Door de hittegolf en zijn talrijke bijverschijnselen is dit nieuws wat op de achtergrond geraakt. Daarom volgt het hier nog eens. Volgens het Pentagon beschikken meer dan zeventig grote en kleine landen over ongeveer veertienhonderd ondergrondse commandoposten en silo’s voor opslag en lancering van raketten met massavernietigingswapens (die weer). Die moeten onschadelijk gemaakt kunnen worden. Daarom dient er een nieuwe generatie kernwapens te worden ontwikkeld, een scala van relatief kleine bommen: de kleinste met een fractie van de kracht van de bom die Hiroshima en Nagasaki heeft verwoest, en de grootste enige malen krachtiger. Met hun bijzondere doordringingsvermogen moeten ze in staat zijn rotsen en beton te verpulveren en al het daarin verborgen gevaar te vernietigen. Het staat in The New York Times van vorige week maandag.

Echt nieuw is het alweer niet. Begin vorig jaar lekte een document uit, het Nuclear Posture Review, waarin een preventieve aanval, ook met kernwapens, als een methode van verdediging werd voorgesteld. Precies een jaar geleden liet minister Rumsfeld zich ontvallen dat het mogelijk moest worden gemaakt speciale eenheden naar andere landen te sturen als vermoed werd dat zich daar leden van al-Qaeda hadden verstopt. In zijn rede in West Point had de president het aantal schurkenstaten van drie tot zestig uitgebreid. Nu zijn het er dus tien meer. Die nieuwsfeiten passen bij elkaar, in een logische volgorde.

De eerste preventieve aanval, met conventionele wapens, is achter de rug. Pas nu blijkt langzamerhand dat die veel eerder is begonnen dan we wisten. Al midden vorig jaar zijn de eerste luchtaanvallen ter voorbereiding van de oorlog uitgevoerd. Drie maanden voor de shock and awe werd een aanvang gemaakt met het bewerken van de Iraakse top om geen weerstand te bieden. Aan het westelijke thuisfront werd het publiek in de overtuiging gebracht dat sommige Irakese mvw’s in verregaande staat van aanbouw waren en enkele binnen drie kwartier gelanceerd konden worden. Intussen werden de wapeninspecteurs van de VN en sceptische bondgenoten als «beschermers van Saddam» verdacht gemaakt. Een democratie kan een preventieve oorlog niet zomaar beginnen. Bij een reconstructie van het jaar voorafgaand aan de oorlog zie je dat het militair, politiek en psychologisch allemaal goed in elkaar zat.

Laten we het er nu niet over hebben of de oorlog wel of niet geslaagd is. Bush en de zijnen wijzen op het geweldige succes, en over die paar halve jokkentjes voor de bestwil van de wereld democratie moet je niet zeuren. De tegenstanders komen dan weer met hun dode Amerikanen en boze Irakezen aandragen. Die discussie bereikt pas over een jaar weer een interessant sta dium, als in Amerika de verkiezingsstrijd woedt. Dat belooft wat, maar nu, als het bij dergelijke kleinigheden blijft, is het uitzichtloos. Nu gaat het om de toekomst van de preventieve oorlog, desnoods met een nieuwe generatie kernwapens. Dat lijkt theoretisch. Het is niet meer dan een plan, die dingen liggen nog op de tekentafel. Maar met Saddam, als leider van de As van het Kwaad, leek dat ook het geval. De praktijk heeft geleerd dat bij deze regering ieder plan, van de conceptie af, van het ogenblik waarop het voor het eerst lekt, serieus moet worden genomen.

Vorige week was het 58 jaar geleden dat de eerste atoombommen op Hiroshima en Nagasaki vielen. Sindsdien zijn alle militaire denkers, historici en filosofen het erover eens dat de kernbom een principieel nieuw wapen is. Het maakte geen verschil of het over een megatonbom of een «schone» of een tactische, of een neutronenbom ging. De partij die als eerste een kernwapen gebruikte, zou daarmee een grens hebben overschreden. Wederzijdse afschrikking berustte op het vooruitzicht van gegarandeerde wederzijdse vernietiging. Daaraan hebben we het per slot van rekening te danken dat de Koude Oorlog vreedzaam is afgelopen, in plaats van in een orgie van geweld, het «spastisch drukken op alle knoppen», zoals Herman Kahn het heeft genoemd.

Nu het grote evenwicht in de wereld niet meer door de wederzijdse afschrikking wordt bewaard, is er een principieel nieuwe situatie ontstaan. In de unipolaire wereld kan tot dusver de enige hypermacht in ruime mate doen wat zij wil. Dat hebben we gezien. In «praktisch» opzicht zou Amerika een kernwapen kunnen gebruiken omdat het risico dat het daarmee zijn eigen zelfvernietiging bevordert, is verdwenen. Er is geen afschrikking meer. En, zullen de filosofen van het Pentagon zeggen, deze kernbom is zo schoon en zo chirurgisch precies dat de omgeving van de ontvanger van geluk mag spreken dat er geen conventionele moab is gebruikt. Deze nieuwe generatie betekent niets anders dan dat de legitieme zelfverdediging is geperfectioneerd.

Is daarmee het principiële verschil tussen conventionele en kernwapens ongedaan gemaakt? Het definitieve bewijs kan alleen proefondervindelijk worden geleverd. Ik zou het niet doen. Een kernwapen is meer dan een wapen. Het is een symbool, een geloof, zolang het niet wordt gebruikt, en daarna een bewijs dat de aanvaller de diepste minachting heeft, niet alleen voor de onmiddellijke vijand maar voor de rest van de mensheid. De gebruiker heeft getoond dat hij bereid is alles ondergeschikt te maken aan de door hemzelf waargenomen onmetelijkheid van zijn eigenbelang. Aan de kant van sommige straten in New York staat een bordje: «Don’t even think of parking here». Zo is het ook met het gooien van zelfs het kleinste kernbommetje.