Wouter Bos ergert zich aan het gezeur over de koers van zijn partij. Het is best mogelijk, stelde Bos afgelopen zaterdag in de Volkskrant, om zowel de arme mensen als de rijkere mensen van dienst te zijn. ‘Ik geloof nog altijd dat het de unieke kracht is van de pvda beide groepen aan zich te kunnen binden. Het vergt wel een beter verhaal en om dat te ondersteunen een veel professionelere scouting, rekrutering en scholing van talent. Zodat niet alleen maar doctorandussen in beeld komen als beeldbepalende pvda’ers maar meer “gewone mensen” en Jan-Schaefer-types.’

Hó!

Sommige van mijn beste vrienden zijn doctorandus. Ettelijke van mijn buren, collega’s, familieleden, leveranciers en kennissen zijn ook doctorandus. Zelf ben ik eerlijk gezegd ook doctorandus, al overweeg ik regelmatig daar een eind aan te maken. En als iets al deze mensen bindt, dan is het dat het wel héél gewone mensen zijn. Zo gewoon dat ik ze niet in de politiek wil zien. Ik val eerlijk gezegd al in slaap als ik eraan denk dat een van deze doctorandussen-gewone mensen zich voor een willekeurige partij zou aanmelden. En dan Jan Schaefer. Het aanroepen van Jan Schaefer als vleesgeworden (‘banketgeworden’) gewone man is zo langzamerhand een typisch doctorandussencliché. En als ik afga op het eeuwige verhaal over hem, was-ie van alles, maar zeker niet gewoon.

Al een jaar of dertig is het, dankzij onder meer de pvda, mogelijk dat gewone mensen doctorandus worden. Een verdienste van formaat, maar als onderscheidend criterium heeft het begrip doctorandus daardoor weinig waarde meer. Iemand die zich nu daadwerkelijk nog zo noemt, werkt vermoedelijk bij de overheid, waar het academisch diploma nog altijd helpt om extra geld voor minder werk te krijgen. Maar heel erg is die waardedaling niet. De ijdeltuiten en uitslovers zoeken gewoon nieuwe titels. Ondertussen wordt er bij met name de pvda al minstens twintig jaar gemopperd op de doctorandussen, en heeft het woord als betekenis gekregen ‘wijsneuzen die dol zijn op drammen en intimidatie van gesprekspartners’. Te vrezen valt dat het doctorandus-subspecies Marcel van Dam veel schade heeft aangericht voor de overige goedwillende hoger opgeleiden.

Maar het verlangen naar ‘gewone mensen’ in de politiek als antwoord op het overschot aan doctorandussen is kitsch. Je hebt in de politiek meer aan hoger opgeleiden dan aan lager opgeleiden – dat weet de SP ook dondersgoed. Bos’ klacht moet verhullen dat er te veel politici in zijn club carrière maken zonder ooit een eigen idee te bezitten. En dat is maar ten dele hun eigen schuld. De pvda heeft behalve noties als ‘de boel bij elkaar houden’ niet veel doorleefde politieke overtuigingen. Een bestuurder of volksvertegenwoordiger zal voor legitimering van een besluit of een uitspraak volstaan met een verwijzing naar ‘het verkiezingsprogramma’, ‘het beginselprogramma’, ‘het regeerakkoord’. En dat kunnen nogal uiteenlopende besluiten en uitspraken zijn. Zéggen, zoals Bos doet, dat het geen probleem is dat je zowel autochtoon als allochtoon, hoger opgeleid én lager opgeleid, arm en rijk vertegenwoordigt, is één ding. Daarnaar handelen is net iets lastiger. Met een gebrek aan ‘gewone mensen’ heeft het geworstel van de sociaal-democraten niet veel te maken. Met een gebrek aan collectieve harde kern en individuele originaliteit des te meer. Politiek is niet voor gewone mensen. Het is een lastig ambacht, net als banketbakken, en ik weet professioneel zeker dat ik namens alle doctorandussen spreek als ik zeg: daar kunnen wij niks aan doen.