
In ieder geval zijn de wonderbaarlijk raadselachtige gewrochten van Hans Hovy geen droombeelden bijvoorbeeld. Daarvoor zijn ze te handgemaakt: taaie, buigzame, ronde vormen van parelwit albast met weker uitziende uitstulpingen van roze speksteen. Albast is een steensoort die mooi licht doorlaat. Als je geduldig borstelt, en niet hard polijst, wordt het oppervlak zacht als fluweel – en bevallig als de huid van een meisje. Nog zachter is speksteen. Bovendien is dat ook wat vettig zodat die fragiele uitstulpingen net iets anders glanzen dan het albast. De roze spekstenen elementen zijn warmer dan het koele witte albast. Van deze eigenschappen van het materiaal maakt Hovy gebruik. De voorwerpen zijn niet groot. Ze passen in de warmte van twee handen. Daarom hebben ze ook iets teders. Eigenlijk wil je ze aaien, maar met aarzeling, want de sculpturen zien er uiterst breekbaar uit. Je wil hun sluimer niet verstoren. Door hoe die twee kleuren, mat wit en bleek roze, elkaar omarmen lijken de beelden nog fragieler, en omdat het licht zo stil in die kleuren gloeit zijn ze ook nog vederlicht. Vanwege die lichtheid zie je ze ook niet als sculpturen. Hun morfologie doet me wel denken aan vetplanten.
Wat het verder zijn en wat ik me erbij moet voorstellen, weet ik eigenlijk niet. De titels (Gomorra en White Beauty) zijn suggestief, natuurlijk. Omdat het roze ook de kleur van vlees is, dringen seksuele connotaties zich snel op – hoewel de slappe, weke vorm zelf van de uitstulpingen nauwelijks op die van geslachtsdelen lijkt. Binnen in de donkere ruimte van White Beauty is iets te zien (niet op de foto) dat op een zachte vagina lijkt, of, plastischer, een pruim. Toch zijn dat soort suggesties niet de thematiek. Ik denk dat die zachte vormgeving bijna van nature te voorschijn komt uit het met de hand bewerken van dit soort zachte materialen – en als je vormentaal organisch en plantaardig van karakter is. Bij een beeldhouwer bijvoorbeeld die bij voorkeur in roestvrij staal werkt, is de vormgeving voornamelijk scherp en hoekig. Dat is een natuurlijk resultaat. Meestal lijkt in Hovy’s sculptuur de hoofdvorm van een beeld op zoiets als een holle kalebas. De uitstulpingen en groeisels daarop doen ook denken aan vruchten. Waarschijnlijk wordt dat soort morfologie een gewoonte in je hand en vingers – zeker als je (als Hovy) ook veel keramiek maakt, met klei die zacht en kneedbaar is als boter.

Dat wil zeggen dat deze sculpturen niet vanuit het hoofd zijn gedacht maar eigenlijk door de handen. Ik denk dat er vanuit het hoofd bekeken meer afstand ontstaat – de handen brengen de dingen dichtbij. Op een of andere manier zie je in de beelden de handen ook aan het werk, behoedzaam doende – en bezig met verder verfijnen van wat al als iets moois begonnen en bedoeld was. In dat proces van rangschikken van de elementen is een vreemde fragiliteit van vormgeven een hoofdprincipe – zo voorzichtig als handen bezig zijn met het schikken van bloemen in een geschilderd stilleven. Deze gewrochten, bedenk ik nu, gemaakt om hun schoonheid, zijn eigenlijk ook stillevens – geschapen met een tederheid die geheel en al bijzonder is. Omdat ze de tederheid nastreven van bloemen die ontluiken, zijn ze ook niet oogverblindend maar op een andere manier meeslepend, als een melodie die broos en ijl in de ruimte blijft hangen.
Heel deze wonderbaarlijke schoonheid komt voort uit de voorzichtigheid waarmee deze beelden zijn gemaakt. Ze beginnen als een min of meer bolle, uitgeholde vorm. In die vorm ontstaan op onverklaarbare plekken een soort ronde openingen. Als je dat nog niet gedacht had, laten die zien dat de vormen hol zijn. Het is belangrijk dat je het beeld als hol ziet, want daar, vanwege die donkerte daarbinnen, ontstaat het besef dat er wel eens sprookjesachtige dingen gaande zouden kunnen zijn – en dat er in die holte nog wel eens allerlei dingen zouden kunnen groeien. We kijken dus naar een vorm die nog niet klaar is. We zien hoe uit de gaten her en der vreemde vormen zich kronkelend naar buiten wurmen. Dat is spannend omdat je niet weet wat er verder nog volgt.
PS. De tentoonstelling van Hans Hovy, nu nog in het Haags Gemeentemuseum, heet Sculptissimo. Dat verzonnen woord is een goede omschrijving van de idyllische kunstigheid van het werk. Er is ook een fraaie catalogus verschenen
Beeld: (1) Gomorra, 2006. Albast en roze speksteen, 26,1 x 30,8 x 27,3 cm. (2) White Beauty, 2010. Wit albast en roze speksteen, 21,5 x 24,2 x 23,2 cm (Peter Cox, courtesy Galerie Onrust, Amsterdam / particuliere collectie).