
De zomervakantie is in volle gang, maar Khalid Toutonji, die in september negen wordt, kan niet wachten om naar school te gaan. Een fiets en een stoere rugzak heeft hij al. En een beladen verleden, al heeft hij er zelf waarschijnlijk geen idee van dat zijn jeugd in weinig lijkt op die van zijn toekomstige klasgenootjes. Ik ken Khalid nu drie maanden. Dat wil zeggen, van naam. Uit verhalen. Van foto’s en van een filmpje dat is gemaakt toen hij nog een peuter was.
Want pas op 6 juli ontmoette ik hem ‘in het echt’. De avond ervoor was hij van Istanbul naar Schiphol gevlogen, waar hij werd opgewacht door zijn vader Mohamad en diens goede vriend Yassin, bij wie ze de eerste twee nachten konden logeren. Een wonderlijke ‘gezinshereniging’, na vierenhalf jaar; de ouders van Khalid zijn al in zijn eerste levensjaar gescheiden, en vanaf dat moment was Mohamad een geëmancipeerde alleenstaande vader die de volledige zorg voor zijn zoon op zich nam. Tot de dag waarop hij uit Damascus vluchtte, daarbij Khalid bij diens oma en tante achterlatend.
Zodra Mohamad ergens veilig zou zijn, met de zekerheid er een toekomst te kunnen opbouwen, zou hij Khalid laten overkomen. Daartoe moest hij wel voldoende geld verdienen. Dus toog hij, als zoveel andere Syriërs, eerst naar Libanon. Alwaar zijn nieuwe baas handig gebruik maakte van zijn nood door hem tot in de nachten en weekenden te laten overwerken, maanden achtereen, om hem vervolgens niet het beloofde loon uit te keren.
Wie veel met Syrische vluchtelingen omgaat, kent de verhalen. De bittere, angstige vluchtgeschiedenissen. In ieder geval arriveerde Mohamad op 10 oktober 2015 in Nederland. Het voornaamste doel was bereikt. Nu enkel Khalid nog. En daar was Khalids moeder het volledig mee eens.
Ik leerde Mohamad kennen op een verjaardagsfeestje van een gemeenschappelijke Syrische kennis. Ons contact is inmiddels frequent en innig. Zoals dat kan gaan wanneer je veel interesses blijkt te delen, graag naar elkaar luistert en je je in elkaars gezelschap onverklaarbaar thuis voelt. Zelfs als dit samenzijn, door omstandigheden, vaker virtueel moet zijn dan je allebei zou willen.
Vanaf onze eerste kennismaking was Khalid altijd op de achtergrond aanwezig, zelfs als hij geen onderwerp van gesprek was. Twee dagen na het verjaardagsfeestje, een paar uur voor onze eerste koffie-afspraak, had Mohamad een dna-test moeten doen, nodig om de procedure in gang te zetten.
Na een maand zou hij de uitslag krijgen van de ind. De maand mei bestond uiteraard niet alleen uit wachten. Familieleden in Syrië bleven geld vragen, de oorlog ging onverminderd voort, met alle verdrietige gevolgen voor vrienden en verwanten daar. Het contact met de ongeduldige biologische moeder, die alvast met Khalid naar Turkije was gegaan, verliep moeizaam, en Mohamad was geregeld gespannen bij de gedachte aan alles wat er moest gebeuren zodra de uitslag van de test eenmaal binnen was. Nog een wonder dat hij de energie had voor de zelfstudie in zowel Nederlands als Engels, voor het volgen van digitale tekenlessen, voor het zich verder verdiepen in de (westerse) kunst, literatuur, muziek, politiek, geschiedenis, filosofie en films, waar hij al sinds zijn tienerjaren zo’n fascinatie voor heeft. Voor soms een lange wandeling en het al dan niet op afstand meeleven met zijn vele vrienden. Tussendoor dook het soms op: dat wat ik op zeker ogenblik ‘the worry monster’ ben gaan noemen. Steevast onvoorzien, onaangekondigd. Opeens leek mijn vriend onbereikbaar. Verslonden, door een wolf die zijn huid, zijn stem, zijn blik had aangetrokken, maar nergens meer op reageerde, tenzij met een binnensmondse grom.
Blinde, verdovende paniek om alles wat met Khalid te maken had. Al was het zijdelings. Een whatsappje van de moeder, die niet begreep waarom alles zo lang moest duren, waarom ze op zoek moest naar die-en-die verklaring, en die nu meteen weer geld nodig had. Een antwoord van de plaatselijke medewerkster van Vluchtelingenwerk: de ind-brief zou wel eens twee, drie weken later kunnen komen. Onder op de stapel, vakantiedagen. ‘Dat uw ex-vrouw niet goed snapt welke documenten ze moet aanleveren en wanneer en hoe, is voor zo’n ambtenaar hoegenaamd geen stimulans…’ En zouden de vadergevoelens wel terugkomen? Geregeld skypen met je zoon is toch iets anders dan hem dagelijks verzorgen. Misschien bleek Khalid dat straks niet eens te willen.
Ik heb nu vrijwel dagelijks kunnen volgen wat het opbouwen van een nieuw leven alhier van iemand vergt. Er wordt wel wat geregeld, maar zonder inzicht in de persoon, in zijn achtergronden, in zijn ervaringen met de Assad-dictatuur, in zijn oorlogs- en vluchtverleden en in de twee werkelijkheden waarin hij gelijktijdig leeft, omdat een deel van zijn hart natuurlijk nog steeds bij de bloedige verwikkelingen, de slachtoffers en achterblijvers in Syrië is.
De Syrische vriend die uit een rurale omgeving nabij Idlib komt en door zijn angsten niet kon aarden in een drukke stad heeft alles op alles moeten zetten om naar een klein stil dorp te mogen verhuizen. Omgekeerd moet de ruimdenkende, vrijzinnige, selfmade Mohamad uit Damascus in een kamer naast de Abdij van Berne in het Brabantse Heeswijk wonen. Een omgeving waar velen de nieuwkomers met stille achterdocht gadeslaan en waar men een groet soms opvat als een dreigement.
Hij betaalt vierhonderd euro huur per maand voor hooguit zestien vierkante meter, met douche en toilet. De keuken moet met de andere statushouders worden gedeeld. En omdat hij zijn geld en tijd moet besteden aan het geregel is er niets over om naar een echte taalschool te gaan; alleen al de reiskosten op en neer naar Den Bosch zijn te hoog. Bovendien worden zijn dagen voortdurend onderbroken. Dat hij af en toe een goed gesprek heeft met de huisarts uit Aleppo, en in de avonduren kan eten en optrekken met twee vrolijke jongens uit Damascus die in hetzelfde gebouw wonen, is nog een geluk. Maar het idee dat Mohamad zal moeten blijven wonen in Heeswijk, of in een van de kleine dorpen ernaast, geeft al genoeg reden tot zorg. Hoe daar aan een nieuwe opleiding te beginnen, een passende baan te vinden, een kennissenkring op te bouwen met wie dezelfde interesses op hetzelfde niveau gedeeld kunnen worden?
Ik begrijp dat het voor de instanties riskant is om alvast woonruimte te zoeken in een bij de gezinswensen passende omgeving, wanneer hereniging tot op het laatste moment onzeker is. En in het geval van Khalid was het dat. Mohamads contactpersoon in Istanbul (de moeder spreekt Turks noch Engels) liet een dag voor vertrek nog weten dat de Turkse luchthavenautoriteiten het jongetje alleen zouden doorlaten als er 150 euro extra werd betaald. Wanhopige vluchtelingen zijn tot alles bereid, en daar doen velen hun voordeel mee.
Kort voor een lezing die ikzelf op 5 juli moest houden, in Hoorn, nota bene over de omgang met (Syrische) vluchtelingen, sms’te ik Mohamad nog op de wc. Zat Khalid al in het vliegtuig? Was hij niet tegengehouden, teruggestuurd, was er niet om nog meer geld gevraagd? Mijn opluchting was groot toen ik begreep dat het eindelijk allemaal echt in orde was. Voor het publiek verborg ik mijn tranen.
Nogmaals: ik snap dat er niet meteen een leeg, betaalbaar huis voor vader en zoon kon worden opgeleverd. Maar waarom niet toch al her en der een optie op genomen, de mogelijkheden verkend, of alleen al wat uren gereserveerd waarop Mohamad, na de komst van Khalid, voortvarend geholpen zou kunnen worden? Recentelijk liet de medewerkster van Vluchtelingenwerk hem twee uur van haar wekelijkse spreekuur wachten, om hem pas in de laatste minuten te woord te staan, waarbij hij geen vraag kon stellen. Integendeel. Na zijn vraag ‘what will happen next?’ dreunde ze de feiten op, de mogelijke wachttijden, en als hij het anders wilde, kon hij natuurlijk ook zelf naar een huurwoning zoeken. Daarin was hij volkomen vrij. Wat dit zou betekenen voor zijn plek op de wachtlijst in de gemeente werd niet duidelijk. Hoe het zit met de leerplicht van Khalid evenmin.
Vrijheid lijkt in veel gevallen: ontmoedigingsbeleid. Khalid is nu in Nederland, bij zijn vader, en het raakt me te zien hoe snel beiden weer op elkaar zijn ingespeeld, met een vanzelfsprekende, wederzijdse tederheid. Na de eerste twee dagen bij Yassin moesten Mohamad en Khalid naar het asielzoekerscentrum in Veenhuizen, en van daar, na een weekend, naar het azc in Grave. Nog steeds geen probleem: de onderzoeken hoorden bij de procedure en aldaar kon Mohamad andere, zojuist aangekomen Syriërs helpen, als ervaringskundige en tolk.
Maar nu, een maand later, moeten vader en zoon nog steeds van dag tot dag leven, in onzekerheid. Deels in het azc in Grave, deels in die kleine gastenkamer in het bijgebouw bij de abdij, waar Mohamad nu noodgedwongen op de bank slaapt. Maar het is daar in ieder geval gezelliger en rustiger. ‘Uw keuze, mijnheer Toutonji, en het kan u in de problemen brengen, want Khalid is daar niet automatisch verzekerd. En de verzekering die u zelf voor hem afsluit, kost dertig euro per dag.’ Bam. Rub it in.
Het broodmagere jongetje eet inmiddels wel weer een beetje, en gelukkig vooral fruit. De huisarts uit Aleppo heeft bloedarmoede geconstateerd en geeft gratis adviezen over vitaminen en manieren om Khalid tot eten te verleiden. Khalid speelt op zijn tweedehands iPad, rijdt rondjes op zijn fietsje, tekent, verft, knutselt, zingt, geniet van contact met andere kinderen en slaapt makkelijk in. Maar het worry monster besluipt zijn vader nu vrijwel iedere nacht.
Anders dan veel andere ouders kan Mohamad niet al zijn uren besteden aan het zoeken naar oplossingen, in de wetenschap dat zijn kind samen met diens andere ouder in het azc verblijft: hij moet vader en moeder tegelijk zijn, en kan slechts sporadisch vrienden inzetten als oppas. Zijn zoon langer dan een etmaal bij het gezin van zijn broer in Son en Breugel achterlaten wil hij niet. Hoe gezellig Khalid het daar ook heeft: het kind moet niet de indruk krijgen dat zijn vader hem al weer in de steek laat. Tijd om warme kleren en schoolspullen voor Khalid te kopen, of mee uit te nemen, al is het naar een zwembad in de buurt? Het lukt Mohamad zelden zijn zoon spontaan zo’n middag te bezorgen.

Over de kleinste dingen moeten gesprekken worden gevoerd, er moet worden gewacht op informatie die niet komt of die over Mohamad wordt uitgespuugd op een machinale of zelfs minachtende toon. En anders verzucht een medewerker wel dat het ook voor hem of haar best ingewikkeld is, want zo vaak komt het niet voor: hereniging met een gescheiden vader. ‘De gangbare procedure leert…’
Mohamad en ik zijn ons er zeer goed van bewust dat deze ‘case’ niet de enige is: daarvoor kennen we allebei te veel andere Syrische oorlogsvluchtelingen en hun verhalen. Maar kenden de instanties die ook maar. Verscholen ze zich maar niet achter het beleid dat de politiek heeft gemaakt – en leefden ze zich maar eens met huid en haar en hart in hun cliënten in. Toegegeven, sommigen willen en proberen dat ook. Maar de werkdruk is te groot. En misschien speelt emotionele uitputting ook een rol.
Toch: ook buiten kantoortijden gaat deze oorlog onverminderd gewelddadig door, met alle gevolgen, trauma’s en zorgen om achterblijvers van dien. Mohamad heeft al ruim negentig vrienden en kennissen verloren. Zijn broer Omar wordt sinds 2013 vermist. Dat is de werkelijkheid.
Hopelijk komt Khalid dit voorlopig niet te weten. Hopelijk voelt hij niet hoeveel krachten de hereniging met zijn vader van de laatste heeft gevergd, en zal hij nooit beseffen aan welke verschrikkingen hij is ontkomen. Hij heeft het nodig om vanaf eind augustus, zes weken na zijn aankomst, eindelijk werkelijk ergens geborgen thuis te zijn. Om te ontspannen, te spelen, te genieten, te leren. Naast een vader die niet kapot is van het wakker liggen vanwege het geregel, de onzekerheid, de frustratie, de onmacht en de woede en de stress. ‘Mijn leven is nog steeds niet stabiel en vredig’, schreef Mohamad me onlangs. ‘Ik heb al mijn denkkracht voor Khalid nodig, en probeer hem daar tegelijkertijd natuurlijk zo min mogelijk van te laten merken. Het doet pijn dat ik hem zo weinig zekerheid te bieden heb, en er nog steeds niet voor hem kan zijn zoals hij dat zo nodig heeft.’
Voor Khalid betekent vrijheid: vrij zijn van oorlog, van een heleboel gesleep en gedoe. Dat hij nog voor zijn negende verjaardag kan beginnen met dat waar hij al zo lang op hoopte: naar school gaan. Vanuit huis. Op die mooie fiets van hem, met de rugzak en een flesje water in het draadmandje aan zijn stuur. Dat is geen grote, onmogelijke eis. Geen exorbitante droom of wens op een zogeheten bucketlist. Het is normaal. Maar zijn vader Mohamad moet meemaken dat het hier om iets uitzonderlijks gaat, en dat hij al blij moet zijn dat het jongetje eindelijk bij hem is. Een ‘war child’. Letterlijk.
‘We snappen het zelf ook niet altijd. Maar dit zijn de regels. En omdat de instroom van vluchtelingen is ingedamd, heeft de ind veel medewerkers ontslagen, waardoor het nog wat langer kan gaan duren.’ Iedere uitvoerder van de instanties lijkt het te herhalen, al dan niet vergezeld van een sorry. Niemand kan er persoonlijk wat aan doen. coa, gemeenten, Vluchtelingenwerk, woningbouwverenigingen: veel medewerkers willen wel hun best doen, maar de regelgeving vanuit Den Haag heeft het er niet makkelijker op gemaakt en soms verwijst men dan weer door naar elkaar. ‘Maar op de website wordt helder uitgelegd…’ En wéér een sorry.
Dat laatste herken ik. Ik heb nog nooit zo vaak sorry gezegd, gedacht, als in de afgelopen maanden. Ik schaam me voor Nederland tegenover Mohamad, maar nog meer tegenover Khalid. Die nog steeds niet weet waar hij thuis is, en tegen wie we moeten liegen over de nabije toekomst. Over school. Je zou nog bijna gaan denken dat het hier ook een dictatuur is. Zonder leider. Maar met zakelijke, ‘liberale’ onverschilligheid als ideologie. ‘U bent vanzelfsprekend volkomen vrij het verder zelf te bepalen.’
We vertellen u alleen niet hoe. En uw rechten? Tja…
Als die levenslustige, zich snel aanpassende Khalid zou zijn aangespoeld als drenkeling op een strand in Turkije, of zou zijn gefotografeerd, verwond, in een ambulance in Oost-Aleppo, zou hij op meer medeleven zijn getrakteerd dan nu hij ‘slechts’ de eenzame vlucht van Turkije naar Amsterdam heeft meegemaakt, en niet eens op vieze blote voetjes in een tentenkamp in Jordanië heeft moeten overleven. En dat geldt evenzeer voor al die andere ‘war children’ in Nederland. Zijzelf en hun ouders mogen al blij zijn dat ze er zijn, dat ze er nog zijn, dat ze hier zijn. Meer zit er voorlopig niet in.
Toen we elkaar leerden kennen, wisten Mohamad en ik dat er voor hem veel moeilijke, zware weken zouden volgen. Nog even doorbijten. Maar als Khalid hier eenmaal is…
Vanzelfsprekend is de dankbaarheid dat dit nu geslaagd is bijzonder groot. Alleen kan ze nauwelijks gevoeld en gevierd worden. De stress is er zelfs sterker op geworden. Mohamad is niet de eerste Syriër die ik geruisloos zie afstevenen op een burn-out of depressie.
Er is geen gelegenheid om te herstellen van de even ontroerende als ingrijpende emotionele schok van het weerzien na jaren, van alle tegenslagen, van alle over elkaar heen buitelende, soms tegenstrijdige informatie, of juist van de bezorgdheid om het uitblijven van toegezegde informatie. Het ontbreken van een perspectief en van, vergeef me de term, een deadline met betrekking tot het wachten, maakt het bovendien onmogelijk om zelfs maar een plan te maken voor een vrij weekend: de broodnodige pauze die nodig is om te herademen en te herstellen, kan immers slechts genomen worden wanneer er ten minste een béétje duidelijkheid over de nabije toekomst bestaat en er op maandag geen mail komt met de mededeling dat iemand op dinsdagochtend vroeg op die-en-die plek wordt verwacht, mits hij eerst in Grave, in Den Bosch en in zijn ‘eigen’ gemeente dit-en-dat heeft laten registreren.
Vorige week stond hij weer braaf voor zo’n deur, met Khalid, de avond ervoor hadden ze al in het azc geslapen. En toen bleek het kantoor dat coa en politie delen wegens vakantie gesloten. Geen politiedocument dus. Waardoor ook een tijdelijke inschrijving in de gemeente weer met ruim een week moet worden uitgesteld.
In media en politiek durft men nog steeds te spreken van een vluchtelingenprobleem. Terwijl het grootste probleem deze vaagheid, dit gebrek aan overzicht en duidelijkheid is. ‘Lost u het anders zelf maar op. Houdt u rekening met een wachttijd van maanden, zelfs van een jaar. En… de Rándstad? Omdat u toevallig uit het grote, multiculturele, relatief moderne, vrijzinnige Damascus komt? Of anders dicht bij uw broer, in de regio Eindhoven, Son en Breugel?’
Op de toon van: ‘U heeft nog wensen óók?’ Nee, geen wensen. Het is de hoop dat iemand zijn kind hier iets kan bieden wat de integratie vergemakkelijkt: een omgeving die aansluit bij de mentaliteit van ‘thuis’. Waardoor de zorgen om de oorlog, althans voor het kind zelf, zo veel mogelijk naar de achtergrond gedrongen kunnen worden. Een eigen bed, in een eigen kamer, ingericht met eigen spullen, in een eigen sfeer – hoe simpel kan het zijn?
Het is dankzij zijn vader dat ik nu drie maanden weet van het bestaan van Khalid Toutonji, en het is door de vele zorgen om hem dat ik het iedereen wil laten weten: Khalid is hier. Is hier om te blijven. En met hem nog vele anderen, die u en ik zelden te zien krijgen, omdat ze in kleine kamers in voormalige kloosters, kazernes en gevangenissen verblijven, zonder uitzicht op een einddatum. Maak het hun ouders mogelijk van ze te houden, zoals ze deden in al die jaren dat ze, met het oog op de toekomst van hun kinderen, van deze zelfde kinderen gescheiden moesten leven en hard moesten werken, en op hun vlucht ontberingen en gevaren moesten trotseren. Help hen adequaat en constructief op weg en benut daarmee de vrijheid waar we zo trots op zijn dat we haar nog net niet aan anderen opdringen, en die oorlogsvluchtelingen met gevaar voor eigen leven zochten. Niet eens voor zichzelf. Maar voor hun Khalids en Khadija’s. Voor al die onschuldige kinderen voor wie de vreedzame revolutie tegen het repressieve, moorddadige Assad-regime was bestemd. Tegen de willekeurige arrestatie en verdwijning in gevangenissen, van zovelen, decennia achtereen. Toon hun dat wij hier de transparante, actieve democratie zijn waarnaar werd verlangd. En niet een net wat mooiere, meer open, nieuwe kooi.
Désanne van Brederode is schrijver. Dit najaar verschijnt haar pamflet Als stilte steekt: Over het effect van collectief zwijgen over misstanden en wandaden bij uitgeverij Querido