
‘Tsje, scs, steh, sje, zeh…’ De kinderen in de klas sissen de Bulgaarse klanken van de juf geconcentreerd na. De les is net begonnen, directeur-moeder Elitsa Yordanova (38) kijkt vanaf de gang tevreden naar binnen. Vijf minuten geleden renden de kinderen nog gillend en lachend door de kale gang. Vaders en moeders stonden al voor 12.00 uur voor de deur van de school. Ook in de andere twee klassen is het nu muisstil. Ze draait zich om, haar lange donkerblonde haar hangt los over haar rug, ze loopt naar de lerarenkamer van het Sint Ignatius-gymnasium in Amsterdam waar de Bulgaarse school drie klaslokalen huurt. Haar oudste zoon kon ze destijds zelf nog wel bijscholen, maar toen de tweede kwam en ze tegelijkertijd met haar man een bouwbedrijf runde, had ze er geen tijd meer voor. Dat deed pijn.
Ze ontmoette Kamelia Stefanova (36) die als moeder met hetzelfde probleem kampte en samen besloten ze een Bulgaarse school op te richten. Ze vroegen geld aan bij het ministerie van Onderwijs in Bulgarije, zochten alle regels uit, schreven in twee weken een projectplan, regelden lesmateriaal. En het lukte. Nu al volgen op hun nieuwe school zo’n vijftig Bulgaarse kinderen van vier tot zeventien jaar sinds september dit jaar elke zondag lessen in de Bulgaarse taal, literatuur, geschiedenis, cultuur en tradities.
Mededirecteur Stefanova zit met een groot blocnote aan de lange donkere tafel in de lerarenkamer. Ze hebben nog veel te regelen. ‘We voelen ons net een baby die probeert te lopen’, zegt Stefanova, die in tegenstelling tot Yordanova met haar ronde gezicht eerder iets spits heeft, met haar halflange haar in een staartje gebonden. De twee vrouwen wonen nu ruim tien jaar in Nederland, ze zijn de eerste generatie Bulgaren en ze realiseren zich dat hun kinderen hier zullen opgroeien. ‘We willen dat ze trots zijn op hun Bulgaarse afkomst’, zegt Yordanova. Haar oudste zoon vroeg haar eens: ‘Wat heeft Bulgarije eigenlijk aan de wereld gegeven?’ ‘In Nederland hebben onze kinderen veel kansen, dit land kan hen vleugels geven. Maar wij moeten voor de wortels zorgen, ze moeten weten waar ze vandaan komen.’
Vanaf 1 januari 2014 hoeven Bulgaren geen tewerkstellingsvergunning meer te hebben om in Nederland of elders binnen de Europese Unie aan de slag te kunnen. Minister Lodewijk Asscher sprak hierover dit najaar nog zijn zorgen uit. Hij vreest een grote toestroom van Bulgaren en Roemenen en vroeg daarom samen met Engeland, Duitsland en Oostenrijk de Europese Commissie uit te zoeken in hoeverre migratie uit Midden- en Oost-Europa leidt tot verdringing en bijstandstoerisme. Maar Brussel noemde de zorgen ongegrond. De Britse premier Cameron heeft afgelopen week desondanks maatregelen voorgesteld om te voorkomen dat Bulgaren en Roemenen na 1 januari massaal Engeland bestormen. De vraag is: staat er in Nederland een groot Bulgarenprobleem voor de deur?
‘Veel nieuwkomers komen hier omdat de economie beter is’, vervolgt Yordanova. ‘Ze spreken de taal niet, zoeken een woning, zoeken werk. Zo hebben wij het ook gedaan. Maar wij waren nog illegaal. Zij kunnen nu legaal in Nederland werken.’ Elitsa Yordanova was 25 toen ze naar Nederland vertrok. Ze woonde in Ruse, in het noorden, met haar man en zoontje van ruim vijf. Ze had rechten gestudeerd, maar kon nergens werk krijgen omdat ze geen geld had om ‘onder de tafel te schuiven’ voor een baan. Ze kon geen kant op, voelde zich een slechte moeder. Geen baan, geen kansen. Ze was jong en besloot haar geluk elders te zoeken. Ze wilde voor haar zoon een toekomst, dat hij keuzes kon maken en mogelijkheden zou hebben die zij nooit had gehad. Ze koos een land waar mensen Engels kunnen spreken. En zo stond ze op een dag met twee tassen op het Centraal Station in Amsterdam. Ze klopte aan bij restaurants en hotels voor schoonmaakwerk. Na een paar jaar begon ze met haar man een eigen bouw- en schoonmaakbedrijfje, en startte met een studie rechten aan de universiteit. ‘Ik wilde weer leven. In Nederland is veel mogelijk als je goed bent in wat je doet. Als je de kans krijgt kun je ver komen.’

De juf roept Ivana, een zesjarig meisje met gouden letters op haar T-shirt, in de les naar voren. Ze moet op het digitale bord in het Cyrillisch een woord van vier letters schrijven. Ze vergist zich in de b, die in het Bulgaars een v is. Veel kinderen halen de letters uit het Bulgaarse alfabet en het Nederlandse door elkaar. ‘Daarom is het goed dat we ze vanaf jong ook het Bulgaars leren’, zegt Elitsa Yordanova. De kinderen krijgen hier een officieel certificaat dat ze kunnen gebruiken in Bulgarije zelf – voor het geval hun ouders ooit besluiten weer terug te gaan. ‘Niet iedereen weet nog zeker of ze hier zullen blijven.’
Yordanova en Stefanova zijn nu ook in gesprek met de Amsterdamse wethouder voor Integratie over een informatiepunt voor de nieuwkomers. Met informatie over werk, wonen, bijstand, rechten: alles wat nodig is voor mensen die hier nieuw met hun koffers aankomen. ‘Zodat ze geen last worden voor Nederland’, beklemtoont Yordanova. ‘We kunnen beter problemen voorkomen, wij hebben er ook geen zin in om elke keer in het nieuws te zijn.’ Ze voelen zich verantwoordelijk voor de nieuwkomers. Deels uit bescherming voor zichzelf, geven ze toe. ‘Wij hebben ons leven eindelijk op orde. Voor ons is dit ons thuis nu.’ Dat het beeld van Bulgaren zo negatief is, daar hebben ze beiden last van. ‘Het is moeilijk om ten opzichte van Nederlanders steeds te bewijzen dat je te vertrouwen bent, dat je geen crimineel bent. Je voelt je toch aangesproken.’
De Bulgaren zijn de laatste jaren in Nederland vooral negatief in het nieuws geweest met de toeslagenfraude, roofbendes en maffiapraktijken. Maar er wonen veel Bulgaren in Nederland die hier stilletjes hun weg zoeken. Sterker nog: op dit moment vormen de Bulgaren, na de Polen, in Nederland de grootste groep migranten uit Midden- en Oost-Europa. Het aantal ligt naar schatting tussen de 34.000 en 44.000, aldus het Sociaal en Cultureel Planbureau (zie kader). Bulgaren hebben een relatief zwakke positie op de arbeidsmarkt in Nederland, maar ten opzichte van hun situatie in Bulgarije zijn de meesten er flink op vooruit gegaan. Een groot deel van hen is dan ook van plan te blijven, stellen de scp-onderzoekers. Een derde van de Bulgaren woont al met partner en kinderen in Nederland – een teken dat arbeidsmigranten blijven. Nederland heeft echter geen vestigingsbeleid voor EU-burgers. Maar de eerste generatie Bulgaren is zich aan het settelen.
Bulgaarse scholen zijn er in Leiden, Den Haag, Utrecht, Zaandam, Eindhoven en Amsterdam. Er zit in Scheveningen sinds kort een Bulgaarse patisserie, Wezep heeft een Bulgaars reisbureau en in Den Haag is een Bulgaars restaurant gevestigd en zelfs een Bulgaarse supermarkt. De ‘Bulgaarse Roos’ verkoopt Bulgaarse yoghurt, worsten, blikken, wijn, kaas, rozenwater en zelfs Bulgaars wc-papier, haarverf en handcrème. In 2008 opende Daniel Nedyalkov, de 35-jarige eigenaar, zijn winkel. ‘De eerste Bulgaarse supermarkt in Nederland’, zegt hij trots. Hij stapt vanachter de kassa in zijn smalle winkel en loopt naar het schap vol potjes met lutenica. ‘Dat is een saus van tomaten met meestal aubergines, pepers en kruiden, dat bij ons altijd op tafel staat met brood.’ Hij is zeven dagen per week open. ‘Het is hard werken’, zegt hij, terwijl hij voor een klant een hertenworst uit de vitrine haalt. ‘Mensen spreken altijd slecht over Bulgaren. Ik weet niet waarom, ze weten niet eens waar Bulgarije ligt.’ Hijzelf kwam hier elf jaar geleden naartoe. Hij was jong verliefd geworden op een meisje uit zijn dorp, maar zij verhuisde op haar veertiende met haar ouders naar Nederland. Dus reisde hij haar achterna en vroeg haar ten huwelijk. Hij vond het hier eerst wel moeilijk, de taal, de mentaliteit. ‘Jullie maken voor alles eerst een afspraak. Bij ons mag je altijd binnenkomen. En dan vraagt mijn moeder niet: “Heb je honger?” Ze zet gewoon eten neer.’ Nedyalkov pakt de boodschappen van een klant in een plastic tas. Hij en zijn vrouw hebben een dochtertje van vier jaar. Hij gaat niet meer weg. ‘Hier is nu mijn leven’, weet hij en haalt gelaten zijn schouders op.

Het is zondag. Om de hoek bij de Bulgaarse Roos zingt priester Joan Manev het gebed. De zoete geur van wierook kringelt door de kleine Bulgaars-orthodoxe kerk. De priester, een man met een imposant postuur, gekleed in een schitterende goudgele mantel met witte hoog opstaande kraag, halflang haar en een donkergrijze baard, bidt en zwaait met het wierookvat, dan draait hij zijn rug naar de gelovigen en verdwijnt achter de iconenwand naar het hoge, glimmende altaar. Zo’n vijftien gelovigen staan achter in de kerk, hun hoofden gebogen. Vasil Vasilev (28), een Bulgaarse student civiele techniek in Delft, loopt naar voren. De serieus ogende jongen, assistent van de priester, gaat achter de lessenaar staan, schraapt zijn keel en draagt voor in oud-Bulgaars uit het evangelie van Paulus. De priester keert terug, zingt, hoog, melodieus, melancholisch. Door de hoge ramen schijnt een zachte najaarszon op het rode tapijt, kaarsjes branden in de hoge houders.
Tijdens de mis druppelen steeds meer mensen binnen. Tsveta Velinova, een stevige vrouw van begin zestig in een zwart colbert en lange grijze rok, arriveert aan het einde. Ze heeft brood en wijn bij zich. Samen met de priester gaan ze zo na de mis een kersvers informatiepunt voor Bulgaarse nieuwkomers inwijden.
Om zorg te dragen voor de groeiende Bulgaarse gemeenschap in Nederland zijn priester Joan Manev (47) en zijn vrouw Jordanka vijf jaar geleden door de bisschop van Sofia naar Den Haag gestuurd. De Bulgaars-orthodoxe kerk ‘Aartsengelen Michaël en Gabriël’ staat wat van de straat af, op een binnenplaats achter de enorme kale takken van een driehonderd jaar oude kastanjeboom. Het is een voormalige Russisch-orthodoxe kerk – van hen kregen de Bulgaren de iconenwand. Priester Joan en zijn vrouw hebben erg moeten wennen. Het land is koud, het eten is anders, de taal is moeilijk, hun dochter wilde niet mee, ze missen hun familie. Maar ze vervullen hun taak. ‘Iedereen wil in zijn eigen land zijn’, fluistert Jordanka, ze heeft een zacht, vriendelijk gezicht. ‘Maar dit is onze missie.’ De priester lacht. Hij heeft na de mis zijn goudkleurige mantel afgedaan en zit nu in een zwart habijt wijdbeens op een stoel. Priester Joan krijgt geen salaris, daar heeft de kerk in Bulgarije geen geld voor, daarom werkt hij ook nog als schilder en automonteur. Als hij een begrafenis moet doen, een speciale mis moet begeleiden, dan neemt hij vrij. Vanuit Sofia komt alleen een beetje geld om de huur van te betalen. Nu wordt zijn kerk bedreigd. Hij heeft net gehoord dat de gemeente het gebouw – een kraakpand – wil slopen om hier woningen neer te zetten. De kerk trekt veel mensen. Ook Roemenen, Georgiërs, Russen en Serviërs. Soms op orthodoxe feestdagen als Pasen en Kerstmis wel zo’n vierhonderd, vertelt hij. Dan staan ze tot in de tuin. Hij hoopt dat ze er met de gemeente uitkomen. ‘Je voelt hier op deze plaats de positieve energie. Ik kom hier elke ochtend, dan zit ik heel rustig. Ik kijk naar het licht dat binnenvalt. We hebben deze plek helemaal zelf opgebouwd.’
Hij voelt zich verantwoordelijk voor de Bulgaren hier. En ook voor de mensen die nog komen gaan. ‘De tijd van tien jaar geleden dat mensen daar denken dat in het Westen alles aan de bomen groeit is voorbij’, vervolgt de priester. ‘Mensen weten dat het hier ook niet altijd makkelijk is. Maar Bulgarije is het armste land van Europa. Daarom zullen er nieuwe mensen komen om hier te werken. Ze betalen belasting, werken hard.’ De mensen die rondom zijn aangeschoven, knikken. ‘Het is een zwak land, maar er zijn ook goede dingen. Bulgarije heeft een meer dan tweeduizend jaar oude geschiedenis. Nederlanders hebben een verkeerd beeld. Zodra iemand een Bulgaarse achternaam heeft, wordt er een muur opgetrokken. Mensen krijgen geen werk, ze worden aangesproken als criminelen.’ Weer knikken de kerkgangers. Ze hebben allemaal van dit soort voorbeelden. ‘Het komt vooral door de Turkse Bulgaren en de Roma’, vervolgt de priester. ‘Zij bepalen het beeld.’

Tsveta Velinova, die haar grijsblonde haar met een knip in een staartje heeft gestoken, maakt ondertussen in de hoek een tafel als informatiepunt klaar zodat de priester het vanmiddag kan inwijden. Ze kwam midden jaren tachtig naar Nederland toen in Bulgarije nog het communisme heerste. Zij en haar man werkten bij de Bulgaarse ambassade en besloten hier te blijven, met hun zoontje. Vanwege de vrijheid, de mogelijkheden. Er was hier orde, transparantie, ze had opeens rechten. Ze mist haar thuisland soms, vooral de cultuur, de gebruiken. Het geloof biedt steun. Toen twee jaar geleden haar moeder overleed, heeft ze veel met priester Joan gesproken. Sindsdien komt ze regelmatig naar de kerk. Haar man lukte het niet hier te aarden, ze gingen scheiden en hij keerde terug naar Sofia. Maar Velinova, nu ambtenaar bij Stadsgewest Haaglanden, wil niet meer terug. ‘Ik ben Nederlands gaan studeren aan de Universiteit Leiden, mijn zoon ging hier naar school. Nederland heeft zoveel voor me gedaan.’
Gedragen Bulgaars Byzantijnse kerkmuziek uit een cd-speler vult de kleine kerk. Velinova vindt het negatieve beeld van Bulgaren heel erg. Daarom besloot ze, als bestuurslid van de Stichting Oost-Europa Projecten (stoep), met de gemeente Den Haag te praten om een informatiepunt voor de nieuwkomers – Bulgaren en Roemenen – op te zetten. De priester werkte er graag aan mee, evenals de Haagse wethouder en de Roemeense stichting. ‘Er komt zoveel uitbuiting voor, zoveel problemen met huur, verzekering en werkgevers. We vinden dat mensen beter voorgelicht moeten worden. Dat bevordert ook de integratie.’ stoep leidde de afgelopen maanden zo’n zestien vrijwilligers – onder wie de assistent van de priester Vasil Vasilev – op om de nieuwe informatiepunten te bemannen. Ze leerden hoe de belastingdienst werkt, de ziektekostenverzekering, de inschrijving in het gemeentelijk bevolkingsregister – pas dan hebben mensen recht op juridische bijstand, op toeslagen, sociale voorzieningen, hoe het huursysteem in elkaar zit. Een groot deel keken ze af van het Poolse informatiepunt dat al langer bestaat. De politie is langsgekomen, de belastingdienst, woningcorporaties, iemand van de fnv. ‘We willen mensen bewust maken van de mogelijkheden’, benadrukt Tsveta Velinova. ‘Nederland is een geweldig land. Ga studeren, ga iets doen, er zijn zoveel werkgevers die steun willen bieden. Investeer in jezelf.’
‘Het beeld van ons is inderdaad niet goed’, beaamt ook de Bulgaarse ambassadeur Nikola Kolev in Den Haag tijdens de viering van het eenjarig bestaan van het Bulgaars Cultureel Centrum. Het centrum heeft nog geen eigen locatie, dus zitten ze vandaag voor de gelegenheid in een zaaltje van het Pools huis met thee in plastic bekertjes en speciaal brood ter welkom aangeboden door vrouwen in klederdracht. Ambassadeur Kolev – een lange man in een donkergrijs pak met grijze, borstelige wenkbrauwen – geeft de Bulgaarse Turken en Roma de schuld. ‘Tachtig procent van de Bulgaren is hoogopgeleid, twintig procent is laagopgeleid, zonder skills, zonder baan. Zij zijn Roma of Turks, ze hebben weliswaar Bulgaarse identiteitspapieren, maar ze zijn het niet. Zij zorgen voor het slechte imago van Bulgarije.’

In Bulgarije maakt de Turkse minderheid slechts tien procent van de bevolking uit, in Nederland is bijna de helft van de Bulgaren van Turkse afkomst. Veel Turks-Nederlandse werkgevers trekken etnische Turken uit Bulgarije aan, die veelal lager opgeleid zijn dan de etnisch Bulgaren. Volgens de ambassadeur is het 25 jaar geleden begonnen, toen de Turken in zijn land verplicht werden Bulgaarse namen aan te nemen en hun religie te veranderen. ‘Binnen twee, drie jaar zijn zo’n vijfhonderdduizend Turken naar Turkije getrokken met behoud van hun Bulgaarse nationaliteit. Het was een grote fout van de Bulgaarse overheid. Nu gebruiken zij hun paspoort om naar EU-landen te reizen. Met de Roma hebben we al langer een probleem.’ Het zijn volgens hem bijvoorbeeld de zigeuners die de toeslagenfraude pleegden. ‘Maar het is uiteindelijk aan de Nederlandse overheid om jullie eigen instituties goed te beschermen’, besluit hij.
‘Hebben de Turkse Bulgaren het gedaan?’ roept Daniela Dimitrova (51) in Amsterdam verontwaardigd uit. ‘Dat is niet waar. Laat onze ambassadeur maar een keer meekomen om te kijken hoe het is om de hele dag huizen schoon te maken! Hij weet niet hoe het is om hier te zijn, zonder geld, zij hebben alles. Dat is makkelijk praten.’ Haar Turks-Bulgaarse vriendin Milena Marinova Zaneva (45) knikt heftig zodra ze de vertaling hoort – ze spreekt alleen Turks en Bulgaars. De vrouwen zitten tegenover elkaar aan een glazen tafel met een wit kanten kleedje in de kleine eetkamer van Dimitrova, op de achtergrond geluiden van de televisie uit een andere kamer. Dimitrova, haar geverfde haar in een staart omhoog gebonden, met trainingsbroek, wit T-shirt en een gehaakt zwart truitje aan, komt uit Sofia, na 23 jaar huwelijk wilde ze scheiden van haar man. De eerste tien jaar was ze gelukkig met hem geweest, daarna ging het mis, hij ging drinken, zat ’s ochtends al aan de wodka, was jaloers, sloeg, maakte ruzie. Ze wilde weg, haar zoon was ondertussen 21, ze moest geld verdienen. Het is nu twaalf jaar geleden. Zoals de meeste Bulgaren hoorde ze via-via van een Turkse ‘firm’ – uitzendbureautje – die het vervoer naar Nederland regelde, evenals onderdak en werk. Haar moeder betaalde duizend leva – zo’n vijfhonderd euro – van haar spaargeld voor de reis en de eerste maand onderdak.
Ze kwamen ’s nachts aan in Amsterdam en werden bij het Victoria Hotel tegenover het Centraal Station uit het busje gezet, vertelt Dimitrova in het Engels. Er was niets geregeld. Iemand nam haar en de andere reizigers mee naar een leeg kantoorpand waar ze op matrassen met twintig mannen en twee vrouwen op de grond moest slapen. Haar hoofd lag bij de wc-deur, de badkamer was vies. Ze moest er nog eens driehonderd euro voor betalen. Uiteindelijk kreeg ze met de andere vrouw een kamer elders in de stad, zonder elektriciteit en met alleen koud water, ook weer voor driehonderd euro. ‘Het was een Turks-Nederlandse man, meestal dronken en met een pistool. Hij zei: “Als het je niet bevalt ga je maar terug.”’ Ze was bang, maar wilde niet terug, dat zou niemand thuis begrijpen. Er zaten geen deurklinken in de deur, dus iedereen kon erin en eruit. Uiteindelijk vond ze een kamer in Osdorp, weer bij een Turkse man, maar hij was ‘een normaal persoon’. Ze kreeg werk in een Turks naaiatelier ergens in Amsterdam-West waar ze van drie uur ’s nachts tot zeven uur ’s ochtends voor drie euro per uur achter de naaimachine zat.
Een paar maanden was ze dakloos, ze sliep met twee Roemeense vrouwen op een stuk stof uit het naaiatelier in een park aan het kanaal bij de Postjesweg, at cake van 99 cent van de Dirk van den Broek, ze leefde in armoede op brood dat ze met water mengde en moest zich regelmatig bij verhevigde politiecontroles verbergen in het naaiatelier omdat ze illegaal werkte. Maar langzaam klom ze uit het dal. Eerst ontmoette ze een Turks-Nederlandse man. ‘Daar woon ik nu mee samen’, lacht ze en wijst naar de muur van waarachter de tv-geluiden komen. ‘Dat gaat heel goed. Ik ben nu relaxed.’ En ze werkt sinds een paar jaar voor zichzelf als werkster bij particulieren, soms verdient ze wel honderd euro per dag. En nu poetst ze samen met haar vriendin Zaneva. ‘Mijn moeder zei: “Dat is een grote kans, hier in Bulgarije verdien je honderd euro per maand.”’ Maar het kostte haar veel, ze laat haar tanden zien, een paar ontbreken, andere zitten los, een paar zijn zwart. Ze heeft veel kiespijn. ‘Wij zijn voor niemand bang’, lachen daarna beide vrouwen. ‘Dat is de realiteit waarin we leven.’

Juist dit soort praktijken hoopt Velinova te voorkomen als mensen beter weten wat hun rechten zijn. Ze legt op de tafel in de kerk folders neer van het ministerie van Sociale Zaken, in het Bulgaars, erachter lila kartonnen bordjes; op het ene staat met blauwe stift in het Nederlands en het Bulgaars Cyrillisch ‘Bulgarije’ geschreven, op het andere ‘Roemenië’. Daarachter twee stoelen voor beide informatieconsulten. Vasil Vasilev, de serieuze student uit Delft, staat er al klaar voor. Verder is er, op een handjevol kerkgangers na die zijn blijven hangen, niemand in de kerk. Ook de Roemeense consulent is er nog niet. Vanaf vandaag zal het informatiepunt elke zondagmiddag open zijn in de Bulgaarse kerk en op donderdagavond in het Haagse stadhuis – dat zal deze week worden geopend door de Bulgaarse ambassadeur. ‘Ik wil graag nieuwkomers helpen’, verklaart Vasilev. Zelf wil hij als hij over anderhalf jaar zijn master heeft graag in Nederland werken, voor de ervaring. Maar daarna wil hij terug. ‘Bulgarije heeft ons nodig.’
Bulgaren werken nu vaak in de bouw, de horeca of de schoonmaak en veelal in het zwarte circuit. Tot nu toe waren ze zoals Dimitrova afhankelijk van illegale banen bij duistere werkgevers en tussenpersonen die hen met minibusjes kwamen halen. Vanaf 1 januari 2014 kunnen mensen hier gewoon werken, legaal. Het zou gek zijn als dat niet gebeurt, denkt ook Velinova. Ze kent genoeg mensen in Bulgarije die van plan zijn te komen. ‘Officieel zegt de Bulgaarse regering dat het wel zal meevallen, maar dat geloof ik niet. Het gaat zo slecht in Bulgarije, mensen gaan het gewoon proberen.’ En dat geldt voor zowel etnische Bulgaren als Turkse Bulgaren en Bulgaarse Roma. Priester Joan heeft een deel van zijn gouden mantel aangetrokken over zijn zwart habijt. De Roemenen zijn nog onderweg, maar de inwijding begint toch.
De priester bidt, zwaait met de wierook naast de tafel, pakt het kruis, raakt met wijwater de informatiefolders op tafel aan. Tsveta Velinova staat ernaast. Ze kust het kruis als de priester haar sterkte wenst op deze moeilijke weg. Dan bidt hij weer, zingend: ‘Gospodi pomilui’ – God ontferm u over ons. Het informatiepunt is ingewijd. Vasilev gaat op zijn stoel zitten achter het bordje ‘Bulgarije’. Vandaag zal er niemand meer komen om advies, maar hij weet zeker dat het vanaf half januari volgend jaar druk zal worden. ‘O ja, ze komen’, glimlacht hij. ‘Ze weten heel goed wat er gaat veranderen, ik heb al van een aantal mensen gehoord dat ze zich klaarmaken.’ Velinova deelt het brood rond en schenkt de wijn in plastic bekertjes. Priester Joan Manev komt in zijn gewone beige trui en ribbroek bij ons zitten. Hij heeft hier het afgelopen jaar al drie huwelijken ingewijd en ontelbaar veel dopen gedaan. Er komt een nieuwe generatie Bulgaren aan, dat weet hij zeker. ‘Jullie moeten niet zo slecht denken over ons’, besluit hij. ‘Agressie is niet goed. Een beetje lief zijn.’ Hij lacht en pakt een houten plankje met daarop een afbeelding van Sint Joris op een wit paard. ‘We hebben hem allemaal in ons huis hangen, als beschermer en strijder tegen het kwade.’
In Amsterdam denken Elisa Yordanova en Kamelia Stefanova dat binnenkort wel meer ouders hun kinderen zullen aanmelden. ‘Alle kinderen hier zijn welkom’, benadrukt Yordanova in de lerarenkamer van de school. ‘Hier wordt geen onderscheid gemaakt tussen etnische Bulgaren, Roma en Turkse Bulgaren.’ De klassen maken zich op voor het laatste uur ‘Bulgaarse cultuur en traditie’. De kleintjes krijgen volksdansen. Bulgaarse volksmuziek schalt vrolijk door de klas. Elf kinderen gaan in een kring staan, ze giechelen, handen in de zij. De meester doet het voor: linkerknie omhoog, dan draaien. Yordanova kijkt vanaf de gang toe, ze glimlacht. ‘Dit is waar het om gaat.’
Schoonmaak, horeca en bouw
Naar schatting zijn er op dit moment 34.000 tot 44.000 Bulgaren in Nederland. Slechts 36 procent van hen staat echter geregistreerd in het bevolkingsregister of in werknemersbestanden. Vanaf 2007 is een gestage stijging te zien van het aantal Bulgaren in Nederland. Veel van hen komen uit het midden en noorden van Bulgarije, waar een grote Turkse minderheid woont. Bijna de helft van de Bulgaren in Nederland is dan ook Turks-Bulgaars. Zij zijn overwegend laagopgeleid en werken in Nederland vaak voor Turks-Nederlandse werkgevers. De overige recent geëmigreerden zijn etnisch Bulgaars. Een kwart van alle Bulgaren in Nederland studeert in het hoger onderwijs. Van de Turks-Bulgaarse migranten heeft 47 procent een baan, van de etnische Bulgaren 59 procent, een groot percentage werkt waarschijnlijk met mondelinge contracten en in het zwarte circuit. Vaak werken ze in de schoonmaak, de horeca en de bouw. Dertien procent van de Bulgaren is zelfstandig ondernemer. Van de etnische Bulgaren die nu in Nederland wonen, zegt een kwart zich in Nederland te willen vestigen. Van de Turkse Bulgaren zegt meer dan de helft hier te willen blijven.
Cijfers uit: Nieuw in Nederland: Het leven van recent gemigreerde Bulgaren en Polen van het Sociaal en Cultureel Planbureau (juli 2013)
Lees ook: De Bulgaren zijn er! “Functioneler dan roepen om meer barrières - die toch niet werken - zou daarom het instellen van een simpel en goed integratiesysteem voor EU-burgers zijn.”