In Nederland heeft het woord «elite» geen gunstige klank. Wij, met onze gemoderniseerde egalistische tradities, vinden het absurd dat iemand meer of beter zou zijn dan iemand anders, laat staan dat hij het beter zou weten. (Behalve de automonteur; de onderwijzer en de dokter zijn allang onttroond.) Wie denkt hij wel dat hij is, heet de zeer Hollandse rubriek in Nieuwe Revu. Vandaar dat het voor minister Heinsbroek misschien niet zo verstandig is de dienst-Mercedes voor een Bentley te versmaden. Mijn zegen heeft hij, maar Kom uit die Bentley zou de titel van een nieuwe hit kunnen zijn.

Voorzover er nog enig vertrouwen in een elite bestond, is daaraan door Paars II een eind gemaakt. Achterkamertjespolitiek en stagnatie op alle fronten — meer hoeven we niet te zeggen. Dat juist in Nederland, waar iedere groepering het recht voor zichzelf opeist, niet alleen om gehoord te worden maar ook om onversneden zijn zin te krijgen, consensus de enige uitweg is, dat zullen we de komende jaren wel weer merken. Paars heeft het begrip «elite» in diskrediet gebracht door de consensus ad absurdum door te voeren.

Geen wonder dus dat er naar vervanging wordt gezocht. In de Volkskrant verdedigen Hans Wansink en Pieter Hilhorst de theorie van het «regeren is achteruit zien». In zijn column van afgelopen zaterdag schrijft Wansink dat de politicus zich niet meer de «piloot in de cockpit van de samenleving» moet wanen. Hij pleit voor een politiek van reflectie «waarin alle betrokkenen aan dat proces mogen meedoen door te informeren, te agenderen, te handelen, maar vooral door te leren van gemaakte fouten». Dan verwijst hij naar een essay van Hilhorst en hem in de Volkskrant van 20 mei 2000. Ik citeer daaruit een kernpassage: «De burger is zelf politicus geworden. Hij is goed opgeleid, beschikt over alle mogelijke middelen om zich te informeren en actie te ondernemen. Hij is moreel verantwoordelijk voor zijn gedrag dat maatschappelijke consequenties heeft voor de leefbaarheid en de rechtvaardigheid van de wereld.»

Hier wordt wat men noemt «de mondige burger» ten tonele gevoerd, als tegenspeler, in een corrigerende functie of als bondgenoot van de overheid, al naar gelang de verhoudingen vergen. De «gedekoloniseerde burger» heb ik dit type indertijd genoemd. Ik help de schrijvers wensen dat ze het bij het rechte eind hebben. Maar er blijven een paar problemen onopgelost. Want kort voordat Pim Fortuyn furore maakte, bleven de pogingen van de partijen der Leefbaren, Nagel, Westbroek c.s., beperkt tot wat marginale operaties. Alle enquêtes lieten zien dat ons volk in grote meerderheid bestond uit braaf consumerende, fun-lievende, fluitend naar het werk fietsende burgers.

Fortuyn was de detonator in de verborgen lading van ontevredenheid. Waarom hij, wiens «gedachtegoed» in feite al jaren op straat lag? Omdat hij, ongeacht het gebrek aan samenhang in zijn denkbeelden, iemand was die met zijn rebellentaal een zeer gemengd gezelschap aansprak: grote groepen van tot dat moment verborgen miskenden, socialistenhaters, gewone revanchisten en opportunisten. Hij was de bindende factor. Toen hij dat zag, is hij ervan geschrokken. De ochtend voordat hij werd vermoord, wilde hij ermee ophouden, zoals hij zijn vriend Albert de Booij heeft toevertrouwd. Een essentiële, zelf geplaatste, zelden gememoreerde voetnoot bij het gedachtegoed.

«Gewikt en gewogen, weer bedrogen», schreef mij een politiek bewuste staatsburger die in hem had geloofd. Na de moord heeft de elite van Fortuyn zichzelf ontmaskerd, en is daar nog volop mee bezig. De aanhang van de LPF is volgens de enquêtes vrijwel gehalveerd.

Dat laat ons met de vraag tot wat voor soort politiek systeem we zijn geëvolueerd. Dat van de mondige burgers die, volgens de definitie van Hilhorst en Wansink, in constante dialoog met de bestuurders de permanente verantwoordelijkheid in het ontwerpen en uitvoeren van het beleid delen? Een niet anti- maar on- of a-elitaire, fundamentele democratie waarvan de Zwitsers hopen dat ze die hebben? Of een consumentendemocratie waarin iedere burger zijn politieke menu à la carte kan bestellen? Beleven we een nieuwe overgangstijd, waarin een elite zich van zijn failliet moet herstellen? Of hebben we een plaats ingeruimd voor het ongeneeslijke ressentiment waarmee nu eenmaal iedere democratie moet leven? Op verkiezingsdag vonden 1,6 miljoen boze klanten het de moeite waard naar de klachtenbus van de consumentendemocratie te gaan. De helft is nu al teleurgesteld. Dat belooft het volgende politieke drama.