Dit openbare vertoon van eenheid kon niet verhullen dat Rusland en het Westen dreigen de historische kans op vrede en samenwerking die na het einde van de Koude Oorlog is ontstaan, voorbij te laten gaan. De dag na de herdenking konden Jeltsin en Clinton het maar over weinig eens worden. De motor achter het wantrouwen is het westerse plan om de Navo uit te breiden tot aan de Russische grenzen.
Nu Rusland relatief weerloos is, willen de Verenigde Staten en haar bondgenoten alsnog doen wat ze in 1945 niet konden of durfden: de landen van Midden- en Oost- Europa in de westerse invloedssfeer brengen en zo voorgoed beschermen tegen de Russische dreiging. Maar de uitbreiding van de Navo is een verkeerde strategie.
Clinton heeft de oostelijke expansie onder druk van de Republikeinen tot de spil van zijn veiligheidsbeleid gemaakt. Hij hoopt dat de Navo zonder al te veel schade kan worden uitgebreid. Dit is een illusie. Rusland zal, geisoleerd en gekwetst door de uitsluiting uit de Europese veiligheidsstructuren, op tal van punten obstructie plegen. Een essentieel wapenakkoord als Start-2 is nu al vrijwel onratificeerbaar geworden door de uitbreidingsplannen van de Navo.
Rusland heeft duidelijk laten weten dat het zich bedreigd voelt door een eventuele uitbreiding van de Navo in oostelijke richting omdat het land - Europa’s grootste en militair het sterkste land - dan geen enkele stem zal hebben in het enige orgaan dat werkelijk kan beslissen over de Europese veiligheid. Vandaar Jeltsins pleidooi voor een sterkere rol van de nu tandeloze CVSE, waar Moskou wel deel van uitmaakt.
Het Amerikaanse antwoord op deze zorgen is dat de vergrote Navo helemaal niet tegen Rusland is gericht maar slechts de democratie en stabiliteit in Europa wil bevorderen. Dat dit onzin is, blijkt alleen al uit de gepassioneerde pleidooien van Oosteuropese leiders als Walesa en Havel voor opname in de Navo: ze willen niet zo graag lid worden omdat het een gezellige stabiliteitsclub is, maar om de harde veiligheidsgaranties die uit het lidmaatschap voortvloeien. Ze willen door de Amerikaanse atoomparaplu worden beschermd tegen de Russische dreiging.
Het is begrijpelijk dat landen als Polen, Hongarije en Tsjechie, die zich net hebben bevrijd van het Russische juk, weinig vertrouwen hebben in de vredelievende motieven van Moskou. Maar het westerse bondgenootschap doet er niet verstandig aan haar beleid hierdoor te laten bepalen.
Een blik op de kaart leert dat het Russische rijk zich de laatste jaren spectaculair heeft teruggetrokken naar het oosten. Het imperium heeft nu de kleinste omvang sinds Peter de Grote. Zelfs uit de Baltische staten, waar Moskou grote belangen heeft in de vorm van Russische minderheden die in de verdrukking zitten, heeft het Russische leger zich onder westerse druk braaf teruggetrokken. Het Russische defensiebudget is nu vele malen kleiner dan het Amerikaanse. De Tsjetsjeense veldtocht heeft laten zien dat het Russische leger niet gevechtsklaar is. Zelfs al zou Rusland in de toekomst een deel van haar imperium willen herstellen, dan nog heeft het Westen voldoende tijd om de verdediging van Oost-Europa te organiseren.
Zoals Nederland, Engeland en Frankrijk weten, is het moeilijk om een imperium te verliezen. Als de voormalige vijand dan ook nog eens de verloren gebieden overneemt, neemt de wrok toe.
Vladimir Loekin, voormalig Russisch ambassadeur in Washington en nu een invloedrijk buitenlandspecialist in het Russische parlement, schreef deze week in Izvestia: ‘Moskou heeft haar veiligheidscordon in Europa opgeheven en haar nucleaire arsenaal en conventionele bewapening radicaal verminderd. Het Westen heeft de opheffing van het Warschau-pact en de uiteenval van de USSR beantwoord met de consolidatie van de Navo en de opname van Ruslands voormalige bondgenoten in het blok. Voor Russische democraten betekent deze expansie dat het Westen niet langer gelooft in de mogelijkheid van een normale democratische ontwikkeling in Rusland, en haar eigen veiligheid opbouwt met eenzijdige politiek-militaire maatregelen.’
Het ongeloof in een niet-imperialistische toekomst voor Rusland valt misschien te rechtvaardigen met een blik op de geschiedenis van de Moskovische roofstaat, maar is niettemin onvergeeflijk. Duitsland is deze eeuw binnen 25 jaar twee wereldoorlogen begonnen, maar toch hebben de geallieerden er na de Tweede Wereldoorlog op vertrouwd dat er een democratische en niet-expansionistische toekomst voor dit land was weggelegd. De verslagen agressor werd economisch geholpen en ingebed in tal van internationale verbanden en organisaties om herhaling te voorkomen.
Bij de omgang met de verliezer van de Koude Oorlog zou het Westen eenzelfde vooruitziende blik aan de dag moeten leggen. Het is tijd voor een groot veiligheidsakkoord tussen Rusland en het Westen. Het moet mogelijk zijn om daarin de veiligheid van zowel Rusland als de Oosteuropese landen te garanderen, zonder Moskou een veto te geven over alle politieke en militaire beslissingen in Europa.
In de Russische politiek zijn uiterlijke symbolen van groot belang, en internationaal streeft Moskou dan ook vooral naar een voortzetting van haar grootmacht-status. Dat blijkt duidelijk uit Jeltsins aanhoudende pogingen om geaccepteerd te worden in de irrelevante praatclub G7. Het respect en begrip dat het Westen met een akkoord voor Rusland zou tonen, zou een weldadige uitwerking hebben op Moskou. Het zou de centristische krachten in de Russische politiek helpen in een essentieel verkiezingsjaar.
Eenzijdige uitbreiding van de Navo zou daarentegen de nationalisten in de kaart spelen, die al jaren beweren dat Rusland het slachtoffer is van een westers komplot. Zoals Joekin schrijft: ‘Het Westen zal geen profijt hebben van de verdrijving van een gewond maar nog steeds nucleair bewapend Rusland naar de steppe.’ Als de westerse bondgenoten Rusland behandelen als een onvermijdelijke agressor, is de kans groot dat ze daarmee agressie opwekken. Zo wordt de uitbreiding van de Navo een self- fulfilling prophecy.