Het toneelbeeld is van de Duitse ontwerper Jens Kilian. Een deel van het publiek zit op een tribune die op het podium is gebouwd. De rest zit in de zaal. Daartussen, op een in de zaal uitgebouwde speelvloer, staat in een modderige vlakte een ijspaleis van plexiglas, met twee ingangen aan de zijkant. De familie & aanverwanten komen op uit een helverlichte gang onder de tribune op het podium. Midden in de zaal ligt over de stoelen een lange loopplank: opkomst van de goden Apollo en Athena en van de Trojaanse profetes en oorlogsbuit Kassandra. De tekst is de enige bewaarde Griekse tragedie-trilogie Oresteia, twee jaar voor diens dood geschreven door de oudste tragedieschrijver Aischylos. De tekst is van 458 voor onze jaartelling. In het Nederlandstalige toneel is het de tweede keer binnen één jaar dat we deze tekst kunnen horen en zien: afgelopen voorjaar regisseerde Johan Doesburg de Oresteia, een gestileerde enscenering in een kerk in Scheveningen (vertaling/bewerking: Janine Brogt). De vertaler is nu Herman Altena, dramaturg Paul Slangen heeft de tekst bewerkt, samen met regisseur Johan Simons. Tot zo ver de feiten. Op de voorpui van de Amsterdamse Stadsschouwburg, waar de Oresteia op 25 november in première ging, stond op een meterslang spandoek WRRRÁÁÁÁÁÁKK. We zijn in Argos, het huis van de familie Atreus, een stamboom vol bloed-aan-de-paal, vendetta’s, bloedwraak, eerwraak. De voorgeschiedenis ligt tien jaar in het verleden. Stamhouder Agamemnon, vorst en generaal, voerde de Griekse vloot aan naar Troje. Agamemnon had een akkefietje met de goden en kreeg slechts tegenwind. Om wind in de zeilen te oogsten moest hij zijn liefste dochter Ifigeneia offeren. Wat hij deed. Tien jaar later – Troje is gevallen, hij keert als overwinnaar in Argos terug met de Trojaanse prinses Kassandra als bijslaap – wachten zijn vrouw Klytaimnestra en haar minnaar Aigisthos hem op, met een visnet en een bijl. De generaal wordt in bad in stukken gehakt. Dat is deel 1. In deel 2 keert de verborgen zoon Orestes terug in Argos en wreekt de vadermoord met moedermoord. In deel 3 wordt door de ‘nieuwe’ goden iets verzonnen om die keten van bloedwraak en eerwraak een halt toe te roepen. Tot zo ver de trilogie.
De avond dat ik in de Stadsschouwburg kwam kijken aanhoorde ik in de twee (rook)pauzes in de vrije buitenlucht een hoop jong volk, en dacht (met lichte wanhoop): hóe lang nog moet ik deze samenvatting van de Oresteia in een recensie opnemen? Hoopvol signaal: de jongeren overwinterden de twee pauzes ruimschoots. Ze bleven. En gelijk hadden ze. Geduldig waren ze ook. Want gemakkelijk is dat eerste deel, Agamemnon, hier niet. De thuiskomst van de generaal en zijn onfortuinlijke einde wordt voorafgegaan door een raadselachtige proloog waaruit we de voorgeschiedenis moeten begrijpen. De koorzangen zijn, zo niet geschrapt, verdeeld over de handelende personen. Dat heeft een vervreemdend en ook verwarrend effect. Personages dwalen door hun verhaal, maar spelen ook het commentaar op zichzelf én op de handeling. De Griekse toeschouwers die bij de wereldpremière waren kenden de personen én de verhalen. Bij het toneelpubliek van nu ligt die bekendheid niet voor de hand. Maar goed, mooi toneel is een oefening in geduld, dat geduld wordt hier ruim beloond. De goden kijken vanachter de muren van het ijspaleis toe hoe de eerste etappe van de bloed- en eerwraak zich voltrekt, met een hitchcockiaanse thrillerspanning. De winst van het verdelen van de koorzangen over de personages ‘betaalt’ zich ook uit. Orestes en Elektra, en zelfs het uit de tijd gevallen dode zusje Ifigeneia (bij Aeschylos allemaal niet aanwezig) kijken hier vol afgrijzen toe en denken hardop met ons mee. De zieneres Kassandra (een mooie rol van Betty Schuurman) spreekt die ene cruciale zin: ‘Dit onderdak wordt nooit verlaten door de Wrake.’ Als de wraak is voltrokken beginnen de toneelmeesters het ijspaleis te slopen. Ik ging huiverend de eerste pauze in. (wordt vervolgd)
Oresteia (NTGent/TGA). Utrecht, 13-17 december; dan Luxemburg en Gent t/m 20 januari