Ik vroeg mij af in hoeverre mijn ui gebaat was met kennis. Hoeveel had ik los te laten over de witte bonen? Dat het misschien wel flageolets waren? In hoeverre was het raadzaam erover te beginnen dat er ook een muziekinstrument is gebouwd met die naam? Zelfs minder duivelse tongen beweren dat beide producten hun drie eerste letters delen met het woord flatus en niets anders. Waarvan we weten waar dat voor staat. Behalve dat het getal drie in diskrediet wordt gebracht en er woorden bestaan als flapoor, flapdrol, flamoes en flamenco (in een afzienbaar verleden zelfs flavlip) flatteerde ik mijzelf met de gedachte dat het niet des mensen is om een ui wijzer te maken dan hij al is.
Er viel een stilte. Die was duidelijk. Ik praatte langs mijzelf heen. ‘Histoire d'Ui, dacht ik, voor mijn autobiografie’, zei opeens de ui. ‘Je dwaalt af. Verstandige uien denken niet’, voegde ik hem toe. ‘Maar voelen doen ze wel, en vragen zijn er altijd. Heeft een ui in het aangezicht van de dood recht op een laatste wens, of een galgenmaal? Mag hij, als dat vleselijk niet onmogelijk zou zijn, Sidney Bechet zelf aan zijn graf noden om 'The Onions’ te spelen? Zo nee, mag het dan misschien een willekeurige plaat zijn van Xavier Cugat? Mag het zijn wens zijn om begraven te worden naast een al lang verroest blikje sardines van Philippe & Canaud, in welk blikje hij ooit dacht iets van zichzelf te herkennen? Stel zelfs dat hij in een vorig leven een Franse ui was. Desondanks nog steeds niet herrezen als Franse lelie. Hoewel toujours familie. Blijf ik dan toch een eenvoudige ui met puntige knieën, bij wijze van spreken dan?‘
De ui was voorlopig weer uitgesproken. Nu ik weer. 'Waar je naar vroeg. Vakantieherinneringen. Sinds gisteren geheel ingedaald.’
Rubriek
Drie in diskrediet
‘Je laatste snik, als het ware. Dat is iets voor later. Laat me je eerst als een zoete ui je tranen afwissen.’ Met een reepje keukenpapier was dat snel gebeurd. Droog en licht dramatisch naglanzend lagen daar weer zijn min of meer concentrische ringen. Onwillekeurig telde ik ze na. Zeven. Er miste er niet één.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1998/41
www.groene.nl/1998/41