In 1982 besloot Ien Ang dat het maar eens uit moest zijn met het eeuwige gekanker op soapseries. Ze liet in haar boek Het geval Dallas via een haarscherpe analyse van brieven van kijksters zien dat vrouwen veel plezier aan de serie Dallas beleefden. Je kon je eraan ergeren, je kon erom lachen, je kon je ermee vereenzelvigen, kortom de serie bood mooie kansen lekker over je eigen leven aan het discussiëren te blijven, eventueel samen met anderen. Die serie deed je iets, en gaat het daar niet om in de amusementsindus trie? Culturele piskijkers zouden dit voortaan maar in hun zak moeten steken. De nieuwe roman van Maya Rasker heeft alles van een soap en de schrijfster is zich er nog van bewust ook. Ze be gint met de verpletterende oneliner: «Wanneer weet een vrouw dat ze de man van haar leven heeft ontmoet?» Antwoord op deze vraag is natuurlijk niet mogelijk, je kunt het namelijk niet weten. Wel is duidelijk dat we een van de meest beproefde genres uit de soaptraditie tegemoet mogen zien: man zoekt vrouw, en andersom, en ze vinden el kaar ook nog. Doek.

Rasker laat er geen gras over groeien. Ze vertelt haar verhaal via de geoloog Abel die in een ruig gebied van de Pyreneeën studenten geologie begeleidt bij onderzoek. Daar maakt hij kennis met Xenia. Abel is eenzaam, een loner zoals dat in het jargon van dit genre heet. Hij wil zich niet binden, ik zit te grinniken als ik dit opschrijf, nee, hij wil zich niet binden, potverdorie wat een kerel! Vrouwen zijn voor hem merkwaardige wezens die je wel gebruikt, maar verder geen gedonder. Dan ziet hij Xenia en laat ons raden: «Ik dacht niet aan de vrouw die vorige week in mijn bed lag en van wie ik de naam al begon te vergeten, niet aan de vrouw die mij onlangs haar lichaam weigerde en van wie ik de naam die ochtend onder de douche had ge bruikt.» Mooie soapzin, met alle passende ingrediënten: weinig details, grote woorden, algemene emoties. Sex and the City zonder humor. Dan verschijnt Xenia: «Ze heeft zich opgesteld voor het gebouw vanwaar we die dag zullen vertrekken, uit het bijtende zonlicht en voor de schaduwrijke overhang van de veranda en zij, in short en tanktop, groteske zonnebril in het haar staat daar aanmatigend te wezen. Labello-lippen. Jong lijf. Glimlach.» CosmoGIRL, weet ik meteen. Rum op Jamaica. Tia Maria. Lekkere wijven. Eenzame mannen. Grote verlangens. Kussen in de regen of de sneeuw. Misverstanden. Huil buien. Dan de meesterlijke seks. En het geluk.

De schrijfster weet heel goed hoe dit genre in elkaar zit, ze kent haar Baum, Steel en noem maar op. Je moet vrouwen laten strijden voor zelfstandigheid, mannen koppig en onverschillig laten wezen, misverstanden inbouwen, mooie primitieve culturen als achtergrond gebruiken, met primitieve mensen erin die nog eerlijk leven, je moet goede en verkeerde seks inbouwen, de strijd tussen man en vrouw aanstippen, dat ze hun eigenzinnigheid niet verliezen, dat het mooie karaktervolle mensen zijn, met begeertes en verlangens. Verdomme, en later komt het nog goed ook! Vroeger heette dit soort boeken damesromans, herinner ik me, tegenwoordig mag je elkaar natuurlijk niet meer beledigen en noem ik het liever kioskboekjes of supermarktboekjes. Ik las ze bij honderden, ik beleefde er plezier aan, ik hield ervan en ik houd ervan. Ik wilde altijd weten hoe het afliep, ook al wist ik dat al lang, maar wat maakte het uit. Bij mij thuis kunnen we er ook nu nog veel plezier mee beleven als we elkaar eruit voorlezen.

Ien Ang heeft gewoon gelijk. «‹Ik wil nooit meer zonder jou›, huilde ze. En ze meende het.» Hardop schateren. Of deze: «Deze vrouw intrigeert. Deze Xenia legt een perfectie aan de dag – haar lichaam, haar kennis, haar techniek, haar tempo – een ergerlijke perfectie zelfs, inzoverre dat ze angstwekkend het beeld nadert van hoe ik me een vrouw zou kunnen voorstellen.» Het is heerlijk omdat we erom lachen en dromen tegelijk, als ik het voorlees. Angstwekkend het beeld naderen van hoe ik me een vrouw zou kunnen voorstellen. Het zijn dingen waar ik lang over peins en waarvan ik zeker weet dat ik het absoluut graag zou willen proberen. Al moet ik wel uitkijken dat mijn vrouw me bij al te lang gezeur geen klap voor mijn kanis geeft.

Blijkbaar is de tijd rijp dat ook literaire uitgevers zich op dit genre gaan toeleggen en met Maya Rasker koop je beslist geen kat in de zak, ze beheerst het als geen ander. Vrijwel iedere zin in deze roman is een beginselverklaring, ik begon terwijl ik las typerende zinnen aan te strepen, een paar ervan citeerde ik hierboven. In de kantlijn zette ik steeds de letters DR, damesroman, ik kon het toch niet laten. Maar er bleek geen houden aan, ze hebben het allemaal. Allemaal DR-zinnen. Dit is een loflied op het genre en Rasker heeft het doelbewust zo gewild. Ze vertrouwt erop dat met dit jargon mannen en vrouwen hun eigen leven kunnen spiegelen en er plezier aan kunnen beleven. Laatste zin van het boek: «Kom! We gaan het zeggen!»