Een tijdje geleden kreeg Maarten van Traa, werkzaam in het parlement, een leuke opdracht van zijn broodheren: Schrijf eens uitvoerig op wat iedere sukkel met een Parool-abonnement sinds bijna twee jaar al weet over het politiedrugskartel IRT. Maar meer ook niet. Wees onomwonden streng in het formuleren van de zinnetjes waarmee de gevoelstemperatuur van het wantrouwige publiek weer boven nul moet worden getild. Zoek zoveel mogelijk schuldigen, zodat niemand echt gestraft hoeft te worden. Schuw vooral niet het woord ‘crisis’, het liefst in een drievoudige uitvoering, krachtig uit je toetsenbord te rammen om de parlementaire pers uit barretje Nieuwspoort te lokken. Verzin in eenvoudige bewoordingen, die iedereen zal kunnen begrijpen, een lange rij open deuren die je als aanbevelin gen presenteert; iets in de trant van ‘De regen is nat’, ‘Kerst valt dit jaar op 25 december’, ‘Drugs importeren wordt sterk afgeraden’. Of nog beter: ‘De juiste officier dient op de juiste plaats te zitten. De beheerders moeten hun beheersverantwoordelijkheid nemen. De politie moet weten dat zij in een democratische rechtsstaat nooit buiten het gezag van het Openbaar Ministerie kan werken.’
De opdracht is verleden week met succes afgerond. Ondanks de volstrekte voorspelbaarheid van het IRT-rapport, ondanks het volledige gebrek aan verrassingen, ontrafelingen en onthullingen die het kenmerkt, en ondanks het genante optreden van Van Traa en de zijnen in een warrige mediashow, heeft het mechanisme dat dit Sprookjesland al zo lang op zijn funderingen houdt, opnieuw optimaal gefunctioneerd. De wetten die in deze schijnwereld gelden schrijven voor dat er voor ieder schandaal dat per ongeluk boven water komt, een commissie, al dan niet parlementair of uit ‘wijze mannen’ samengesteld, moet worden geschapen, een commissie die tot taak heeft een dik rapport aan een glunderende kamervoorzitter te overhandigen. Deze laatste heeft voor de gelegenheid altijd een standaardspeech klaar liggen, waarin hij het ontvangen rapport kwalificeert als een bewijs van de ‘gezondheid van de democratie die niet schuwt de pijnlijkste onderwerpen in het openbaar te bespreken’.
HOE OVERWELDIGENDER de mate van openheid waarmee een ‘pijnpunt’ publiekelijk wordt behandeld, des te groter het geloof van de burger dat in deze voorbeeldige rechtsstaat elke scheve schaats altijd met mokerslagen wordt rechtgetimmerd.
De techniek is dus steeds dezelfde. Zodra het schandaal onvermijdelijk wordt omdat het uitvoerig in de pers is behandeld, wordt de commissie benoemd. Die heeft niet tot taak een echt onderzoek te verrichten, maar moet een grondige inventarisatie maken van wat al bekend is. In een zee van komma’s, voetnoten en bijlagen verdwijnt vervolgens de kern van het schandaal, dat dus ineens geen schandaal meer blijkt.
Na meer dan een jaar gewerkt te hebben en een subsidie van vier miljoen te hebben opgesoupeerd heeft de commissie-Van Traa, geholpen door een batterij externe adviseurs en ghost writers, een rapport van bijna vijfduizend pagina’s geproduceerd. De IRT-omnibus kost dus bijna negenhonderd gulden per bladzijde, maar er staat nog steeds niet in hoeveel drugs precies de Nederlandse politie op de markt heeft verkocht, of de namen van degenen die zich daadwerkelijk door de onderwereld hebben laten corrumperen. Want laat het voor eens en altijd duidelijk zijn: Nederland is het enige land ter wereld waar men bereid is te geloven dat het binnensluizen van tonnen verdovende middelen door overheidsdienaren in de samenleving slechts een schoonheidsfoutje is van een paar incompetente lieden: slapende ministers, sukkelende procureurs- generaal, knoeiende officieren van justitie, korpschefs die aan megalomanie lijden, experimenterende CID-chefs, prutsers, druiloren en nullen. Dat kan kennelijk door de beugel, maar er is een grens: in het rijk der rechtzinnigen valt natuurlijk geen enkele ambtenaar aan te wijzen die voor de mammon buigt. Ondenkbaar.
Honderden miljoenen zijn dank zij de medewerking en zelfs onder regie van het IRT-kartel naar de bankrekeningen van de Nederlandse penose gestroomd, maar bij de politie-importeurs zou men daar niets aan hebben overgehouden, op wat kleinigheden na, zoals radio-apparatuur, loodvrije benzine en enkele dienstauto’s, met misdaadgeld door dienders aangeschaft. Een paradox omdat (eigen waarneming) nergens anders in Europa mensen zo'n intense en quasi-obsessionele relatie met geld onderhouden als in Nederland.
Nederland heeft aan de handel in verdovende middelen altijd een dikbelegde boterham overhouden. Niet uit idealisme of tolerantie maar uit zuiver gewin en passie voor het snel verdiende geld. Er loopt een ononderbroken lijn van de vroegere opiumboten van de VOC naar de Westlandse kassen van de huidige hennepboeren, met een bocht via de buitenlandse gevangenissen waar het wemelt van Nederlandse drugssmokkelaars die hun ondergang hebben te danken aan de geldgeilheid die in hun identiteit ligt verankerd. Rond de hele wereld vliegen de Hollanders met in hun anus condooms gevuld met coke en op de Noordzee, wijd en koud, zeilen de polderjongens en -meisjes met koffers vol pillen, poeders en dromen over Ferrari’s. Zelfs als ze naar Srebrenica of een andere enclave op vredesmissie worden gestuurd, verkennen ze het terrein met in hun achterhoofd de mogelijkheid om er, eenmaal van hun VN-verplichtingen ontslagen, een afzetgebied te vinden voor hun gloednieuwe XTC-laboratoriums.
DE COMMISSIE-VAN TRAA is een historisch ongelukje, had volgens de parlementaire planning nooit geboren mogen worden, en kon daarom niet met verbijsterende conclusies en onthutsend nieuw materiaal op de proppen komen. Ze moest in de allereerste plaats de verschrikkelijke blunder van haar voorgangster, de commissie-Wierenga, doen vergeten en die het liefst compleet uit het collectieve geheugen wissen. Het bewijs moest worden geleverd dat de echte parlementaire controle, hoewel laat op gang gekomen, nooit had opgehouden te functioneren.
Toen het IRT in december 1993 werd opgeheven, steeg een stinkende walm op, verrijkt met geuren van ontbinding, drugs en corruptie. Nooit eerder hadden de Nederlandse politie, justitie en politiek gezamenlijk zo dicht bij de rand van de gierput gestaan. Tegen alle Haagse gewoonten in werd een bliksemcommissie in elkaar getimmerd die tot taak kreeg als de donder het traditionele dikke rapport op te hoesten. Dat lukte in een recordtempo.
Toen het zwaarwichtige Wierenga-oeuvre in maart 1994 op het bureau van de CGJ belandde, de Congregatie van Goedgelovige Journalisten, sprong die een gat in de lucht. Men hoefde immers niets meer zelf te onderzoeken. Het rapport was een oer-Hollands staaltje van minutieus onderzoek zoals alleen oer-Hollandse mierenneukers dat kunnen. ‘Het leest als een trein, als een roman, als een jongensboek’, hoorde je ze opgewonden in hun media krijsen.
Het Wierenga-rapport meed bewust de explosieve kern van de zaak: de IRT-clash ging helemaal niet over zoiets destabiliserends als het importeren van drugs door onze trouwe dienders - wat netjes en eerbiedig als ‘werkmethodiek’ werd omschreven - maar over ordinaire afgunst, over jalousie de metier en geuniformeerde haat en nijd. Ook een oer-Hollands thema. Wierenga was voorts zo slim om zijn onschuldige bevindingen zwaar aan te zetten en riep dat in deze kwestie bewindslieden de eer aan zichzelf zouden moeten houden. Iedereen blij bij de CGJ.
Maar hardnekkige dissidenten bij Het Parool en NRC Handelsblad begonnen de drab die uit Amsterdam kwam lekken zorgvuldig op te vangen en zo kwam het gepeupel de waarheid jammer genoeg toch te weten. Containers vol met verdovende middelen waren onder politie-escorte tot aan de deur van hasjboeren en im- en exportbedrijven begeleid. Wierenga begon te stotteren over geheime delen en A4'tjes met driedubbele bodems.
Tot op de dag van vandaag vind ik dat die man de grootste boef is uit het IRT- schandaal en ik verwacht iedere ochtend het bericht over zijn inhechtenisneming wegens valsheid in geschrifte in de krant te lezen. De man die de doofpot op zo'n grove wijze heeft gehanteerd, verdient nog minder compassie dan de rotte appels uit het overheidsapparaat, dunkt me.
ZO'N MISLEIDING vroeg om een reparatie, om een nog zwaarwichtiger commissie, om veel televisie-exposure die de schijn van openheid nieuw leven moest inblazen, en om een nieuw rapport bestaande uit minstens twaalf delen. De commissie-Van Traa, voor het merendeel uit onervaren nieuwelingen samengesteld, werd op de rails gezet. Het enthousiasme waarmee haar rapport verleden week door de CGJ is ontvangen doet denken aan de opwinding rond het shitrapport van Wierenga destijds.
Heimelijk was de CGJ zwaar teleurgesteld: geen soap meer over afgunst, geen roep meer om rollende koppen - de enige sappige verhalen waren al van de tv bekend.
DE DEMOCRATIE en de rechtsstaat zijn op het nippertje door een oud-journalist en zijn 4.900 pagina’s tellende IRT-rapport gered. Het bestaan van Sprookjesland Nederland is daarmee voor enkele jaren geprolongeerd.
Maar wat moet je met een werk van 4900 pagina’s en elf bijlagen? Het is degelijk, grondig, goed geschreven en dus moeilijk af te kraken. Er werd binnen de Congregatie afgesproken de teleurstelling met schreeuwende koppen weg te spoelen: ‘Onthutsing over diepe crisis politie en justitie’, ‘Oordeel Van Traa overvalt Kamer’, ‘Diepgaande crisis bij politie en justitie’.
Ik ging onmiddellijk naar buiten en rook niets. Er is helemaal geen crisis en gezien het feit dat de drugsdealers van het politie-/ justitieapparaat bijna allemaal op hun stoel zijn blijven zitten, ga ik er ook van uit dat de markt nog steeds iedere dag met law and order-stuff wordt gevoed. Trouwens, de crisis is kennelijk zo diep dat de Tweede Kamer pas in april bereid is te debatteren.
Het Sprookjesland heeft fabelachtig veel bewonderaars. ‘Het getuigt van een behoorlijk zelfreinigend vermogen van het Nederlandse politieke bestel dat pijnlijke conclusies openlijk worden getrokken’, schreef een CGJ-commentator in de Volkskrant. Nederland als wc-pot met automatisch doorspoelsysteem! Maar daar waar faecalien van het porselein worden losgerukt, blijft in de wc-pot Nederland iedere corrupte of klunzige parasiet aan zijn functie kleven.
Van Traa heeft een oceaan van gegevens, een lawine van woorden en cijfers geschapen. In de bonte stoet van onderwerpen - allochtone criminelen, het witwassen van gokgeld, malafide notarissen en advocaten, communicatiegebreken tussen ambtenaren en politiek, tussen korpschefs en Openbaar Ministerie, intimidatie van ambtenaren door Amsterdamse boeven - valt het nationale schandaal niet meer op. Het rapport-Van Traa is een carnavalsoptocht waarin de prins in het gedrang is gestikt.
De exacte cijfers over de drugsdelicten die de overheid heeft gepleegd, doen er niet meer toe. De commissie weet wel dat 285 ton softdrugs en 100 kilo cocaine door de politiek zijn doorgelaten. Maar hoeveel precies er niet in beslag is genomen, heeft de commissie niet kunnen vaststellen. De administratie van de overheidsdealers is ‘niet toereikend’, zegt Van Traa. Het zou wel eens om 100.000 kilo soft drugs kunnen gaan. Wie weet, gaat het om het dubbele. Maar wat stelt 100 ton politie-stuff tegenover 4900 zelfreinigende bladzijden?
De auteur is correspondent voor het Franse dagblad Liberation en columnist in o. a. Trouw