Suicide Club, in de oorspronkelijke titel Jisatsu Circle, is de even verontrustende als uitbundige film van de excentrieke dichter en filmmaker Sono Sion (1960). Hij geniet in Japan een reputatie als dadaïst en agent provocateur. In 1994 bezette hij kruispunten in Tokio met tweeduizend geronselde jongeren die poëzie voordroegen en spandoeken omhooghielden waarop stond: Tokio GaGaGa. Een protest tegen de ordentelijkheid van de Japanse samenleving. Op een groot scherm werden beelden vertoond van een wit strand en een ruw ingrijpende politiemacht. Het ritueel herhaalde zich om de twee weken.
Ook op het filmfestival van Rotterdam is Sion herkenbaar aan een maffiahoedje als een duvel uit een doosje aanwezig. Zijn statements schreeuwt hij door de lobby in De Doelen, vrouwen valt hij om de hals, of hij drukt zijn gezicht tegen hun borsten, en aan iedereen die hij tegenkomt vraagt hij hoe vaak hij of zij in zijn leven de liefde heeft bedreven en op welke wijze. In vijf uur tijd vraagt hij vier dames ten huwelijk, waaronder ook mijn eigen vrouw. «Oooh baby», hijgt hij in mijn telefoon, «come tonight to see my movie. Me waiting for you. Lets marry, lets dance, lets fuck!»
Bij de première in Luxor kan Sono Sion nauwelijks nog op zijn benen staan. De regisseur heeft twintig flesjes Gulpener Korenwolf naar binnen geklokt, en een portie magische paddenstoelen achter de kiezen. «Welcome in the Suicide Club», spreekt hij tot het publiek, de microfoon bungelt losjes in zijn hand. «Denk niet te veel aan de toekomst, en stelt u zich bij het zien van mijn film de sensualiteit voor van zelfmoord. Just sit back and relax!» De presentator neemt de microfoon over van de regisseur, maar Sono graait hem die meteen weer uit handen. «Als u vragen hebt, kunt u ze na afloop aan mij stellen. Ik ben straks in de lobby, tenminste, dat denk ik.» Het publiek vindt het prachtig. Het joelt, klapt en brult van het lachen als de regisseur via een zijdeurtje wordt afgevoerd naar de bar van het theater.
Zodra de film begint, gaat het lachen over in een collectieve huivering. In beeld werpen 54 Japanse kostschoolmeisjes zich voor de metro in het Shinjuku station. Het bloed lijkt wel tot in de achterste hoeken van de zaal te spatten, wat opnieuw zorgt voor lachsalvos. Nerveuzer dit keer. Wat wil de regisseur precies? Op de stoelen wordt wat ongemakkelijk heen en weer geschoven. De bloederigheid van de horror gaat gepaard met de sensualiteit waarmee de jongeren, vooral de kostschoolmeisjes, in beeld zijn gebracht. Ze hebben een quasi-occulte terroristische organisatie op poten gezet, die alle jongeren van Japan oproept via internet en via de songteksten van een populair meidengroepje de banden met hun omgeving te verbreken en de relatie met zichzelf «te herstellen». Aan de golf van zelfmoorden, die daarop aanzwelt, lijkt geen einde te komen.
In de middag voor vertoning van de film, als Sono Sion nog aanspreekbaar is, interview ik de regisseur in de lounge van De Doelen. Dr. Luc Van Haute, coördinator Japanse Studies uit Gent, zorgt voor de vertaling. Tussen neus en lippen door vertelt Sion dat de film geschoten is in een recordtempo van twee weken, en gemonteerd in vier weken. Het resultaat oogt allerminst als haastwerk. Stijl en opbouw van de film zijn afgewogen en geraffineerd, en voor de opnames zijn de grootste middelen ingezet. Het is een teken van beschaving dat een land bereid is om zoveel geld te steken in een controversieel project van een excentrieke kunstenaar.
Is er een relatie tussen de Japanse traditie van harakiri, de kamikazepiloten en het grote aantal zelfmoorden in uw land? Is zelfmoord geaccepteerd als een sacrale rite binnen de Japanse cultuur?
Sono: «Mijn film heeft niets te maken met die specifieke traditie. De zelfmoorden in mijn film zouden ook in het Westen kunnen plaatsvinden. Denk aan Kurt Cobain en de navolging die zijn zelfmoord had op de jeugd in Amerika en elders. Wel is het een feit dat er de laatste tijd buitengewoon veel gevallen van suïcide plaatsvinden in Japan, vooral onder jongeren. Vreemd, als je bedenkt hoe welvarend en vredig het land op zich is. In mijn film wilde ik onderzoeken waarom die gekte om zich heen kan grijpen. De trend weerspiegelt misschien de sociale omstandigheden: de lange periode van overvloed en welvaart in Japan heeft de maatschappij versuikerd. Zelfs de dood zien de jongeren niet als iets zwaars, maar als een vorm van entertainment. Daarnaast verliezen Japanners steeds meer hun identiteit, hun sociale verbondenheid en hun hechte gezinsstructuur. Liefde en vriendschap worden zo breekbaar als glas, de mensen verliezen hun levensvreugde en geluk. Volgens mij maakt het ze niet veel meer uit of ze leven of sterven. Toen ik de film maakte, wilde ik geen eensluidend antwoord geven op de vraag waarom mensen zelfmoord plegen. Ik laat het open. De redenen verschillen van persoon tot persoon. De een pleegt zelfmoord om een verloren geliefde, de ander omdat hij gezakt is op school. Daarnaast zijn er velen die zelfmoord plegen zonder zelf precies te weten waarom. Ik heb uitgebreid onderzoek gedaan naar dit onderwerp voor ik met de film begon. En ik ontdekte dat er uiteindelijk maar heel weinig mensen waren die een heel duidelijke reden hadden. De meesten schijnen in een opwelling tot hun beslissing te zijn gekomen. Ze hadden bijvoorbeeld nog boodschappentassen bij zich toen hun lichaam werd gevonden. Dat duidt erop dat ze hun huis verlieten zonder het plan om zelfmoord te plegen. Ik heb zelf op dit moment ook spullen bij me en ben van plan om straks naar mijn hotel te gaan. Maar misschien dat ik op weg naar mijn hotel ook wel besluit dat de tijd gekomen is.»
Ik kan me voorstellen dat uw film in Japan onrust zaait, juist omdat massahysterie onder jongeren in uw land in het recente verleden al regelmatig tot fatale excessen heeft geleid. Denk aan de tamagotchi-rage, die jonge kinderen tot wanhoop en zelfmoord heeft gedreven.
«De Japanse distributeurs hebben lang geaarzeld voor ze de film in roulatie durfden te brengen, maar twee dagen geleden is het dan toch gebeurd. Ik hoorde vanochtend dat er daadwerkelijk al een geval zou zijn van een jongere die zich in navolging van mijn film te pletter gooide. Toch denk ik niet dat er een psychose zal ontstaan zoals met de tamagotchis.»
Al voor uw film hier in première ging, wierp de film in België zijn schaduw vooruit, toen er twee tienermeisjes van de tiende verdieping naar beneden sprongen. De meisjes hadden zich met elektriciteitsdraad aan elkaar vastgemaakt, en kalkten op de vloer: «Daddy we love you » In de kranten werd alvast met angst en beven naar uw film verwezen, terwijl hij nog lang niet in de theaters was te zien.
«Dat is interessant. Want ook in mijn film verbinden de tieners zich met elkaar door elkaars hand vast te houden alvorens te springen. Bovendien is mijn uitgangspunt dat de zelfmoorden een soort perfide terreur vormen van de jeugd jegens de ouderen. De vaderfiguur in mijn film wordt er door de kinderen van beschuldigd een mislukkeling te zijn, een egoïst die slechts oog heeft voor zijn eigen belang.»
Een vraag die uw film onherroepelijk oproept, gegeven de zwarte humor en groteske bloederigheid van sommige zelfmoordscènes, is of hij ook kan worden gezien als een anti-horrorfilm.
(Sono heft enthousiast zijn armen.) «Ik ben gek op horror! I love big horror! Hoe bloederiger, hoe beter. In plaats van als een anti-horrorfilm, kun je mijn film juist zien als een hommage aan de B-horrorfilm. Ik houd niet zo van de gestroomlijnde griezelfilms van de jaren negentig. Maar alle junkhorror die voordien is gemaakt, verslind ik. Butcher shop horror, splatter movie, daar geniet ik het meeste van. Geef mij maar de troep, zoals Alligator, Zombie, dat soort films. Een reden waarom ik zoveel splatter in mijn film verwerkt heb, is dat zelfmoord zon loodzwaar thema is. De splatter geeft het publiek de gelegenheid om af en toe toch nog flink te lachen.»
In de film zit ook een motief dat ietwat occult is. Na elk geval van massazelfmoord wordt er een sporttas afgeleverd met daarin een grote rol van plakjes getatoeëerde mensenhuid die aan elkaar zijn genaaid. Aan het eind van de film zien we een cirkel van heel jonge kinderen rondom zon rol mediteren. Wilde u hiermee de film een mystiek tintje geven?
«Sorry, maar ik heb nog een bier nodig. Ik ben een biermaniak! Banzai!»
De regisseur rent naar de bar, keert terug met een paar flesjes Gulpener Korenwolf, drinkt een flesje leeg, denkt even na en zegt dan: «Ik wilde suïcide niet portretteren als een middel tot ontsnappen, maar als een boodschap. Een daad van terreur jegens de directe omgeving. Het is ook een boodschap die we het publiek mee willen geven voor het tweede deel waar we binnenkort aan beginnen. De kinderen die de Jisatsu Circle rondmaken, en zo tot in de dood zijn verbonden met elkaar.»
Waarom zijn de pubers en kinderen in uw film zo ontzettend vroeg wijs?
«Kinderen zijn veel gevoeliger voor de invloeden die op ze afkomen in een moderne maatschappij die ontploft van de supersnelle impulsen. Volwassenen reageren trager, laten de impulsen half over zich heen komen. De kinderen in mijn film zijn engelen der wrake, super verstandig en volkomen onbarmhartig.»