De Ierse Hollywood-acteur Stephen Rea draagt op maandagochtend 28 januari de kist met daarin zijn net overleden ex-vrouw Dolours Price over de begraafplaats in West-Belfast. De aanwezigen, onder wie veel voormalige leden van de Irish Republican Army (ira), lopen in donkere jassen met opgestoken paraplu’s achter de kist die is omwikkeld met de rood-wit-groene Ierse vlag. Voor Dolours Price was de strijd tegen de ‘Britse bezetting’ nog lang niet afgelopen. Ze is altijd teleurgesteld gebleven over het vredesakkoord dat eind jaren negentig werd gesloten tussen het Verenigd Koninkrijk en de Ierse Republiek. En als oud ira-strijdster heeft zij het afgelopen jaar nog een kleine bom onder de fragiele vrede in Noord-Ierland gelegd: ze beweerde dat Gerry Adams, partijleider van Sinn Féin, die altijd heeft gezegd nooit ira-lid te zijn geweest, niet alleen betrokken was bij bomaanslagen, maar ook dat hij persoonlijk orders gaf tot de executie van ‘verraders’.

Dolours Price, geboren in 1951 in Belfast, komt uit een republikeinse familie. ‘Republikanisme is een deel van ons dna’, zei ze ooit in The Sunday Telegraph. ‘Mijn vader zette ons vaak op zijn knie en vertelde ons verhalen over hoe hij in 1939, op negentienjarige leeftijd, naar de oorlog ging om de Engelsen te bombarderen.’

Dolours Price meldt zich in 1971, op haar twintigste, aan bij de ira. Ze wil een fighting soldier zijn, echt vechten, en niet deel worden van de vrouwenafdeling, ‘waar ze alleen de wonden mocht verzorgen’. Dat wordt goedgekeurd en Dolours stijgt snel binnen de organisatie. De apotheose volgt twee jaar later. Het was haar idee, zegt ze, om Londen als doelwit te kiezen. ‘Ik was ervan overtuigd dat een korte, scherpe shock, een inval in het hart van The Empire effectiever zou zijn dan twintig autobommen in Noord-Ierland.’ Price krijgt de leiding bij de organisatie. Op 8 maart 1973 om drie uur ’s middags gaat bij de Old Bailey, het gerechtsgebouw in Londen, een enorme bom af. Tweehonderd mensen raken gewond, een man sterft aan een hartaanval. Een tweede autobom in de stad verwondt 33 mensen. De andere twee bommen worden op tijd ontdekt en onschadelijk gemaakt. Dolours Price, haar zuster Marian en de rest van haar groep zijn dan al gearresteerd. Ze probeerden net aan boord te komen van veerponten en vliegtuigen naar Ierland. Later zei een politieofficier: ‘Om drie uur keek Marian Price op haar horloge en glimlachte.’

Ze krijgt levenslang en gaat, samen met de rest van de groep, direct in hongerstaking omdat ze overgeplaatst wil worden naar een gevangenis in Noord-Ierland. Ze wordt 203 dagen door haar Britse bewakers gedwongen gevoerd via een rubberen slang. Uiteindelijk worden ze als deel van een overeenkomst overgeplaatst naar Noord-Ierland. ‘Toen ik besloot een hongerstaking te beginnen, had ik het idee dat we zouden sterven. Zo simpel was het.’ Ze deed het, zo benadrukte ze later in een essay in een Ierse krant, ‘to rid this land of any British interference’. Na zeven jaar wordt ze vervroegd vrijgelaten op humanitaire gronden, ze lijdt dan aan anorexia nervosa en tuberculose.

Price heeft nooit spijt gehad van het gebruik van geweld. ‘Er waren telefonische waarschuwingen ingesproken, maar mensen bleven daar staan om te kijken, nieuwsgierig, sommigen stonden zelfs voor de ramen van kantoren en zijn besproeid met gebroken glas toen de auto ontplofte’, schreef ze in haar memoires. ‘In Belfast gaven we een kwartier van tevoren waarschuwingen, in Londen hadden we hen een uur gegeven.’

In 1983, drie jaar na haar vrijlating, trouwt ze met acteur Stephen Rea – hij speelde de rol van Fergus, het ira-lid in de Oscar winnende thriller The Crying Game uit 1992 dat een ontvoerde man bewaakt. Ze krijgen twee zoons. Price heeft, zo heeft ze vaak gezegd, een hoge persoonlijke tol betaald voor haar terroristische activiteiten. Jaren van depressie, alcoholverslaving, drugsgebruik en een aantal zelfmoordpogingen. Door het gedwongen voeren leed ze aan een posttraumatische stress-stoornis. Vooral haar rol bij de ‘verdwijningen’ knaagde aan haar. In 2010 hielp ze de Onafhankelijke Commissie voor de Lokalisatie van Overblijfselen van Slachtoffers bij het vinden van graven van drie mannen die door de ira ontvoerd en vermoord waren. Zij had bij die gelegenheden de auto gereden.

Ze zou niet meer zo in het nieuws zijn gekomen als ze niet had meegewerkt aan een oral history-project van Boston University College waar ze voor het eerst gedetailleerd over haar ira-carrière praat. De afspraak is dat de interviews op audiotapes pas bekend worden gemaakt als alle betrokkenen zijn overleden. Maar zelf heeft ze al iets over de inhoud gezegd: op de tapes getuigt ze over de rol van Sinn Féin-leider Gerry Adams. Ze vertelt over ontvoeringen en executies van mensen die volgens de ira verraders waren – de ‘verdwijningen’ – die ze heeft helpen uitvoeren in opdracht van Gerry Adams. En ook dat hij betrokken was bij de bomaanslag in Londen in 1973. Adams was volgens haar op dat moment officer commander van de Belfast-brigade van de ira. Adams ontkent alles. Sinds 2011 probeert de Noord-Ierse politie via rechtszaken toegang te krijgen tot de tapes met de interviews. Op dit moment ligt dit verzoek bij het Amerikaanse Hooggerechtshof.

Dolours Price hoopte met deze getuigenis misschien wel het door haar verfoeide vredesakkoord uit 1998 – waarbij Adams onderhandelaar was namens Sinn Féin – op te blazen. In interviews heeft ze regelmatig gezegd dat ze zichzelf en haar slachtoffers had gespaard als ze had geweten dat de strijd was geëindigd met een vrede die de Noord-Ierse katholieke meerderheid daar liet waar ze was begonnen: onder Britse heerschappij. ‘Ik geloof niet in het vredesproces. Ik denk dat het proces vernietigd moet worden.’

Ze stierf afgelopen woensdag 23 januari op 62-jarige leeftijd in haar huis in een buitenwijk in Dublin. De politie onderzoekt nog de doodsoorzaak.