Toen mijn leeftijd- en studiegenoot Hans Wansink in 2004 promoveerde op De erfenis van Fortuyn dacht hij wat zo goed als iedereen in onze omgeving dacht: dat het fenomeen ‘Pim’ een oprisping was. Weliswaar had de man het stelsel een flinke optater verkocht en daarmee een signaal afgegeven, na wat aanpassingen zou de zaak wel weer op de rails komen. Vijftien jaar later weten we dat dit een vergissing is geweest. ‘Populisme is al lang geen incidentele oprisping meer’, schrijft Wansink aan het begin van zijn boek en verwijst terecht gekscherend naar de jaren negentig van de vorige eeuw toen velen in navolging van Francis Fukuyama meenden dat er zoiets als een einde aan de geschiedenis was gekomen. ‘Een groteske vergissing.’

Hoe grotesk deze vergissing is, laat Wansink in dit boek zien aan de hand van een beschrijving van gebeurtenissen en ontwikkelingen in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Duitsland, de Europese Unie en Nederland. Overal blijkt hetzelfde: hoe het bestaande stelsel almaar verder desintegreert, hoe de gevestigde politiek steeds minder weet hoe ‘het’ moet terwijl steeds meer kiezers hun kaarten op populisten en andere buitenstaanders zetten. Zoals het een historicus betaamt, neemt Wansink geen genoegen met een beschrijving van de beroering en probeert achter de korte levenscyclus van populistische bewegingen een ontwikkeling op lange termijn te ontdekken. Dat blijkt niet eenvoudig. Maar sommige tendensen zijn onmiskenbaar. Ik noteerde er acht.

Een van de belangrijkste tendensen is wat veelal ‘de ontvoogding van de kiezer’ (1) wordt genoemd. Die ontvoogding is een langdurig proces dat aan het begin van deze eeuw, met name rond het referendum over de EU-grondwet in 2005, in Nederland een eerste hoogtepunt bereikte. Tijdens dat hoogtepunt werd een tweede tendens duidelijk: het wantrouwen van de geëmancipeerde kiezer tegenover de zittende politiek (2). Dat wantrouwen is sindsdien eerder toe- dan afgenomen, zoals ook de kiezer zich sindsdien nog verder heeft vrijgemaakt. Gevolg is een politiek die, op het eerste gezicht althans, behoorlijk staccato lijkt (3). Er hoeft maar iets te gebeuren en alle neuzen kunnen als bij toverslag een andere kant op draaien. Dit maakt dat politici steeds meer theatermakers worden, zoals heel de politiek steeds meer theater wordt terwijl kiezers zich als toeschouwers gaan gedragen: applaus komt in plaats van binding, vorm in plaats van inhoud, vrijblijvendheid in plaats van betrokkenheid (4). Hierdoor verliest de ooit zo genoemde politieke klasse of elite nog meer terrein terwijl politieke avonturiers juist terrein winnen.

Heel de politiek wordt steeds meer theater terwijl kiezers zich als toeschouwers gaan gedragen

Dit wordt versterkt door ontwikkelingen die steeds moeilijker te beheersen zijn (5). Met name de gevolgen van het internet, de globalisering en de migratie zijn simpelweg te groot en te complex voor politieke maatregelen terwijl ze zich juist goed lenen voor boude plannen en mooie frases. Chaos zou wellicht het gevolg zijn als een nieuwe macht niet langzamerhand de touwtjes in handen had genomen (6). Die macht is de politieke bureaucratie zoals vertegenwoordigd door de secretarissen-generaal van ministeries en de bazen van overheids- of semi-overheidsinstanties als het cpb op nationaal en het imf of de ecb op internationaal niveau. Zij springen in de gaten die in het politieke veld gevallen zijn en maken dat carrièrepolitici, academici en anderen die een vinger in de pap willen in toenemende mate verbureaucratiseren (7). Gevolg is dat de kloof tussen elite en een groeiende groep van woedende, vaak minder bedeelde burgers blijft. Daarmee blijft ook het succes van degenen die steeds weer beloven een eind te maken aan wat in toenemende mate onoplosbaar lijkt, de populisten. Hoe uit deze situatie een uitweg te vinden, is de grote vraag van dit moment en tegelijk de laatste tendens uit het rijtje: alom wordt gezocht naar nieuwe democratische vormen (8).

© Marcel van den Bergh / HH

Alle huidige beroering over referenda, gekozen burgemeesters en premiers, directe democratie, versnipperd partijenstelsel en representatieve democratie wijst in één richting: er is ‘something rotten in the state’. Deze rot is zo ver doorgedrongen dat slechts één oplossing mogelijk lijkt: systeemverandering. Dat is ook de conclusie die Wansink trekt. Het huidige stelsel van evenredige vertegenwoordiging maakt dat partijen bij de coalitievorming alle afspraken aan de laars lappen, stelt hij. Mede daarom zijn verkiezingsprogramma’s weinig meer dan reclamefolders. Het partijenlandschap is zo’n ratjetoe dat de bomen elk zicht op het bos benemen. Net als van de politieke brand van dit moment, zo beklemtoont hij steeds, zijn de populisten van deze ontsporingen ‘de rookmelders’. ‘Politicologen die het populisme afdoen als een rechts-extremistisch randverschijnsel miskennen dat het populisme een wezenlijke functie vervult in een democratie. Als er sprake is van misstanden in de samenleving waarop de gevestigde politiek geen antwoord heeft, steken populistische bewegingen de kop op.’

Als dit waar is – en ik denk dat het zo is –, dan is de opdracht aan de huidige politiek gegeven. Doe iets, écht, voordat het te laat is en anderen met minder scrupules en minder ontzag voor het bestaande systeem het doen. Veelzeggend in dit verband is alle huidige praat over nepparlementen, neprechters en nepnieuws evenals de stelling van de Nederlandse Orde van Advocaten dat veertig procent van de huidige programma’s van de partijen op gespannen voet staat met de rechtsstaat. Want op zich is er niets mis met populisten. Zij horen bij het politieke spel. Maar het gaat wel mis als zij (of anderen) in staat worden gesteld met de spelregels te rommelen.