Vorige week bracht moleculair bioloog annex columnist Ronald Plasterk een nuancering aan in het in zijn ogen hysterisch verlopende debat over de genetische revolutie, plaatshebbende in de Volkskrant. Het menselijk DNA-materiaal is in kaart gebracht en sommigen voorzagen in de nabije toekomst al huxleyiaanse taferelen, compleet met embryobroedmachines die het menselijk ras in het juist geachte tempo verrijken met hyperintelligente alfa’s of stompzinnig arbeidende gamma’s. Ook Michel Houellebecqs ideaal van de Nieuwe Mens, een soort wandelende erogene zone die hedonistisch zijn dagen slijt, lijkt ondanks de revolutionaire stappen voorwaarts vooralsnog onrealiseerbaar. Juist omdat we nog geen snars begrijpen van «complexe interacties tussen verscheidene genen» die «de complexe menselijke eigenschappen» bepalen, aldus Plasterk, is de tijd van discussie nog lang niet aangebroken. Laat de wetenschap eerst de naakte feiten presenteren, was impliciet de boodschap, dan pas zien we verder.

Door Plasterks mond spreekt kil de wetenschapper, niet langer de achterdochtige columnist. Een korte blik over de schouders leert dat deze houding zo vanzelfsprekend nog niet is. Over het Human Genome Project, dat tien jaar geleden met de decodering van chromosomen begon, hoefde ook geen scepsis te bestaan. Om de delving van kennis zuiver wetenschappelijk te houden en iedere vorm van commerciële aansturing uit te sluiten, lagen er immers spijkerharde afspraken. En toch bleken medewerkers om het hardst te speuren naar risico vormende genen, om er vervolgens een patent op aan te kunnen vragen. Onweten schappelijk werd het helemaal toen een van de medewerkers zich losmaakte van het project om op eigen houtje en met hulp van medicijnindustriëlen het genoom te kraken. Objectieve wetenschap, waaraan wij ons volgens Plasterk gerust kunnen uitleveren, bestaat al decennia niet meer.

«Ik verwacht dat ook over vijfentwintig jaar meer dan 95 procent van de kinderen verwekt zal worden doordat pa en ma het bed in duiken», schrijft Plasterk. Dit laat echter onverlet dat heden ten dage de letters aan erfelijke informatie worden uitgeschreven, een analfabeet kind, zogezegd, dat over z'n alfabetblokken begint te beschikken. Het kan lang duren vooraleer hij woordparen vormen kan, maar onherroepelijk breekt die dag aan. Hoeveel misdaadgenen dat betreffende kind ook in zich heeft, zolang hij zich tot zijn alfabetblokken beperkt is de fysieke werkelijkheid geen moment in gevaar. Omdat de analfabeet die de taal van het genoom leert spreken dat automatisch wel doet, is elke vorm van discussie in een zo vroeg mogelijk stadium welkom, ondanks wetenschappelijk gesputter.