Ik hou van mijn geboortejaar. Zie ik die vier cijfers staan, dan hebben die hoe dan ook betekenis, ze lichten onmiddellijk op, ze staan ergens voor. Alles wat daar vandaan komt, heeft iets met mij te maken want we delen dit jaar. Mijn jaar is steil, gelovig, mager en hardwerkend, mijn jaar geeft liever een hand dan een zoen. Mijn jaar is de allermooiste opeenvolging van cijfers, ze staan te twijfelen op de drempel naar een nieuw decennium, ze willen nog even blijven, net als ik dat altijd wil, ze kunnen nog geen afscheid nemen. Moet ik dan toch een identiteit hebben, laat die dan mijn geboortejaar zijn.
Ik hou van de maand waarin ik geboren ben. Ik hou van het verhaal dat mijn moeder vertelde, dat ze met mij in haar buik nog even een boswandeling dacht te maken, maar dat het eigenlijk niet meer ging. In mijn maand wil je altijd het bos in, of er nu tijd is of niet, de bladeren op de grond zijn nog vers, mijn verjaardag ruikt naar appel en kaneel en naar net genoeg verrotting. Mijn maand staat voor over de helft maar nog lang niet bij het einde, alles kan gebeuren in mijn maand, je kunt iedereen nog tegenkomen. In mijn maand gaat de kachel voor het eerst weer aan, in mijn maand mag je langer slapen.
Ik hou van mijn sterrenbeeld. Ook al weet iemand niets van me, ook al zwijg ik en dans ik niet, trek ik een nonnenkleed aan tot onder mijn kin, op grond van mijn sterrenbeeld is het bekend dat ik gevaarlijk ben en driftig, dat ik redeloos ben en jaloers, dat ik niet zal rusten tot ik de baas ben. En dat je maar beter bang voor mij kunt zijn. Ik geloof niet in sterrenbeelden, en toch is dat van mij het beste dat je kunt hebben, het meest veelbelovend, het sterkst op het onoverwinnelijke af. Je moet niet met mij vechten, dat weet iedereen als ze horen welk sterrenbeeld ik heb.
Ik hou van mijn geboorteplaats. Het is de enige plaats die telt. Ik hou van hoe de mensen hier praten, ik hou ervan dat je alles kunt fietsen, ik hou van het geschreeuw en getoeter, ik hou van de tram. Je kunt altijd terugkomen in mijn geboorteplaats en opnieuw getroffen worden door de schoonheid en de drukte, door de geur die uit de slagerijen komt dampen, hoe de mensen niet naar je lachen maar je uitdagen. Er liggen zoveel voetstappen van mij in mijn geboorteplaats en van de mensen die bij mij horen, dat helpt me.
Ik hou van mijn lengte. Ik ben eerder lang dan kort, ik kan lange rokken dragen, maar ook hakken. Ik kan over mensen heen kijken, maar anderen kunnen ook over mij heen kijken. Bij mijn lengte zijn er geen bijzonderheden, ik hoef me geen zorgen te maken dat iets te kort of te lang uitvalt, alles valt uit zoals het zou moeten uitvallen. Ik kan doorgaan voor lang, zonder me lang te voelen.
Ik hou van mijn sekse. Ik vind vrouwen het allerleukst, het allermooist, het allerinteressantst. Ik raak niet uitgekeken op vrouwen, hoe ze zich bewegen, hoe ze praten, lachen, hoe ze oneindig creatief zijn in het oplossingen bedenken voor alle onmogelijke taken waarvoor ze elke dag weer komen te staan. Hoe bang ze zijn, en onhandig, en huilerig, ik hou ervan om ongesteld te zijn.
Ik hou van mijn leven. Ik kan niet anders dan bedenken dat alles ergens goed voor is geweest, dat alles nog steeds ergens goed voor is. Ik kan me geen beter leven voorstellen, als iemand naar me toe zou komen met een toverstafje of een grabbelpot met wensen zou ik hem wegsturen.
Ik hou niet van mijn leeftijd. Ik ben zeker niet altijd acht gebleven, gelukkig niet, maar misschien wel 36, of 48, of 52. Ik weet dat dit mijn leeftijd onderstreept, maar ik kan er gewoon niet bij, wat het nu is. Ik weet dat ik dankbaar moet zijn, ik ben sterk en gezond en ik hou van mijn leven, ik heb het toverstafje afgeslagen, maar toch. Er zijn grenzen.