

Tijdens de voorstelling, die niet langer dan dertig minuten duurt, is het muisstil. Yael spreekt aan het begin tegen een imaginaire spiegel: ‘Dit ben ik niet’, schreeuwt hij bijna: ‘Dit wil ik niet zijn!’ Zijn noodkreet komt uit de tijd dat hij nog een meisje was terwijl hij zich diep in zijn hart een jongen voelde.

De voorstelling gaat over dat ingrijpende proces van verandering, maar ook over de reacties van de omgeving die volgden op de coming out van Tristan en Yael. Over de zorgen van hun ouders: ‘Je doet ze toch iets aan’, en over de eindeloze gang naar de verschillende genderpoli’s. Yael moest aanvankelijk op en neer naar Leiden, terwijl Tristan voor zijn gesprekken naar Eindhoven reisde. Ten slotte was er het bevrijdende gevoel toen ze aan het mannelijke hormoon testosteron mochten. Yael alweer zes jaar geleden en Tristan sinds negen maanden. Een lachende Tristan: ‘Eindelijk kreeg ik het snorretje waar ik zo naar verlangde én een lagere stem.’

Dialoog en monoloog wisselen elkaar af, ieder vertelt over zijn eigen pijn en wanhoop. Gevoelens van radeloosheid in combinatie met hun levenslust en jeugdigheid geeft de avond iets breekbaars. Soms doen ze stoer, bijvoorbeeld als Tristan zijn T-shirt omhoogtrekt om de binder, een kort strak hemd, te laten zien waarmee zijn borsten tegen de borstkas worden geduwd. Het publiek schrikt even, houdt zijn adem in en hoort Tristan opgetogen vertellen dat hij binnenkort geen borsten zal hebben omdat ze in juni zullen worden verwijderd.

Hun transitie bleek een lange en ook hobbelige weg, maar spijt hebben ze niet. Integendeel, zeggen ze tegen het eind van de voorstelling, ze hebben juist steeds meer zin in het leven. Een geroerd publiek geeft ze een staande ovatie.

In het nagesprek, prettig geleid door Alex Bakker, transman, schrijver en historicus, regent het complimenten. ‘Ik ben enorm geraakt, hier is echt moed voor nodig’, zegt een aangedane dertiger uit het publiek. ‘Ik heb hetzelfde traject doorlopen, ik weet hoe zwaar het is.’ Een roodharige transvrouw bedankt Yael en Tristan, ze ervaarde de voorstelling als steun, zegt ze geëmotioneerd. Transmensen worden nog steeds niet echt geaccepteerd, weet ze uit ervaring. Niet alleen vreemden bespotten haar, zelfs mensen uit de buurt roepen zo nu en dan nare opmerkingen.

Een paar stoelen verder zitten een moeder en dochter die elkaars hand stevig vasthouden. De dochter, een transman, zo blijkt, lijkt gespannen, hij wil van Yael en Tristan weten wat die testosteron voor effect heeft gehad. ‘Ik kreeg meer energie’, zegt de een. ‘Ik een enorme seksdrive’, roept de ander vrolijk. ‘En honger, ik kon in het begin alleen maar eten en ik kreeg overal haar.’ De mannen zijn een beetje lacherig. ‘Dankzij die testosteron kunnen we nu ’s avonds veilig over straat.’ Ze omarmen de warmte uit de zaal, zichtbaar opgelucht dat de voorstelling goed ging.

Ik sprak de afgelopen tijd met transjongens en -mannen van tussen de 12 en 22 jaar, allemaal waren ze minderjarig toen ze in transitie gingen. En ik sprak met hun ouders. Zij vertelden over hun zorgen, hun onwetendheid als het om genderdysforie ging. Moesten ze meegaan met de wens van hun kind? Of juist niet? Hoe konden ze hun kind het beste ondersteunen? En waar moesten ze met hun vragen naartoe?

Een moeder beklaagde zich dat de gesprekken tussen de psycholoog en haar kind zo sturend waren. ‘Het kon maar één kant uitgaan.’ Een ander vond die lange wachttijd onverantwoord, een martelgang, niet alleen voor haar kind, maar ook voor zichzelf: ‘Wij ouders staan ook tweeënhalf jaar op die wachtlijst.’ Weer een ander was juist tevreden: ‘De genderkliniek stond altijd voor ons klaar.’

Ouders vroegen zich aanvankelijk af of de wens van hun dochter om van geslacht te veranderen misschien een fase was, onzekerheid over je seksualiteit is toch onderdeel van de puberteit, redeneerden ze. Iets wat weer voorbij kon gaan. Alleen gebeurde dat niet.

Van de jongens die ik sprak was er maar één die puberteitsremmers slikte, medicijnen die de aanmaak van geslachtshormonen onderdrukken. Bowi, nu twaalf, begon daar op zijn negende mee.

Gingen hulpverleners niet te veel mee in het verhaal van hun zoon? vroegen moeders zich af. Konden andere problemen die gelijktijdig speelden, zoals depressie en autisme, de hang naar sekseverandering niet verklaren? Hun kinderen waren nog zo jong, ze wilden ze behoeden voor stappen waar ze later spijt van zouden krijgen.

Yael had vroeger lang blond haar (het is inmiddels zwart geverfd) en droeg rokjes en jurkjes, vertelt hij als ik hem later spreek. ‘Ik dacht op de basisschool helemaal niet na over genderissues, daar was ik totaal niet mee bezig.’ Op school hoorde hij er niet echt bij. ‘Ik was een beetje nerdy, een buitenbeentje, hoogbegaafd maar sociaal niet altijd handig. In die periode was nog niet duidelijk dat ik een vorm van autisme heb.’ Hij was onzeker, wist zich niet goed raad met zijn houding: ‘Ik dacht dat iedereen een memo had gekregen waarop stond hoe dat moest: leven. Mij hadden ze kennelijk overgeslagen.’

Rond zijn twaalfde, in de brugklas, ontwikkelde Yael een eetstoornis, anorexia, en wilde hij niet meer eten. Hij had een aversie bij het zien en ervaren van zijn eigen lichaam. ‘Ik voelde me vervreemd van mijn eigen lijf, ik wist zeker dat er iets niet klopte.’ Toen een van zijn klasgenotes lesbisch bleek, ging hij op internet naar de betekenis daarvan zoeken en kwam hij de letters lhbtiq tegen. Hij ging ze allemaal langs en bleef hangen bij de term ‘transgender’. ‘Wat daarover gezegd werd deed veel met me, het raakte me in mijn hart. Ik ging verhalen van andere transgenders lezen en beluisteren, op internet is gelukkig veel te vinden en langzaam drong het tot me door dat ik transgender was. Ik bestelde stiekem een binder en wist toen ik hem aandeed meteen: zo hoor ik eruit te zien.

Ik begon te huilen en riep hardop tegen mezelf: “Ik ben een jongen!” Me dat realiseren was een fijn moment, maar tegelijkertijd supereng, want hoe moest ik hiermee naar buiten?’

In die periode, hij was inmiddels veertien, schreef Yael zijn ouders een brief waarin hij zijn wens om als jongen verder te gaan uitlegde en hun ook vroeg hem voortaan als jongen aan te spreken. Hij wachtte vergeefs op antwoord, die radiostilte voelde als een afwijzing, alsof zijn ouders hem niet serieus namen. Pas toen hij zijn moeder appte hoe jaloers hij was dat jongens in zijn klas al een snorretje kregen of de baard in de keel hadden, begreep ze hoe diep het verlangen zat bij haar zoon en konden ze erover praten. Zijn moeder meldde Yael aan bij de genderkliniek in Leiden waar de wachtlijst niet zo lang was.

Intussen kleedde hij zich als jongen en had hij leerlingen en docenten op school gevraagd hem voortaan als jongen aan te spreken. Slechts enkele docenten gingen daar niet in mee en bleven halsstarrig ‘zij’ zeggen, maar de meesten reageerden welwillend.

De gesprekken met de psycholoog in Leiden brachten hem weinig, Yael zag ze als verplichte sessies. De psycholoog wilde voor de hand liggende dingen van hem weten, of hij vroeger met poppen speelde of jurkjes droeg. ‘Alsof ik met de juiste antwoorden zou bewijzen dat ik trans was. En al die eindeloze vragenlijsten die ik moest invullen!’

Hij speelde het spel mee, hij had de diagnose genderdysforie nu eenmaal nodig om aan de mannelijke hormonen te kunnen. Op de dag dat het eindelijk zo ver zou zijn, werd die stap tot zijn verbijstering uitgesteld. Yael was op dat moment te depressief, werd als reden gegeven. Met ingehouden emotie: ‘Ik verstijfde toen hij zei dat ik moest wachten. Dit was een regelrechte nachtmerrie. Alle hoop om me beter te gaan voelen, een toekomst op te bouwen, was door die opmerking in één klap weg.’

Yael ziet mijn verbaasde blik en vindt het ongepast als ik zeg dat het lijkt of hij het over drugs heeft die hem werden onthouden. Zijn ogen schieten vuur, die vergelijking had ik niet mogen maken. Bovendien begrijp ik niet, kán ik niet begrijpen hoe een transpersoon zich op zo’n moment voelt, zegt hij, hoe je kunt verlangen naar die mannelijke hormonen. Daar heeft hij gelijk in, zeg ik, en het is weer goed.

Yael vond dat de behandelaars hem in de wielen reden met hun bemoeizucht en oordelen. De gesprekken waren wat hem betreft nutteloos, ze vertraagden de boel alleen maar. Het heeft hem kostbare tijd gekost. Later kwam hij in behandeling bij het Amsterdam UMC. Een verademing. Eindelijk zat hij in een veilige omgeving met begripvolle hulpverleners. ‘De wachtkamer zat vol met mensen zoals ik, er lagen overal flyers met informatie en er hing zelfs een transvlag.’

De hormonen deden hun werk, Yael kreeg een lagere stem, zijn lichaam veranderde, zijn torso werd iets breder, hij kreeg baardgroei en een snor. Hij voelde zich steeds beter, functioneerde goed en werd aangenomen bij de theateropleiding aan de kunstacademie in Utrecht. Zijn autisme was redelijk te hanteren en dat gold ook voor de soms terugkerende depressies.

In overleg met het behandelteam bij het Amsterdam UMC liet Yael op zijn achttiende zijn borsten weghalen. De best pittige operatie voelde voor hem als een bevrijding. ‘Ik kan nu met een onverschillige blik naar mijn eigen lichaam kijken en dat is een verademing, ik haatte die rondingen, mijn stem. Als ik nu in de spiegel kijk, denk ik: oké, dit ben ik.’

De drie jaar jongere Tristan heeft veel aan Yael te danken, zegt hij. Als klein meisje hield Tristan van jurkjes, felle kleuren, ook roze, en experimenteerde hij soms met make-up. Hij speelde met Barby’s maar hield ook van jongensspeelgoed. Tristan was populair op de basisschool, had vriendinnetjes en vriendjes, er leek niets aan de hand.

De harde sfeer die hij na de basisschool op het vmbo-t tegenkwam hakte erin: ‘Ik werd gepest en soms uitgelachen, helemaal toen ik mijn haar paars had geverfd. Ik word snel door emoties overspoeld dus ik trok het me erg aan.’ Een nare ervaring met een vriendje bracht Tristan zo uit balans dat hij een paar sessies emdr-therapie nodig had. Dat was een rottijd en hij stelde zich in die periode steeds vaker de vraag wie of wat hij nu eigenlijk was.

Nadat hij op het mbo Yael ontmoette ging er een wereld voor hem open. ‘Dankzij Yael begon ik te begrijpen waarom ik zo ontevreden met mezelf was. Ik besefte dat ik genderdysforie had, ergens was die constatering ook een opluchting, ik snapte nu waar mijn somberheid vandaan kwam. Ik zocht op internet naar het woord “transgender” en ik keek ook naar alle andere labels die voorbijkwamen, maar mijn gevoel bleef hangen bij transman.’

Hij leende een binder van Yael om te voelen hoe het was om zonder zichtbare borsten rond te lopen. ‘Mijn ouders wisten van niets, tot ik op een dag de trap afliep en mijn moeder de binder zag zitten. “Dat gaan we niet doen”, zei ze stellig. Je bent een meisje en je gaat jezelf dit niet aandoen. Dat laten we niet toe.’

Zijn ouders geloofden aanvankelijk niet dat Tristan transgender was, hij liet zich te veel door Yael beïnvloeden, vonden ze. Waar was die vrolijke dochter van ze gebleven? vroegen zij zich verdrietig af. ‘Ze bleven me maar bij mijn oude naam noemen en zeiden voortdurend meisje tegen me, terwijl ik voor mijn gevoel al een man was. Ik heb ze een voor een apart genomen en verteld hoeveel pijn me dat deed. Ik heb ze gevraagd mee te gaan in mijn proces. Ik was niet veranderd, legde ik uit, alleen mijn gender was veranderd.’ Zijn ouders gingen hem steeds beter begrijpen en zijn inmiddels zijn grootste bondgenoten.

Tristan had last van depressies en kreeg daarom net als Yael meer psychologische gesprekken dan hij aanvankelijk had verwacht, maar negen maanden geleden ging het licht op groen, Tristan mocht met testosteron beginnen. Sindsdien voelt hij zich vele malen beter. ‘Ik heb meer energie en vooral meer levenslust. Voor mijn transitie keek ik niet verder dan een maand vooruit, nu denk ik aan een toekomst, vraag ik me af waar ik straks wil wonen en met wie ik zou willen zijn. In juni heb ik mijn borstoperatie. Na alle video’s die ik op internet heb bekeken, weet ik wat me te wachten staat. Nee, ik ben er niet bang voor, ik zie er juist erg naar uit.’

De transitie van Yael en Tristan ging stap voor stap. Ze verruilden hun rokjes voor een broek, ze schaften een binder aan en dankzij de grote community op internet hadden ze het gevoel niet alleen te zijn. Alleen een jongensachtig uiterlijk was voor hen niet genoeg. Met kortgeknipt haar en een broek aan bleven ze een meisje in jongenskleren. Het was een diepgevoeld verlangen, benadrukten de transjongens die ik sprak, om door anderen als een man te worden gezien.

Het aantal geboren meisjes dat zich aanmeldt bij de verschillende genderklinieken is sinds 2013 flink toegenomen. Ging het destijds om tientallen, nu staat er een veelvoud van dat aantal op de wachtlijst. Dat betekent dat ze soms meer dan twee jaar moeten wachten voor ze aan de beurt zijn en dat ze soms via internet op zoek gaan naar medicijnen. Om de druk op de wachtlijst enigszins te verlichten zijn er inmiddels meerdere genderpoli’s gestart, zoals in Zaandam en Nijmegen.

Wat is de verklaring van de groei? Is het de grotere zichtbaarheid van transmensen, zoals de transwereld beweert? Is er meer sociale acceptatie? Komt het door internet, een vluchtoord voor alle levensvragen en een mogelijkheid tot contact met lotgenoten? Is er sprake van sociale beïnvloeding? Komt het door de uitgebreidere aandacht ervoor op scholen en in tv- programma’s als Het klokhuis? Of is in transitie gaan een manier geworden om met andere problemen, zoals depressies, adhd en autisme om te gaan? Zijn er meisjes bij die lesbisch zijn en daar niet voor uit durven komen?

‘Natuurlijk had ik liever gehad dat dit mijn kinderen bespaard was gebleven’, zegt de vader van Bowi. ‘Het is alleen geen keuze, dit kon niet anders’

De eerste die hierover zijn zorg uitte was David Bell, een Britse psychiater die meer dan 25 jaar verbonden was aan de gerenommeerde Londense Tavistock-kliniek, een psychiatrisch ziekenhuis waar de enige genderkliniek van Engeland onder viel. De aanmeldingen van meisjes waren rond 2015 zo rap toegenomen dat de kwaliteit van de behandeling onder druk kwam te staan, vertrouwden verontruste medewerkers hem toe.

In 2018 schreef Bell na tientallen gesprekken een rapport waarin hij erop wees dat de aanwas vermoedelijk mede te verklaren was doordat sommige jongeren onder andere problemen gebukt gingen die zij als genderdysforie ervaarden. ‘Hun lijden is enorm’, zei hij in een interview met de bbc. ‘Dat te erkennen is van groot belang, maar dat betekent niet dat voor iedereen medisch ingrijpen – de gevolgen zijn groot – de juiste oplossing is.’ Bell pleitte ervoor om vooral bij jonge kinderen op de rem te trappen. Eerst moest goed worden onderzocht wat er nu precies aan de hand was, want konden die jonge meisjes de consequenties van puberteitsremmers of een borstamputatie wel overzien? Bell kreeg te maken met groot verzet binnen de kliniek, er werd zelfs met disciplinaire maatregelen tegen hem gedreigd. In 2020 ging hij met pensioen.

De Amerikaanse schrijfster Abigail Shrier ging in haar boek Irreversible Damage ook in op het groeiend aantal meisjes dat in transitie wilde. Zouden ze elkaar op ideeën brengen? was een van haar hypothetische vragen. Shrier baseerde zich op een omstreden onderzoek van de arts/wetenschapper Lisa Littman, die in haar eigen omgeving zag dat steeds meer meisjes in transitie gingen en vermoedde dat er sprake was van ‘sociale besmetting’. Meisjes die zo andere problemen uit de weg wilden gaan.

Onderzoekers van het Amsterdam UMC schreven in de NRC dat zij een soortgelijke ontwikkeling in Nederland niet zagen. Wel werd bij het Amsterdam UMC, net als bij het Radboud umc in Nijmegen, onderzoek gedaan naar wat wél de reden voor die groei zou kunnen zijn. ‘Er lijkt een genderrevolutie gaande’, zegt Thomas Steensma, klinisch psycholoog en onderzoeker bij het Amsterdam UMC. ‘Gender is zo’n enorm thema geworden, breed maatschappelijk en dus ook onder jongeren, die gaan op onderzoek uit en stellen zich de vraag: ben ik misschien transgender? Op zich is dat geen probleem, net als het zoeken naar je seksuele oriëntatie kun je ook je gender exploreren.’

De voorwaarden voor transitie zijn in Nederland overigens veel strikter dan in Amerika en Engeland. In sommige Amerikaanse staten kun je vrijwel meteen aan de hormonen, terwijl er hier een heel traject moet worden afgelegd, inclusief voorgeschreven gesprekken met een psycholoog. Transactivisten beschouwen die verplichte gesprekken juist weer als een beknotting van hun vrijheid; als je je trans voelt, dan bén je het, is hun redenatie. En dan mag je zelf beslissen wat er met je lichaam gebeurt. ‘Fuck het VU, transzorg nu’, scandeerden ze tijdens een demonstratie in 2021.

Transactivisten hebben gelijk. Goede en bereikbare transzorg is van groot belang. Bij de meeste mannen en vrouwen die in transitie zijn gegaan heerst grote tevredenheid over de behandeling. Ze voelen zich gelukkig met wie ze nu zijn en laten de lange, moeizame weg die ze moesten afleggen opgelucht achter zich. Af en toe is er een spijtoptant, maar dat aantal is, zeker in vergelijking met bijvoorbeeld Amerika, verwaarloosbaar. Bij de follow-upstudies van patiënten is alleen wel een behoorlijke uitval (22-63 procent), dat zou dus kunnen duiden op een vertekend beeld.

Thomas Steensma zag in 2013 al een verschuiving naar meisjes in de populatie die zich aanmeldde. ‘Sekseratio’s zijn fascinerend in ons veld, bij volwassenen zagen we altijd drie keer zoveel mannen, bij adolescenten was het fiftyfifty en bij kinderen waren het drie keer zoveel jongens.’ Over de hele linie ziet het Amsterdam UMC nu meer geboren vrouwen binnenkomen, ook naar deze verbreding wordt onderzoek gedaan. Emancipatie en grotere acceptatie spelen zeker een rol, zegt Steensma. Net als het groeiend aantal mensen dat zich als non-binair identificeert. In dat geval voel je je niet thuis in de bestaande gendercategorieën, dus noch man, noch vrouw.

Laura, de moeder van Maarten - hij heeft nog twee oudere zussen -, was stomverbaasd toen haar dochter liet weten trans te zijn. ‘Jij? dacht ik. Ik kon het me niet voorstellen.’ Op de weg terug van volleybal – ze wonen in Bilthoven – riep Marieke, toen negen, vanaf de achterbank: ‘Er zijn toch meisjes die een jongen willen zijn? Zo iemand ben ik.’ ‘Mijn man en ik vroegen hoe ze daarbij kwam, maar daar gaf ze geen antwoord op. Later bleek dat Het klokhuis haar op die gedachte had gebracht. Het verlangen een jongen te zijn leek niet echt doorleefd, ze had het er nooit eerder over gehad’, herinnert haar moeder zich.

Marieke was geen doorsneemeisje. Hoogbegaafd, een vermoeden van autisme, heel analytisch, ze gaf precieze, bijna encyclopedische antwoorden. Ze kon ook somber zijn en dan was ze moeilijk te bereiken. ‘Ik wist niet altijd wat er in haar omging’, zegt haar moeder. Een eenling, heel zelfstandig, een alleskunner. ‘Ik denk dat ze redelijk op zichzelf was op de basisschool, maar ze klaagde nooit. Ze zat op volleybal, ballet en op judo, ze koos niet per se jongensachtige kleren, niets leek deze kant op te wijzen. Behalve dan die sombere buien, al kon ze geen reden voor haar droefheid geven. Marieke was nogal hecht geweest met een manipulatief vriendinnetje, misschien was daar iets gebeurd? Was ze misschien verliefd geworden?’

Haar wens om een jongen te worden hield stand, Marieke werd Maarten en hij vertelde het nieuws zelf in de klas. De aardige meester van groep 7 juichte de sociale transitie toe. Maarten was op zijn advies die ochtend voor de klas gaan staan en had verteld dat hij voortaan een jongensnaam zou dragen. De klas reageerde begripvol.

Toch knapte hij niet op na deze ontboezeming. ‘Hij werd niet vrolijker, dus wij vroegen ons af of dit het wel was. We konden die genderwens nog steeds niet plaatsen.’ Zijn moeder piekerde, hoe kon ze haar kind het beste helpen? Was het verstandig om het onderwerp ‘transgender’ op te brengen of juist niet? Ze merkte dat Maarten er liever niet over sprak, tenminste niet met zijn ouders.

Op haar verzoek bekeken ze samen een documentaire van Louis Theroux die kinderen interviewde die van kleins af aan wisten dat ze in het verkeerde lichaam zaten. ‘Maarten was totaal niet geïnteresseerd. Het deed hem niets en hij had er ook geen vragen over.’ Door zijn moeilijk verklaarbare gedrag werd zijn moeder voortdurend heen en weer geslingerd. Was zijn wens fysiek een jongen te worden voldoende doordacht of was er toch iets anders aan de hand?

Maarten had zich al bij het Amsterdam UMC aangemeld en de informatieavonden, ook voor ouders, waren vanwege corona online. ‘Ik vond die bijeenkomsten activistisch en sturend, het ging maar één richting op, namelijk die van transitie. Er werd geen voorbehoud gemaakt, wel werden er vreselijke foto’s getoond van geslachtsveranderende operaties.’

Geen misverstand: Laura en haar man waren niet tegen transitie, ze wilden alleen een voorzichtige, verantwoorde weg naar een weloverwogen besluit. ‘Wij zagen het als een zoektocht waarin we hem zoveel mogelijk wilden steunen, maar waarbij we ook kritisch keken naar wat er op ons af kwam en of er bij dit kind echt sprake was van genderdysforie. En natuurlijk waren wij soms verdrietig en vroegen we ons af waar ons kleine meisje was gebleven.’

De omgeving reageerde overwegend positief en ondersteunend, soms op het overdrevene af, vond Laura. Zo jubelde de tandarts hoe goed het was dat Maarten er al zo jong voor uit durfde te komen trans te zijn en bood hij meteen aan zijn gebit straks aan te passen omdat de mannelijke kaaklijn nu eenmaal anders was. Laura begreep dat zijn enthousiasme aardig bedoeld was, ‘maar ik kreeg er een raar gevoel bij’.

De genderpsycholoog uit Zeist, waar Maarten terechtkwam voor hij bij het Amsterdam UMC aan de beurt was, vroeg niet echt door. Hij probeerde er niet achter te komen hoe Maarten in elkaar zat, had geen belangstelling voor zijn autisme of hoogbegaafdheid, alles leidde naar genderdysforie. Maarten was heel doelgericht, hij wist precies welke antwoorden hij moest geven om zo snel mogelijk bij die puberteitsremmers te komen.

‘Die gesprekken hebben anderhalf jaar geduurd, hij had er nooit zin in en liet achteraf niet veel los’, zegt Laura. ‘Het was hard werken voor de psycholoog om het gesprek een beetje op gang te houden, zag ik als ik soms online meekeek. Na twee jaar zei hij dat hij zelden zo’n standvastig kind had gezien. Ja, dachten wij, dat is-ie, maar is hij werkelijk genderdysfoor? Of heeft die hardnekkigheid te maken met de rigiditeit die bij autisme hoort? Wij waren steeds sceptischer over die gesprekken.’ Maarten verpieterde in de coronaperiode, dat thuis zitten was niets voor hem en een grote somberte trok hem naar beneden. Hij ging zichzelf beschadigen. ‘Ik had behoefte aan iemand met een algemene blik’, zegt Laura. ‘Ik wilde zo graag weten hoe de verschillende problemen van Maarten met elkaar samenhingen.’

Op een dag, na de lockdowns, juist toen het een stuk beter met hem ging en hij weer plezier had in het leven, kreeg Maarten een telefoontje van de genderpoli. Ze hadden goed nieuws, zeiden ze, Maarten was aan de beurt. Laura voelde zich overrompeld, ze was ook verontwaardigd dat ze hem, nog maar twaalf, rechtstreeks hadden gebeld. ‘Ik ging alles over puberteitstremmers lezen en schrok. Die medicijnen werden oorspronkelijk aan zedendelinquenten gegeven om ze chemisch te castreren, nare ingrijpende middelen dus met bijwerkingen als osteoporose (botontkalking – mk), depressie en de groei van de hersenen die werd geremd. Het was ook geen pauzeknop zoals me steeds was voorgehouden, 96, 98 procent ging daarna meteen aan de hormonen van het andere geslacht. Dat vooruitzicht maakte me ongelukkig en ongerust. Was dit wel de route die we in wilden slaan? Hoezo tijd winnen? Komt een kind op die manier niet in een fuik richting medische transitie terecht? Waren de langetermijneffecten van die remmers voldoende onderzocht? Dit kon ik moeilijk met Maarten bespreken, zodra wij kritische vragen stelden, voelde hij zich klemgezet.’

‘Ik ben non-binair en ik wil met “die” worden aangesproken’, dat waren de woorden waarmee Maarten en zijn ouders bij de genderpoli door de hulpverlener van dienst werden ontvangen voor de intake. Laura: ‘Ik had gehoopt op een meer neutrale figuur, op een ervaren psychiater met een open blik.’

De sfeer bleef onaangenaam, Laura en haar man werden door ‘die’ genegeerd en Maarten was heel stilletjes. Hij antwoordde bijna mechanisch op de vraag wat voor speelgoed hij vroeger had. De vraag of zijn ouders getrouwd waren vond hij raar en toen vroeg ‘die’ hem ook nog zonder enige introductie wat hij van zijn vagina vond en of hij daar weleens aan voelde. ‘Terwijl wij naast hem zaten! Heel ongemakkelijk en zo zielig.’

Later, in de wachtkamer, meldde de psychiater met wie ze dachten de afspraak te hebben zich alsnog. Hij deelde mee dat Maarten een aantal gesprekken zou hebben om te zien of hij in aanmerking kwam voor puberteitsremmers. Bijna een formaliteit, want de diagnose genderdysforie was al door de vorige psycholoog gesteld, meldde hij. ‘En we gaan natuurlijk geen dubbel werk doen.’ En dat was dat.

Laura was woedend. ‘Wij komen hier nooit meer terug’, zei ze tegen haar man toen ze het gebouw verlieten. ‘Ik ben nog nooit in mijn leven zo kwaad geweest, de achteloze en slordige manier waarop dit ging, terwijl dit bezoek voor Maarten en ook voor ons zo belangrijk was. Ik voelde activisme in plaats van deskundigheid en medische zorgvuldigheid.’

Maarten was een dag lang kwaad op zijn ouders, maar leek daarna eerder opgelucht dan verdrietig over de afloop van zijn bezoek aan het Amsterdam UMC. Hij ging weer goedgemutst naar school, sprak af met vrienden, haalde goede cijfers en was veel minder somber. Geen woord meer over de puberteitsremmers, de rust leek teruggekeerd in het gezin, wat niet betekende dat alle problemen nu over waren, maar de druk was eraf. Met het afsluiten van het hoofdstuk puberteitsremmers was er tijd gewonnen, redeneerden de ouders van Maarten. Ruimte om de puberteit te beleven en te zien wat het zou doen met zijn identiteit en seksualiteit.

Nu, weer een half jaar verder, is Maarten veertien. Over die ooit zo begeerde medische transitie heeft hij het niet meer. Het gaat in alle opzichten goed met hem en hij lijkt niet meer te talen naar puberteitsremmers of hormonen. Hij lijkt zelfs langzaam stapjes te zetten richting meisje-zijn, zo laat hij zijn haar nu weer lang groeien. Zijn moeder is nog steeds boos over de nonchalance waarmee het Amsterdam UMC hun tegemoet trad. ‘Als het aan hen had gelegen, had Maarten nu aan de puberteitsremmers gezeten.’

Intussen bleef het, ook na het vertrek van David Bell, rommelen bij de genderafdeling van de Engelse Tavistock-kliniek. In 2020 spande oud-patiënte Keira Bell een proces aan tegen de kliniek omdat ze spijt had van haar transitie en ze de kliniek hiervoor verantwoordelijk hield. Ze was pas vijftien, stelde ze, toen ze in transitie ging en kampte eigenlijk met heel andere problemen. Dat had de kliniek moeten inzien. In eerste instantie won Keira de zaak, maar in hoger beroep werd gesteld dat alleen artsen over deze medisch-ethische kwestie konden oordelen.

Als gevolg van alle commotie werd de gerenommeerde Britse kinderarts Hilary Cass gevraagd een onderzoek te leiden naar de genderzorg in Engeland. Het definitieve verslag wordt deze zomer verwacht. Wat waren de criteria om kinderen te verwijzen? vroeg Cass zich af. Wat verklaarde de grote toename van meisjes? Op welke basis werden medische beslissingen genomen?

In haar tussentijdse bevindingen uit 2022 stelde Cass, net als Bell eerder, dat we eigenlijk nog zo weinig weten over genderdysforie. Zelfs onder wetenschappers is er volgens haar onvoldoende consensus over de analyse van genderdysforie en dus over de juiste klinische respons. De diagnose blijft enigszins subjectief, er komt niet zoiets meetbaars als een bloedtest aan te pas, de patiënt is afhankelijk van de blik en het beoordelingsvermogen van verschillende clinici. Was de werkwijze van de Tavistock-kliniek niet te bevestigend geweest, te veel gericht op de wens van de jongeren en te weinig onderzoekend? Wat waren de precieze voorwaarden voor behandeling? Hield iedereen zich daaraan? Werd aan patiënten en ouders voldoende duidelijk gemaakt wat de implicaties waren van een behandeling?

Door de verharding van standpunten in de afgelopen jaren was er volgens de kinderarts onvoldoende ruimte geweest voor een open blik en een noodzakelijke, brede discussie. Ze pleitte in een tussenrapport voor een steviger integrale aanpak, meer aandacht voor andere stoornissen bij jongeren en ze adviseerde een belangrijkere stem voor de kinderarts. ‘Het is niet meer dan terecht dat kinderen en jongeren die op allerlei manieren met hun gender worstelen de best mogelijke hulp en expertise krijgen aangeboden’, schreef Cass. De kritiek van David Bell en anderen werd eindelijk gehoord.

Time to Think is de titel van het net verschenen boek over de gebeurtenissen in de Londense genderkliniek, die dit voorjaar wordt gesloten. Er moeten snel regionale behandelcentra komen, was het advies van Hilary Cass. Lokale centra, makkelijk bereikbaar met de juiste hulpverleners en zonder ellenlange wachtlijsten.

Steensma van het Amsterdam UMC is er voorstander van om ook hier de transgenderhulp gelaagd in te richten. Alleen al omdat mensen nu te lang zonder gedegen hulp op een wachtlijst moeten staan. ‘In de regio een goed gesprek voeren en van daaruit exploreren wat er aan de hand is, lijkt me zinvol.’

Zo’n voorportaal met voldoende kennis in huis zou volgens hem een prima ondersteuning zijn. Steeds meer eerstelijnszorgverleners krijgen bovendien met gendervragen te maken: ‘Vroeger zag een huisarts misschien één keer in het jaar een transgender, nu is dat een aantal keren per jaar.’ Meer kennis en expertise is noodzakelijk, er zullen ook meer ggz-psychologen moeten worden getraind en in verschillende opleidingen aan hbo’s en universiteiten zal er meer aandacht voor het onderwerp ‘gender’ moeten komen.

Hilary Cass was in haar rapport overigens zeer kritisch over het voorschrijven van puberteitsremmers aan jonge kinderen, omdat er volgens haar onvoldoende bekend is over de langetermijneffecten. Om die reden worden ze ook nog maar nauwelijks voorgeschreven in Zweden en Finland. Daar pleiten ze, net als Cass, voor een grondige en langdurige studie die tot meer duidelijkheid moet leiden. In Nederland zijn er ook veel vragen over puberteitsremmers, zoals de Volkskrant onlangs meldde, maar worden ze nog wel voorgeschreven.

Wat waren de criteria om kinderen te verwijzen? Wat verklaarde de grote toename van meisjes? Op welke basis werden beslissingen genomen?

In sommige gevallen zijn patiëntjes echt beter af wanneer ze aan de puberteitsremmers gaan, is de overtuiging van behandelaars in de genderpoli’s. In de jaren negentig was het een doorbraak toen deze medicijnen gegeven mochten worden aan kinderen die groot lijden ondervonden van hun genderdysforie. Alleen ging het destijds om kleine aantallen.

Bij de genderpoli van het Amsterdam UMC bestond er geen enkele twijfel over de genderdysforie van Bowi die op zijn negende puberteitsremmers mocht. ‘Ze waren heel zorgvuldig’, zegt vader. ‘En we werden en worden heel goed begeleid. Ze staan altijd voor ons klaar.’ Bowi knikt.

Zijn vader en moeder wilden er deze keer vroeg bij zijn omdat zijn oudere sibling jong in de puberteit was gekomen en het te laat was voor puberteitsremmers. Een paar maanden geleden onderging Amanou daarom een borstoperatie. Amanou, non-binair, 20, deed afgelopen december zijn verhaal in De Groene. Zijn kleine broertje Bowi is inmiddels twaalf. Als ik zijn vader vraag of hij een idee heeft waarom zijn beide kinderen zich niet in hun lichaam thuis voelden, kijkt hij mij ernstig aan en legt langzaam uit: ‘Als je in een meisjeslijf bent geboren, hoef je nog geen meisje te zíjn.’

Wat ook meespeelde bij de beslissing deze keer snel in te grijpen, was dat de moeder van Bowi niet lang meer te leven had. Ze was al lange tijd ernstig ziek en het was haar wens om voor haar dood nog een stukje van haar zoons transitie mee te maken. Daar had het ziekenhuis begrip voor. ‘De dag dat Bowi aan de puberteitsremmers ging, was voor ons een feestdag’, zegt zijn vader met een grote glimlach. Bowi kijkt verbaasd, hij kan zich dat moment niet precies herinneren. Zijn moeder, vertelt hij, heeft gelukkig nog wel meegemaakt dat hij met de injecties begon en dat ze het gewenste effect hadden. ‘Ze heeft kunnen zien dat ik zelfverzekerder in het leven ging staan.’

Bijwerkingen van de puberteitsremmers heeft Bowi niet. De uitslag van de jaarlijkse botscan is net binnen en die is prima. De kritische geluiden over de transgenderzorg stoort vader. Hij vindt de media eenzijdig, sensatiebelust en veel te vaak anti-trans.

We zitten aan de eettafel in hun Haagse appartement. Bowi, kort blond haar en een hartveroverende glimlach, speelt met zijn geodriehoek, hij was voor ik kwam huiswerk aan het maken. Hij zit op het vwo en zijn droom is om later dokter te worden en mensen te helpen. Op zijn zevende deelde hij thuis mee dat hij zich een jongen voelde. ‘Amanou had een voorbeeldfunctie’, zegt zijn vader. Bowi schudt zijn hoofd, hij had al veel langer het gevoel dat er iets niet klopte.

Vader: ‘Ik raak weer ontroerd als ik terugdenk aan het moment dat hij het op school ging vertellen. Bowi was erg zenuwachtig. Toen ik hem die middag ging ophalen, straalde hij van oor tot oor, hij was zo opgelucht en blij. Vanaf dat moment zijn we hem thuis als jongen gaan aanspreken.’ Dat weet Bowi nog wel, hij kijkt, zegt hij, erg uit naar de volgende stap: testosteron. Die krijgt hij pas vanaf zijn vijftiende. ‘Dat duurt nog zo lang!’

Of ik wel wil opschrijven dat er in de toekomst hopelijk minder geoordeeld zal worden over transmensen, vraagt Bowi. Vader knikt instemmend, hij omschrijft de afgelopen jaren waarin zijn dochters hun eigen identiteit zochten als ‘een mooi proces’. Hij kijkt liefdevol naar zijn jongste kind: ‘Ik heb grote bewondering voor de manier waarop hij hiermee omgaat.’

Bowi, glimlachend maar met een oplettende blik: ‘Ik moet wel.’

Vader: ‘Natuurlijk had ik liever gehad dat dit mijn kinderen bespaard was gebleven.’ Met nadruk: ‘Het is alleen geen keuze, dit kon niet anders.’

De ouders van Ethan waren niet verrast toen hij zei transgender te zijn. Ethan, 14, was nooit een ‘meisje-meisje’, vertellen zijn ouders. Hij wilde geen meisjeskleren dragen en ook niet met poppen spelen. De naam Ethan draagt hij pas een jaar, zijn vroegere meisjesnaam wil hij niet noemen. Die heeft hij vervangen door het woord ‘blieb’ omdat het horen van zijn oude naam hem met weerzin vervult.

We zitten rond de tafel in hun modern ingerichte huis in Hoofddorp. Hun andere zoon zit boven huiswerk te maken. ‘Ik was elf toen ik zeker wist: dit is het’, vertelt Ethan. ‘In groep 7 had ik een meester gekregen die gay was en een klasgenootje was lesbisch. Hij heeft me uitgelegd wat lesbisch was en transgender en hij vertelde hoe het was om uit de kast te komen. Ik heb me eigenlijk nooit een meisje gevoeld, ik voel me als mij en niet echt als vrouw of als man, al gaat het wel de mannelijke richting uit. Ik voel me meer mannelijk dan man, maar niet non-binair, want dat past niet bij me. Het is zo lastig om uit te leggen. Non-binair is te neutraal voor mijn gevoel. Ik ben er steeds meer over gaan piekeren. Tijdens corona had ik veel tijd om na te denken. Ik ontmoette online veel vrienden die met dezelfde dingen zaten als ik. Toen kwam het moment om het aan mijn ouders te vertellen, hier in de keuken. Ik moest keihard janken.’

Moeder: ‘Ik was niet heel verbaasd.’

Vader: ‘Toen jij het ons vertelde was je al veel verder dan wij.’

Ethan: ‘Jullie reactie was superfijn, we hebben er veel over gesproken, ik heb veel aan jullie. Mijn ouders gebruiken alleen nog weleens mijn vroegere naam.’

Moeder: ‘Dat gebeurt als we over het verleden praten.’

Ethan: ‘Dat vind ik later misschien prima, maar nu even niet.’

Vader: ‘We maken niet vaak fouten.’

Moeder: ‘Het gaat heel af en toe mis.’

Moeder: ‘De huisarts vond dat je goed onder woorden bracht wat je wilde. Jij riep: het is niet wat ik wíl, het is wat ik móet!’

De huisarts verwees Ethan naar de ggz-jeugdarts, waar eerst gekeken werd of er nog andere problemen waren, zoals autisme of adhd. Ethan: ‘Ik heb alleen faalangst.’ Daarna werd hij doorverwezen naar Qpido, een hulpverleningsinstantie voor jongeren. Via hen ontmoette hij een life coach die hem zou helpen de wachtperiode door te komen door elkaar een keer per week te zien. Hij bleek een grote steun.

Ethan besefte dat van sekse veranderen zijn verdere leven zou beïnvloeden. Geëmotioneerd: ‘Verpesten bedoel je. Het heeft zulke enorme consequenties. Als ik straks een baan wil en ik me als Ethan voorstel, zien ze later mijn paspoort waarin “blieb” staat.‘

Moeder: ‘Hij is ook af en toe verdrietig, vooral ’s avonds.’

Ethan, met de nodige zelfspot: ‘Ja, gisteravond en de avond ervoor ook: lekker huilen!’

Moeder: ‘Ja, ik snap het ook wel.’

Ethan: ‘Ik zie zo op tegen wat er allemaal gaat komen, ik heb namelijk ook nog eens cup F. Ik zou het liefst’ – hij knipt met zijn vingers – ‘hoppa, nu een jongen willen zijn.’ Het is voor hem van levensbelang dat anderen hem als man zien.

Vader: ‘Je doet die operaties dus niet voor jezelf, maar om anderen ervan te overtuigen dat je een jongen bent.’

Ethan legt uit: ‘Genderdysforie is een gevoel dat ontstaat door de blik van anderen. Je hebt genderdysforie en gendereuforie, dat is als mensen je wél zien zoals jij jezelf ziet. Dat je niets steeds hoeft te zeggen: ik ben een jongen. Daarom doe ik het eigenlijk.’

Moeder: ‘Maar je zou het toch leuk vinden om zomers zonder shirt en zonder borsten in het water te springen.’

Dat beaamt Ethan: ‘Ik wou dat ik niet al die moeite hoefde te doen om anderen ervan te overtuigen dat ik een jongen ben. Als de buitenwereld me gelooft, voel ik me gelukkig.’

Vader: ‘Veel ouders zijn op zoek naar een antwoord. Denken dat ze iets verkeerd hebben gedaan. Maar we hebben het over gevoelens en die hebben niets met onze opvoeding te maken. Wij willen Ethan ondersteunen en hem de ruimte geven. Als het een hype zou zijn, was dat sterke gevoel inmiddels wel weggeëbd. Waarom zou hij zichzelf in zo’n moeilijk parket brengen?’

Moeder: ‘Ik ben niet op zoek naar andere ouders om van hen te horen hoe ze ermee omgaan. Dan zou ik gaan vergelijken en wat heeft dat voor zin? Ik sta er liever onbevangen in, het is zo kwetsbaar allemaal. We lopen samen dit pad en Ethan loopt voorop.’

De namen van Laura, Marieke en Maarten zijn om privacyredenen gefingeerd.

Lees ook: