
Van de zomer, het was een winderige dag, met onbesuisde regen en door de wolken vlagen zon in de lucht. Ik was bij vrienden in Groningen. Vroeg in de middag zat ik, alleen, wat te lezen op het terras aan de tuin. Met veel gras en heesters. Tijdens het lezen werd ik afgeleid door het bewegen van de bomen. Bladeren ritselden in de wind. Tegen het noordwesten stond een rij bomen langs het gras. Verder weg waren akkers en vlakke velden. Verschillende volwassen soorten loofboom waren het naast elkaar: beuk, linde, wilg, eik, populier.
Ik zat ernaar te kijken en zag ineens hoe verschillend ze bewogen. Dat had ook te maken met de dikte en de stramheid van hun stammen. Daar langs de gebogen zoom van het grasveld stonden de bomen geplant in een overzichtelijke rij. Van waar ik zat, kon ik de bomen in hun geheel zien – eerst de stam van onder naar boven, dan de vertakking en het gebladerte en ook het spitse uiteinde van takken. De gestalte van elke boom was, anders dan in een druk bos, afzonderlijk te bekijken. De stammen begonnen slank. De kruinen waren breder en raakten verstrengeld als ze van dichtbij elkaar raakten. Van een eik is de kruin dicht en kloek. De kruin met bladeren van een beuk hangt er wat bij. Het is een lome boom. Bij de populier gaat de smalle kruin snel de hoogte in waar de bladeren wapperen in de wind. Populieren bewegen ook een stuk leniger dan een eik. Die beweegt zwaar. De hangende takken van een beuk maken slepende bewegingen. Ik zag van bewegende boomgestalten afwisselend figuren na elkaar en dan ook tegelijkertijd. Elke boom met zijn eigen soort beweging. Ik werd erdoor afgeleid en meegesleept. In de wispelturige wind waren het rusteloze bewegingen. Mij schoot een ets van Jacob van Ruisdael te binnen waarover ik, afgeleid als ik was, wat begon na te denken.
In de kunstgeschiedenis heet het blad Behuizing op een heuvel. Dat is wat we zien, linksboven in de ets. Een landschappelijke mise-en-scène: op de heuvel, aan de rand van de helling, staat een vakwerkhuis tegen dicht geboomte. Als we die landschappelijke vertelling vervolgen, zien we de heuvel aan de bocht van een rivier liggen. Aan de overkant ligt meer bosrijk heuvelland – eerst beneden aan het water een schuur, dan verder naar boven de bebouwing van een dorp met een kerk. Omtrent 1650 is Ruisdael in Duitsland geweest, net over de grens. In de buurt van Bentheim begint het landschap al te veranderen. De heuvels hoger, huizen van vakwerk, de bossen zwaarder. Ik denk dat de jonge schilder uit Haarlem, toen begin twintig, op zoek was naar een dramatisch ander landschap. Deze ets vertoont inderdaad een ander idioom. Dat is niet dat huisje op een Duitse heuvel: waar Ruisdael, getuige zijn prent, letterlijk van ondersteboven raakte was de ravage van bomen. De ets was ongewoon woest van expressie.
Thuis waren de duinen bij Bloemendaal de hoogste heuvels. In het lage land waren bomen vriendelijk van karakter. Ik begrijp Ruisdael. Zelf was ik vijftien toen ik met een schoolvriendje een fietstocht in Duitsland ondernam om de Rijn te volgen richting Heidelberg. Wij vertrokken uit Eindhoven, gingen de grens over bij Aken, en kwamen aan in de heuvels van de Eifel. Daar zag ik voor het eerst dat daar de bossen donkerder zijn dan in Zuid-Nederland omdat de bomen hoger en zwaarder zijn met een dicht lover. Ik weet dat nog als de dag van gisteren. Rond Haarlem maakte Ruisdael de gewone en schitterend atmosferische schilderijen zoals ze dat, dicht bij de zee, daar deden. In de landschappen staan ook groepen bomen, langs de weg en in de duinen – maar geschilderd in meestal gedempte kleur, veel grijsgroen en bruin, en zwevend in een vochtig licht tussen zilvergrijze wolken. Een getemperde verbeelding.
In de ets is iets anders aan de hand. Wat we zien is een landschap als achtergrond. Het eigenlijke motief, voor Ruisdael zelf de ontdekking, zijn die verwarde bomen – in de eerste plaats, op de voorgrond, een door zware storm half ontwortelde eik die vervaarlijk scheef in beeld boven het gladde water hangt. Stam en verwarde, gebroken takken zien we, en stukken van andere grillige bomen die door het vallen van de eik werden meegesleept. Helemaal links staan nog bochtige, tanige stukken boom die misschien ervoor zorgden dat de grote boom niet helemaal omviel. Er is heel veel te zien op de ets als je de moeite neemt. Je komt dicht bij wat wind doet met bomen. Een betere titel was eigenlijk Na de storm geweest. Maar die is te romantisch. Toen hij de ets maakte, eerst met tekeningen en later in zijn hoofd, heeft Ruisdael er zeker van alles bij gefantaseerd. Dat is goed: in de verbeelding van de kunst wordt onweerlegbaar wat we zien. Gedrukt daarna als ets, in scherpe lijnen en gitzwarte inkt, werd deze gevallen, stervende boom een ongekend intense voorstelling. In dramatiek doet het blad met bomen niet onder voor een historiestuk als de Claudius Civilis van onze Rembrandt.