Een paar recente beelden uit Irak. Thanksgiving’s Day. In Bagdad maken de soldaten zich gereed de kalkoen aan te snijden. Daar verschijnt opeens de president! «Ik was op zoek naar een bord warm eten», zegt hij. De troepen kunnen hun ogen niet geloven. Hij prijst hun vaderlandsliefde en is na tweeëneenhalf uur weer vertrokken.

De volgende dag wordt een Amerikaanse soldaat doodgeschoten (geen beelden) en twee dagen later verliezen zeven Spanjaarden bij een aanslag het leven. De televisie vertoont Irakezen die op bebloede kleren en geblakerde auto’s dansen. Is het bezoek van Bush een huzarenstukje, bewonderenswaardige solidariteit of een uitgekiende gimmick? Of beide? In ieder geval een toneel van achter haalde triomf, een remake van 1 mei, de landing op het vliegdekschip. De werkelijkheid is die van de dode soldaten.

Het probleem van Irak na Saddam Hoessein bestaat uit twee delen, geen van beide opgelost. Het eerste is het recente historische. Deugden de argumenten waarmee Bush en Blair de oorlog hebben gerechtvaardigd? Hebben ze de omvang van de operatie goed geschat? Zich grondig op de nasleep voorbereid? Het antwoord is driemaal nee. Was het een ja geweest, dan had het tweede deel van het probleem niet bestaan. Dat is de bezetting die zich nu ontwikkelt tot een oorlog na de oorlog. Het absurde is dat de partijen en landen die zich tegen de oorlog hebben verzet en geprobeerd het eerste probleem te voorkomen, er nu alle belang bij hebben dat het tweede zo snel mogelijk verdwijnt. Hoe moeten ze daarbij te werk gaan? En zullen de Amerikanen deze hulp aanvaarden? Tot nu toe is het de «coalitiegenoten» wel toegestaan soldaten te sturen, maar over wat die moeten doen hebben ze niets te vertellen.

Er is meer reden dan ooit om meer zeggenschap in Irak te eisen. Want alles wat door Washington na de militaire zege in Irak verwacht werd, is, als we ons bepalen tot de hoofdlijnen, niet uitgekomen. Baathisten, nieuwe nationalisten, internationale terroristen, wie het ook mogen zijn; ze slagen erin de chaos te laten voortduren. Uit hun aanvallen op niet-Amerikaanse doelen, het Rode Kruis, de VN, Italianen, Spanjaarden et cetera blijkt dat ze nu ook hun eigen buitenlandse politiek ontwikkelen, met het doel de coalitie te verstoren. De publieke opinie van Amerika’s bondgenoten moet zich tegen de eigen regeringen keren. Een goed doordacht beleid, waarbij gerekend wordt op de weerstand die Bush en de zijnen in Europa toch al hebben gewekt. Zie dit als hun politiek bedrijfskapitaal.

Het laten voortduren van de chaos heeft vanuit terroristisch standpunt haar eigen doelmatigheid. De mate van onveiligheid en andere bestaansonzekerheid hoeven niet groter te worden. Als er een zekere duurzaamheid kan worden bereikt, is dat voldoende om de escalatie door de bezetting te bevorderen. Dat zien we in deze fase gebeuren. Het opperbevel, gesteund door beide partijen in het Amerikaanse Congres, is van mening dat, om het verzet te bedwingen, meer troepen nodig zijn. Die zullen er dus wel komen. Een omvangrijkere militaire aanwezigheid, met alle grimmigheid — van individuele soldaten die iedere minuut op alles verdacht zijn tot het Amerikaanse gezag in Bagdad achter zijn betonnen borstwering — bevordert de druk van de bezetting. Wat denken de Irakezen als ze horen en zien dat bij een vuurgevecht, vervolg van de mislukte overval op een geldtransport, een stuk of vijftig landgenoten zijn neergeschoten?

In het onlangs bevrijde volk groeit de weerstand, waarin het actief verzet dan weer dieper wortelt. En bovendien, succesvol verzet werkt aanstekelijk. Irak is niet het enige vraagstuk in de regio. Het nucleaire programma van Iran is gevaarlijker dan de niet bestaande mvw’s van Saddam. Syrië speelt een dubbele rol. Israël en Palestina zijn gevangen in de eindeloze spiraal van wraak en weerwraak. Nadert deze onderneming niet tot het nauwkeurig tegendeel van wat de bedoeling was?

Het probleem dat zich voor de oorlog al aftekende, verschijnt in een gevaarlijkere vorm dan de gemiddelde tegenstander van de oorlog voor mogelijk had gehouden. Niet op een maar op drie fronten faalt het scenario. Het verzet is niet verslagen, de economische wederopbouw stagneert en de Iraakse partijen — soennieten, sji’ieten en Koerden — weigeren zich in het voor hen ontworpen democratische plan te laten rangeren. Drie ontwikkelingen die elkaar in stand houden. Nee, dit is geen nieuw Vietnam dat zich afspeelt in de periferie van een wereldconflict. In een regio, van levensbelang voor het hele Westen, groeit het tot een alzijdig vraagstuk waarvan de oplossing uit het zicht verdwijnt.

Welke vergissingen de Amerikaanse regering vóór de oorlog gemaakt heeft, doet in deze toestand niet meer terzake. Het gaat erom dat Irak zich nu in de verkeerde richting ontwikkelt. Washington verliest zijn aanvankelijk gewonnen geloofwaardigheid, zonder dat serieus over een «exit strategy» wordt nagedacht, want dat staat de herverkiezing van de president in de weg. Pas tijdens de tweede ambtstermijn komt de mogelijkheid van de volgende regime change in zicht.

Irak nu ontruimen is uitgesloten. Niet deze regering in Washington moet Irak verder opbouwen. Eerst moeten de Amerikanen genezen van de neoconservatieve denkbeelden, of de restanten daarvan. Zo komen eerherstel en de terugkeer van soldaten in zicht. In New York vergaderen deze week de buurlanden van Irak en een aantal leden van de Veiligheidsraad, om een alternatief voor deze bezetting te ontwerpen; dus feitelijk om een uitweg voor de Amerikanen te verzinnen. Die oplossing vergt nu een, desnoods stille, revolutie in Washington. Of anders eerst nog een voortgezette Verelendung in het Midden-Oosten.