Het was tijdens een kerstreces, alweer bijna 25 jaar geleden, dat ik het boek Het refrein is Hein las, van de verpleeghuisarts en filosoof Bert Keizer. Het was zijn eerste boek en ook als je het niet hebt gelezen, is uit de titel duidelijk dat het over de dood gaat. Ik herinner me dat ik op een gegeven moment in de lach schoot. Wat niet het eerste is dat je verwacht bij dit thema. Maar Keizer beschreef hoe een patiënt tegen hem zei, en nu parafraseer ik: ‘Dokter, het is mooi weer vandaag, zullen we nu maar geen euthanasie doen?’
Die herinnering kwam naar boven toen afgelopen week het door het kabinet gevraagde wetenschappelijk onderzoek werd gepresenteerd naar de doodswens onder ouderen die niet ernstig ziek zijn. Oftewel onder mensen die niet uitzichtloos en ondraaglijk lijden en daardoor niet in aanmerking komen voor euthanasie. Het onderzoek is gedaan vanwege de maatschappelijke en politieke discussie over het al dan niet toestaan aan ouderen om zelf een eind aan hun leven te maken. Op het Binnenhof heet dat bij voorstanders van die hulp het debat over voltooid leven, de tegenstanders spreken van het debat over de zelfmoordpil.
Waarom ik aan Het refrein is Hein moest denken? Omdat ook uit dit onderzoek blijkt dat bij veel mensen met een doodswens die wens er niet altijd is. In de winter is deze sterker dan in de zomer. Als een kleinzoon aan opa vraagt te helpen bij de verbouwing, denkt opa niet meer zo sterk aan de dood.
Universitair hoofddocent aan de Universiteit voor Humanistiek, Els van Wijngaarden, voerde het onderzoek uit onder mensen van 55 jaar en ouder. In 2019 bestond die groep in Nederland uit zo’n 5,6 miljoen mensen. Van hen wenst 0,18 procent hun leven te beëindigen, een deel daarvan wil daar weer hulp bij. Is dat veel of weinig?
Om te helpen: dat is het aantal inwoners van het Brabantse Alphen-Chaam, officieel een kleine gemeente geheten. Voorstanders van hulp bij zelfdoding onder ouderen vonden het onmiddellijk veel, tegenstanders juist weinig. ‘Meer dan tienduizend’ klinkt dan ook anders dan ‘iets meer dan tienduizend’. De inkt was nog niet droog of het onderzoek droeg al niet meer bij aan een open debat.
Wat des te opmerkelijker is, omdat van die 0,18 procent Nederlanders ouder dan 55 jaar verreweg de meesten jonger zijn dan 75 jaar: 83 procent. En van die groep is dan weer het grootste deel jonger dan 65 jaar. Waar onderzoeker Van Wijngaarden had verwacht dat de doodswens bij het ouder worden zou toenemen, bleek dat tot haar verrassing dus precies andersom te liggen.
Maar voor deze grootste groep is het initiatiefwetsvoorstel van D66-Kamerlid Pia Dijkstra om hulp bij zelfdoding mogelijk te maken niet bedoeld. Dat voorstel legt een leeftijdsgrens bij 75 jaar. Dat doet Dijkstra omdat D66 ook wel snapt dat het maatschappelijk niet acceptabel is om mensen die ‘pas’ 55, 65 of 70 jaar zijn te helpen bij het beëindigen van hun leven. Dat riekt dan toch naar hulp bij wat ik dan hier nu ook maar een keer zelfmoord noem.
Volgens het onderzoek van Van Wijngaarden zou Dijkstra’s wetsvoorstel gezien de gestelde leeftijdsgrens bedoeld zijn voor – iets – meer dan 1700 mensen. Van wie velen dus niet elke dag naar de dood verlangen. En een deel wel dood zegt te willen, maar niet langs een commissie wil die bepaalt of hun doodswens wel echt is, zoals het D66-initiatiefwetsvoorstel voorschrijft. Laat staan dat deze groep hun leven als voltooid ziet. Die term, voltooid leven, maakt de doodswens fraaier dan deze is, laat het onderzoek zien. Mensen vrezen de eenzaamheid, voelen zich tot last, takelen af, hebben financiële problemen. Het is een ‘lijden’ dat de vraag oproept of de samenleving hier faalt in de zorg voor elkaar.
Na dit onderzoek zouden politici zich bovendien moeten afvragen waarom zo veel 55-plussers leven met een doodswens. Komt dat omdat je rond die leeftijd moet leren accepteren dat het leven niet meer opwaarts gaat, maar meer en meer uit loslaten gaat bestaan? Omdat deze leeftijdsgroep alleen nog maar hoort dat ze straks een last is? Lijdt de mens op die leeftijd het meest van het lijden dat hij vreest?
Dat laatste lijkt een rol te spelen, omdat – en ook dat is opvallend – degenen met een doodswens niet voldoen aan het bestaande beeld van alleen in het leven staande burgers: de helft woont samen, nog meer hebben er kinderen, meer dan de helft is vrouw. Dat laatste vertelde ik een kennis. Haar reactie: dat snap ik, die blijven meestal alleen over en worden vaak heel oud, maar niet in goede gezondheid.
D66-Kamerlid Pia Dijkstra heeft op de dag van het verschijnen van het onderzoek naar de doodswens onder ouderen meteen aangekondigd dat ze binnenkort haar wetsvoorstel gaat indienen. Coalitiegenoot vvd blijft haar steunen. Heel voorspelbaar. De andere twee coalitiegenoten ChristenUnie en cda zullen dat wetsvoorstel ook na dit onderzoek niet omarmen. Ook dat was voorspelbaar. Onderzoeken leiden in de politiek tot uitstel, meestal niet tot het bijstellen van ingenomen standpunten. De bal ligt nu bij de oppositiepartijen.
Persoonlijk snap ik de tegenstanders bij het volharden in hun standpunt beter. Dit onderzoek heeft daarvoor argumenten aangedragen. Voor iedereen is het refrein uiteindelijk Hein. Maar als de zon schijnt, willen de meesten nog niet dood. Ook 75-plussers niet.