Eerst denken dan doen. Dat is toch wat iedereen wel eens te horen heeft gekregen. De nieuwe minister van Defensie, de cda’er Ank Bijleveld, zei echter op de dag van de beëdiging van het nieuwe kabinet dat ‘doen het nieuwe denken is’. Ze heeft de slogan mogelijk afgekeken van de koning die dit jaar vijftig het nieuwe dertig noemde, of van de wereld van de gezondheidszorg waarin zitten het nieuwe roken wordt genoemd. Maar Bijleveld heeft met haar opmerking een belangrijk onderwerp aangekaart, doen moet inderdaad topprioriteit krijgen de komende jaren.

Nieuwe plannen en hervormingen zijn allemaal leuk en aardig, maar hoe pakken die plannen en hervormingen uit in de praktijk? De uitvoering, hoe vaak is het al niet gezegd in allerlei onderzoeken en rapporten, is in Den Haag het stiefkindje. Keer op keer.

Bijlevelds voorganger op Defensie, Jeanine Hennis-Plasschaert, moest vorige maand nog aftreden, omdat er fouten waren gemaakt op haar departement bij de inkoop van mortiergranaten. Je kunt nog zulke mooie ideeën hebben over internationale missies die veiligheid en stabiliteit moeten brengen in een ver land, als de militairen bij de uitvoering daarvan moeten werken met slecht materiaal loopt het met de veiligheid van henzelf al mis. Bijleveld sprak dus in ieder geval over een belangrijke taak op haar eigen departement.

Ook de nieuwe staatssecretaris van Financiën, de d66’er Menno Snel die de Belastingdienst in zijn portefeuille heeft, zal zich moeten concentreren op de uitvoering. De Belastingdienst hangt als het ware met elastiekjes aan elkaar: die kampt met dusdanig ernstige ict-problemen dat het de politiek belemmert het belastingstelsel te herzien en heeft door een verkeerd aangepakte reorganisatie juist die mensen weg zien gaan aan wie behoefte is. Het is veelzeggend dat over Snels voorganger, de vvd’er Eric Wiebes die minister van Economische Zaken en Klimaat is geworden, vergoelijkend wordt gezegd: ‘Maar dat is ook geen manager.’ Daar zeg je toch mee dat uitvoering niet belangrijk is.

Ook bij het ambitieuze voornemen om de regionale politiekorpsen om te vormen tot één Nationale Politie is bij de uitvoering van alles fout gegaan. De ogen waren groter dan de maag. De reorganisatie heeft daardoor niet geleid tot het oplossen van problemen waar de politiemensen daarvoor ook al mee kampten, zoals de bureaucratie en ook hier de gebrekkige ict-systemen. Wel heeft de reorganisatie gezorgd voor nog meer ongemotiveerd personeel. De vvd’er Sander Dekker, tot voor kort staatssecretaris op het ministerie van Onderwijs, mag het gaan oplossen.

Ook hier staan ideaal en praktijk vooralsnog ver uit elkaar

De problemen bij de uitvoering die de burgers de afgelopen jaren het meest raakten, waren die als gevolg van de decentralisatie van de zorg naar de gemeenten, middels de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Ook hier staan ideaal en praktijk vooralsnog ver uit elkaar.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau stelde vorige maand dat een kwart tot een vijfde van de bevolking onvoldoende wordt geholpen door de gemeenten. Daardoor komen mensen in de problemen, met hun zelfredzaamheid, mobiliteit, maatschappelijke participatie of dagbesteding. De Rotterdamse ombudsman kreeg zoveel klachten, onder meer over het uitblijven van noodzakelijke hulp voor ouderen die thuis wonen en over het moeilijk bereikbaar zijn van de gemeente voor mensen die hulp willen aanvragen, dat ze onderzoek ging doen.

De voormalige Rotterdamse cda-wethouder Hugo de Jonge moet er met zijn praktijkervaringen uit die stad als minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor gaan zorgen dat ouderen ook inderdaad langer thuis kunnen blijven wonen, dus met voldoende zorg en aandacht. Dat is een complex vraagstuk. Zo is het moeilijk aan verplegend en verzorgend personeel te komen. Maar ook is het de vraag of de mensen die in opdracht van de gemeenten de zogeheten keukentafelgesprekken doen voldoende zijn opgeleid om goed te kunnen beoordelen of en zo ja welke zorg een aanvrager nodig heeft. Hebben die ambtenaren genoeg bagage om te luisteren naar mensen die niet zo goed uit hun woorden kunnen komen? Als de rijksoverheid decentraliseert, is het nog steeds haar taak er zorg voor te dragen dat de gemeenten hun werk goed en zorgvuldig kunnen doen. De rijksoverheid kan niet iets over de schutting gooien en dan haar handen ervan aftrekken.

Dat de rijksoverheid haar verantwoordelijkheid neemt, is des te urgenter omdat veel burgers niet weten waar ze verhaal moeten halen als gemeenten bij de uitvoering van de Wmo politieke keuzes maken. Door samenwerking en afspraken tussen gemeenten onderling is in veel regio’s onduidelijk wie verantwoordelijk is voor die keuzes. Bij de komende gemeenteraadsverkiezingen kan het niet zo zijn dat wethouders en gemeenteraadsleden zich gaan verschuilen achter die samenwerkingsverbanden. Wil je burgers boos krijgen, dan is het wel daardoor: van het kastje naar de muur gestuurd worden en geen politicus, landelijk noch plaatselijk, die zich verantwoordelijk voelt.

Doen is het nieuwe denken, zei minister Bijleveld. Een toepasselijke slogan, want bovenstaande lijst kan nog veel langer. Wat mij echter opvalt aan al die problemen: ze hadden deels voorkomen kunnen worden als vooraf beter was nagedacht. Dat beter nadenken geldt dan niet alleen de uitvoering, maar ook het ideaal zelf. Dus voordat iedereen Bijleveld nu zomaar napraat: denk na voordat je dat doet.