Ik luister naar de moeder van Frank Ocean als ik hardloop. Ze waarschuwt me dat ik geen drugs moet gebruiken, geen marihuana moet roken. Je wordt er lui van, zegt ze, en dom, en sluggish. Ik zou dat woord moeten opzoeken om precies te weten wat dat betekent, maar ik heb er liever mijn eigen beeld bij. Opzoeken verpest altijd alles. Zo kom ik er net achter dat het helemaal niet de moeder van Frank Ocean is die deze voicemail inspreekt. Het is de moeder van een van zijn vrienden, vermaard om haar ingesproken boodschappen vol goede raad. Het maakt niet uit, niet echt. Ze is me vertrouwd geworden, ik kijk iedere keer uit naar de manier waarop ze haar boodschap afsluit: this is mum, call me, bye.

Ik weet niet of Frank Ocean aan mij dacht toen hij Blonde maakte, het album waarop dit nummer staat, Be Yourself heet het. Ik denk het wel. Hij wist dat deze vrouw uit Amsterdam-Noord iedere dag het gevecht aangaat, en hij zorgde voor het muziekje erbij. Het is een vreemd toontje dat op de achtergrond van die moederlijke stem mee drenst, gelaten en vastberaden tegelijk, een beetje verdrietig, precies zoals ik het het liefst heb. Ik houd mezelf iedere dag voor weer die combinatie van moed en angst te verzinnebeelden, dat ik dat ben.

Je weet wat ik je heb geleerd, zegt ze tegen me. Wees jezelf. Probeer niet iemand anders te zijn.

Ik hijg terwijl ik dit aanhoor, ik heb m’n renkleren aan, m’n fluorescerend roze hardloopschoenen, ik heb m’n haar in een paardenstaart. Ik ben niet mezelf maar iemand anders, anders houd ik dit niet vol. Ik ben iemand die moeiteloos richting het IJ rent, de meerkoeten gedag zwaait, nog eens een ererondje maakt rondom de oliebollenkraam. Het is de enige manier om dit te doen, níet mezelf te zijn en niet toe te geven aan mijn verlangen tot stilstand.

Voor iemand die geen drugs gebruikt, denk ik er wel vaak aan

Voor iemand die geen drugs gebruikt, denk ik er wel vaak aan.

Ik weet niet wat ik hiermee wil zeggen. Ik vraag aan mijn collega’s of zij drugs gebruiken, omdat ik het eigenlijk wel al weet. Geen fijnere weg om naar te vragen dan naar de bekende. Ik vraag het niet aan mijn kinderen, stel je voor wat hun antwoord zou zijn en wat je daarmee dan weer moet. Ik heb ze nog nooit verteld dat ze zichzelf moeten zijn, ik denk dat ik ze heb gezegd dat je je moet aanpassen, dat we gewoon met te veel mensen zijn om altijd maar je eigen zin te kunnen doen, je driften te botvieren.

Ik las deze week Afhankelijkheid van Tove Ditlevsen opnieuw, het is het slotdeel van de Kopenhagen-trilogie, de mokerslag. Griezelig invoelbaar roept ze de verrukking op die haar overvalt als ze een soort opiaat krijgt toegediend. Een pijnbestrijder is het, ze schrijft erover zoals Lou Reed over heroïne zong. Angstaanjagend en verleidelijk tegelijkertijd. Misschien dat ik daarom die regels niet kan lezen zonder erbij te rillen. Alsof ik zelf de spuit al voel naderen, ik wil het en ik ben er bang voor.

Iets vergelijkbaars voel ik als ik naar Euphoria kijk, een serie op Netflix. Iemand zei me dat het echt iets voor mij was, en ik weet niet tot welk hoekje van mijn ziel diegene toegang had, maar ik vervloek hem of haar, ik weet niet meer wie het was. Ik ben eraan begonnen en kan er niet meer mee ophouden. Ik kijk in mijn eentje, ’s nachts, als niemand me erop kan betrappen, en niemand kan zien dat ik ernaar kijk in de vooruitspoelstand, zodat ik alleen maar kan raden wat er gebeurt en wat er gezegd wordt. Het is net voldoende om te zien hoe weerloos iemand achterblijft nadat ze een druppeltje van het een of ander van een mes heeft gelikt.

Weerloos, ik vind het het engste woord in de Nederlandse taal, en ik weet dat het woord er verder ook niks aan kan doen.