In 1872 dichtte Arthur Rimbaud: «Klaar water, als het zout van kindertranen:/ een aanval op de zon van blanke vrouwenlijven;/ zijde alom, zuivere lelies, onder de muur de vanen/ waar een strijdvaardig meisje staande wist te blijven.» Het is de eerste strofe van het gedicht Herinnering, die ik hier zo goed vertaal als ik kan. Veel gaat er verloren. Pucelle, dat hier een meisje werd, klinkt in het Frans direct naar Jeanne d’Arc.

Het gedicht wordt door Henk Hillenaar en Walter Schönau in hun boek Tekst en psyche (uitg. Boom) zorgvuldig geanalyseerd. «Vrije associatie» heet het betreffende hoofdstuk, als een bondige omschrijving van de wijze waarop Rimbaud zijn Herinnering neerschreef. Niet toevallig klinkt dat ook naar Freud, want tussen literaire technieken en psychische processen bestaat een grote verwantschap. Verdichting, verschuiving, symbolisering en metaforisering vinden we zowel in de psyche als in de letteren terug en daarmee wordt de één al snel het model van de ander. Die wederkerigheid geven de auteurs het volle pond in prachtige analyses van auteurs als Goethe, Vasalis, Proust, Hemingway en Bordewijk en anderen.

Al te orthodox-analytisch gaat het daarbij gelukkig niet toe. Het freudiaanse pan-seksualisme van papa, mama en de kleine Oedipus legt het bij Hillenaar en Schönau regelmatig af tegen de bredere gestalten van natuur, cultuur en een wijs evenwicht daartussen: de fundamentele dilemma’s van het bestaan.

Toch keert het ouderpaar in de verborgenheid van Rimbauds Herinnering terug. Mama wordt een «Madame» die aan de rand van het water star en trots de verte in staart en «koud en zwart de man achternarent die vertrokken is», Dat was het familiedrama van de Rimbaudjes zelf, zo leert de biografie. De kleine Arthur heeft zijn vader het echtelijk huis zien verlaten en nooit meer zien terugkeren.

Vandaar het «heimwee naar forse, jonge armen» dat hij «Madame» in het gemoed legt. En een strofe verder: «Laat haar nu huilen onder het bolwerk! De adem/ hoog uit de populieren, is de enige bries./ Grijs zonder glans, zonder bron, is het watervlies:/ een oude man zwoegt, dreggend, vadem na vadem.» Ik geef toe: de vrijheid van de vertaler is daarmee tot het ontoelaatbare opgerekt. Voor «vadem na vadem» moest eigenlijk «in zijn roerloos bootje» staan, maar wat rijmt er anders op «adem»?

Belangrijker is het woord «dreggend». Un vieux, dragueur staat er in het Frans en daarmee komt de vaderfiguur terug. Een oude man, maar ook een «versierder»? Die laatste betekenis kwam in het Frans pas rond 1960 in zwang, zo tekenen Hillenaar en Schönau aan. Veel te laat om een rol te spelen bij de interpretatie van de tekst, hoe mooi ze ook zou aansluiten bij de sjansende zwier waarmee vader Rimbaud de huisdeur toetrok.

Dus blijft het bij de oorspronkelijke betekenis: een dregger – al zou een deconstructivistische lezing van het gedicht met de versierder veel minder moeite hebben gehad. Wat het woord nu betekent, is nu eenmaal een realiteit die door de tekst wordt toegelaten, zo redeneert zij. Uit wat daarin een eeuw lang verborgen heeft gelegen treedt eindelijk een (passende) betekenisverdichting aan het licht.

De psychoanalyse is tweeslachtiger. Ook zij leeft van verborgen betekenissen, maar die moeten wel toegankelijk zijn voor het bewustzijn van schrijver of spreker. Wat voor de psyche verborgen is, moet aan de rede worden onthuld, schreef Freud met onmiskenbare Verlichtings-boventonen. En zoiets is achterwaarts in de tijd nu eenmaal onmogelijk. De historie van de Franse taal verborg voor de dichter minstens één betekenis van zijn eigen tekst, zou de deconstructie zeggen.

Maar ook Freud zelf ontkomt niet aan een baggermetafoor. Het onbewuste moet worden drooggelegd als de Zuiderzee, schrijft hij, opnieuw als een Verlichtings-man. Wist hij werkelijk wat hij daarmee zei?

In 1960 al ruim twintig jaar dood heeft hij nooit geweten welk een dragueur hij ooit zou worden.