Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (cbs) zijn Nederlanders behoorlijk gelukkig. De wereldoorlog tegen het terrorisme heeft op die gemoedstoestand slechts marginaal effect gehad. Een vijfde van de bevolking kwalificeert zijn leven als «erg gelukkig», ruim twee derde houdt het simpel bij «gelukkig». Maar de verwachtingen zijn veel lager gespannen. Het razend interessante onderzoek 21 minuten heeft vorig jaar uitgewezen dat nog geen derde van de bevolking denkt dat ook de volgende generatie «gelukkig met Nederland» zal zijn. Dit pessimisme wordt gevoed door zorgen over toenemende ongelijkheid. De kansen op onderwijs en werk zijn nu dan wel eerlijker verdeeld dan voor de Tweede Wereldoorlog, dat zal niet zo blijven, vreest een meerderheid.

De somberheid heeft veel te maken met de druk waaronder de maatschappij staat. Jan Salie wordt continu uit de kast gehaald om de natie mores te leren. Nergens kunnen we op terugvallen, ook niet op de nationale canon die volgens de hedendaagse historiografie in de jaren zestig schandelijk bij de vuilnisbak zou zijn gezet. Zelfs de Grondwet is geen gelukkig bezit meer, al heeft het geknabbel aan het eerste hoofdstuk tot nu toe goddank niets opgeleverd.

Nee, dan de Amerikaanse Declaration of Indepedence van 4 juli 1776. Daarin is vastgelegd dat ieder schepsel Gods onvervreemdbare rechten heeft. Zoals het recht op «leven, vrijheid en the pursuit of happiness». Geluk is in de VS een ander woord voor het recht van gelukzoekers om materiële welstand na te jagen.

Van Nederland kan dat niet worden gezegd. Hier heeft het woord gelukzoeker een negatieve klank. Dat soort immigranten ondermijnt het geluk van de autochtonen, en ze worden zelf bovendien ook niet gelukkig. Statistisch gezien klopt dat. Uit onderzoek van het cbs blijkt dat de niet-westerse autochtonen van de eerste generatie zeker een procentpunt of twintig minder gelukkig zijn dan Hollanders. Hun kinderen blijven altijd nog tien procentpunt achter. De vraag naar het waarom wordt niet gesteld. Want na jaren van schuldgevoel jegens minderbedeelden is de stemming 180 graden gedraaid. Ongeluk is, met uitzondering van de huisschilder die van een steiger valt, ieders eigen schuld aan het worden. Dat spoort op zichzelf met de traditie die bijvoorbeeld voormalig leider Frits Bolkestein in ere zegt te willen houden. Bolkestein is al decennia op oorlogspad tegen utopisten die – blind voor Stalin, die in 1934 verkondigde «het leven wordt beter, het leven wordt vrolijker» – het geluk toch nog willen politiseren. In het voetspoor van Immanuel Kant betoogde Bolkestein twee jaar geleden tijdens een lezing voor de universiteit van Rotterdam daarom: «Niet het streven naar eendracht, maar de door de natuur gewilde wedijver, heers- en hebzucht zouden de premoderne lijdelijkheid van de mens doorbreken. Uit die drang tot rivaliteit ontstond welvaart, verlichting en emancipatie.» Het devies: «private ondeugden» zijn goed, ze leiden tot «publieke opbrengsten». Hoe meer mensen jagen op het schaarse particuliere welbevinden, des te gelukkiger is de maatschappij per saldo.

Juist daarom is het zo raar dat de liberalen, die zich sinds de ondergang van het «reëel bestaande socialisme» in 1989/1991 naar eigen zeggen verheugen in een onwankelbaar historisch gelijk, zich de laatste jaren overgeven aan maatschappelijke maakbaarheid. In het nieuwe beginselprogramma van de vvd komt zelfs het woord geluk voor: «Liberalen verwerpen alle beperkingen die het individu beletten zich geestelijk en materieel te ontwikkelen, voorzover het daarmee niet de vrijheid en het geluk van de medemens aantast.»

Deze tekst leidt niet automatisch tot angstaanjagend utopisme. Maar het is wel een tekentje aan de wand dat het klassieke grondrecht vrijheid wordt gekoppeld aan het begrip geluk. Wat voorheen negatief werd geformuleerd – behalve de repressieve staat mag niemand de vrijheid van de burger aantasten – wordt nu positief uitgedrukt. Vandaar dat de medemens in de praktijk van alledag wordt overspoeld met materiële én morele imperatieven die wel degelijk beperkend zijn.

Die geboden zijn economisch gemotiveerd. Nederland dreigt de slag met de wereld immers te missen. Nederland moet weer in het gelid voor de vaart der volkeren. En dat kan alleen als de burger beter gaat leven en gelukkig wordt. Want ongelukkige mensen maken zich schuldig aan van alles en nog wat. Aan een slecht huwelijk of geen huwelijk (verhoogd risico op drankmisbruik), aan verwaarloosde kinderen (extra uitgaven voor de jeugdzorg), aan ziekteverzuim op de werkplek (minder economische groei), aan depressief gepieker (de awbz moet de rekening van de therapeut betalen) en aan nog meer ongerief dat het collectief op kosten jaagt.

De burger moet dus permanent studeren, hard werken, gezond leven, zich positief gedragen en gelukkig zijn. En dat dient ook allemaal tegelijkertijd te gebeuren. Ontplooiing, arbeidsethos, zorgzaamheid en particulier geluk lopen meer en meer synchroon. Er is geen ontkomen meer aan. Paraat, altijd paraat, permanent werkend aan zijn geluk en dat van alles en iedereen om hem heen.

Nu is de mens inderdaad op aarde om te werken. De rest komt eventueel later wel, althans voor het niet-seculiere deel der natie. Maar de makke van deze economische geluksideologie is dat ze slechts lippendienst bewijst aan het individu. Geluk is bijna niet meer zelfstandig te definiëren. Geluk zónder maatschappelijk succes, materiële welvaart of lineaire carrière is ondenkbaar geworden.

Deze eis om alles te beheersen – van het kleine individuele tot het grote collectieve – heeft uiteindelijk echter een averechts effect. Nederland mag dan denken Jan Salie te kunnen royeren, het verliest zo ook zichzelf. Want de toekomst is – of de Chinezen de boel nu overnemen of niet – óók aan het rustige en vooral slome geluk van een beetje werken, een beetje nadenken. Aan de fantasie een enkele keer, op een miezerige morgen, domweg gelukkig, of tenminste iets vaker simpelweg gelukkig te zijn. Kortom aan het niet te plannen idee dat onbekende openingen biedt.

Geluk is geen politieke categorie. Wat de lijsttrekkers er dit najaar ook over zullen zeggen.