Het is een cliché van alle tijden: de jeugd van tegenwoordig is zwaar verwend, egocentrisch en zacht als een eitje. Edwin Kreulen herhaalde dat punt nog maar eens in Trouw op 13 november 2004, bij het verschijnen van de jubileumeditie Kinderen voor Kinderen 25. ‘Kinderen voor Kinderen zong 25 jaar geleden over leeftijdsgenoten in Afrika, nu over zichzelf’, luidde de pakkende kop boven zijn stuk. Hij kreeg de indruk dat chatten, gamen, klieren en chillen op de bank tot het ‘hoogste levensdoel’ van de kinderen was uitgeroepen. Sardonisch voegde hij daaraan toe: ‘Ironisch genoeg is het motto van de 25ste aflevering “Druk, druk, druk”. Want met al dat computeren en hangen houden kinderen blijkbaar geen tijd meer over voor ontspanning.’ Wij zien het anders: het vastgeroeste idee dat de jeugd van tegenwoordig het maar makkelijk heeft, is tegenwoordig minder waar dan ooit.

In onze eerdere afleveringen in de Kinderen voor Kinderen Marathon kwamen we al telkens aanwijzingen tegen dat het liefdadigheidsideaal van de jaren tachtig weliswaar uit KvK is verdwenen, maar dat dat niet betekent dat KvK een minder geëngageerd programma is geworden. Feitelijk dragen de kinderen meer dan ooit de problemen van de wereld op hun schouders, lieten we zien: uit recente KvK-liedjes spreekt de verplichting om als kind verantwoordelijkheid te nemen bij het onderkennen en oplossen van wereldproblemen. Die zelfverantwoordelijkheid krijgen ze ook toebedeeld waar het hun eigen leven aangaat, bijvoorbeeld hun persoonlijke gezondheid. Je zou als kind maar met die last geconfronteerd worden – geeft dat geen enorme stress?

Volgens de Amerikaanse journalist Malcolm Harris wel. In zijn boek Kids these days (2018), een beschouwing over millennials (mensen geboren tussen ongeveer 1980 en 2000), morrelt hij aan het standaardbeeld dat jonge mensen lui en verwend zouden zijn. In werkelijkheid, zo betoogt hij, groeit er een generatie op in een precaire positie, met minder goede vooruitzichten op een baan en minder economische voorspoed dan hun ouders. Tegelijk worden ze door die ouders, die zelf in een riante positie zitten, benaderd als een investering, oftewel ‘human capital’. Harris legt de mechanismen haarfijn bloot: ouders sturen hun kroost van school naar clubje naar sport naar feestje en arrangeren zorgvuldig de speelafspraakjes met vriendjes uit gegoede families.

Hoe door-en-door Amerikaans Harris’ boek ook is, de patronen zijn ook in Nederland herkenbaar – en hebben hun weg gevonden naar KvK. Eerst waren het in KvK vooral de ouders die zo druk waren dat ze geen tijd hadden voor hun kind (zie ‘Hé mama, hé papa’ en ‘Sleutelkind’ uit de jaren negentig), maar vanaf het nieuwe millennium treft de kinderen dat lot.

Het kind uit ‘Recht op vrije tijd’ (2002) is precies zo’n kapitalistisch investeringsprojectje als Harris voor ogen stelt: op school is het zo druk dat er ‘geen tijd meer om te klieren’ is, en na de bel moet er een sprintje worden getrokken naar huis om, na een snelle boterham, aan de ‘middagprogrammering’ te kunnen beginnen – ze zingen het echt, ‘programmering’. Die liegt er niet om: het gaat van bijles naar ballet naar bibliotheek naar balsport. De kinderen weten dat al die drukke schema’s belangrijk zijn en hebben de lessen van de volwassenen in hun hoofd geprent: ‘Je moet maar goed veel leren’, ‘Je moet je goed ontplooien’, ‘Verspil vooral geen tijd’. Maar ondertussen dromen ze van een rustiger leven:

Het leken eerst te gekke hobby’s, maar ’t lijkt nu wel straf
Dit is niet meer voor de lol
M’n dagen die zijn overvol
‘k Ben altijd bezig
‘k Heb geen seconde vrije tijd

De kinderen verlangen ernaar om ‘eens een middag niets te moeten’ en te kunnen doen waar zij normaal nooit tijd voor hebben: slootje springen en hutten bouwen. Het lied is een protestlied – tijdens de show aangekleed met demonstratieborden en spandoeken – waarin de kinderen strijden voor meer vrije tijd. Maakt dat de kinderen lui en verwend? Integendeel: deze kinderen werken verschrikkelijk hard aan hun toekomst en snakken ernaar om af en toe die voortdurende prestatiedruk van zich af te schudden.

Het is precies dat verlangen dat centraal staat in de 25ste editie van KvK, waar Edwin Kreulen zich in Trouw zo aan ergerde. De kinderen zingen over een voortdurend gevoel van haast en drukte, over de ‘zware druk’ van ouders op ‘allebei m’n schouders’ om voortdurend te presteren. In het gros van de liedjes uit deze editie verzetten ze zich tegen die onophoudelijke druk en drukte. Ze zetten zich af tegen hun huiswerk, tegen de hele tijd maar nuttige dingen moeten leren, en tegen hun moeder die loopt te stressen en bevelen uitdeelt. Ze pleiten voor meer rust en tijd: chillen in plaats van stressen is wat ze nodig hebben, en af en toe zouden ze willen ontsnappen aan het hectische leven vol ‘mensen zo druk met zichzelf’.

Stond de thematiek van de druk aan het begin van het millennium dus volop in de belangstelling in KvK, inmiddels is het weer naar de achtergrond geraakt. In KvK 38 is het drukke bestaan vol sport en zang voor de kinderen geen bron van stress, maar van geluk. Ook naar school gaan zij nu vol overgave: ze stampen enthousiast hun tafels en zijn blij dat ze na de vakantie weer aan de slag kunnen. Hoe komt het dat het thema van prestatiedruk minder zichtbaar is geworden? Hebben de KvK-kinderen zich inmiddels verzoend met hun rol als groeiinvestering?

Dat zij reëel minder aan prestatiedruk onderhevig zouden zijn dan twintig jaar geleden, weigeren wij te geloven. De ontwikkeling van KvK alleen al laat immers een heel ander beeld zien. Wie de laatste jubileumshow in Ahoy vergelijkt met de eerste editie KvK – met het valsige ‘Kom je strakjes bij me spelen’ en de onbeholpen pasjes in ‘Ik heb zo waanzinnig gedroomd’ – kan zich geen groter contrast voorstellen.

In de afgelopen tien jaar is het programma in rap tempo geprofessionaliseerd, zoals we ook in de vorige aflevering aanduidden: we zien tegenwoordig perfect gestylede kinderen die virtuoos dansen in strak geënsceneerde shows en videoclips. Ondertussen zingen ze loepzuiver, mede dankzij de audiosoftware autotune, die gebruikt wordt om de toonhoogte van gezongen en gespeelde klanken te kunnen corrigeren.

Terwijl autotune in sommige nummers zo wordt ingezet dat het effect goed hoorbaar is – je stem kan er een robotachtige klank door krijgen, luister maar eens naar het beroemde eerste autotune-nummer ‘Believe’ (1998) van Cher –, is dit middel de laatste twintig jaar sluipenderwijs en veel minder hoorbaar alle hitmuziek in gekropen. Het is dankzij autotune dat alle zang vandaag zo verleidelijk strak klinkt. Rond 2009 is KvK het op die manier structureel gaan inzetten, ook bij de liveshows; live autotunen is de nieuwe standaard geworden. Zo kan een lastig nummer met hoge noten en lang aangehouden tonen als ‘Nooit meer kind’ vlekkeloos uitgevoerd worden.

De professionalisering van KvK is sluipenderwijs gegaan, hoewel de komst van producent Tjeerd Oosterhuis in 2011 een stroomversnelling lijkt te hebben teweeggebracht. Tegelijkertijd gaat het hier om een veel bredere maatschappelijk tendens. In het huidige social-media-tijdperk worden kinderen voortdurend in beeld gebracht als authentieke, ‘spontane’, maar tegelijkertijd o zo goed geregisseerde mini-volwassenen. Ook ouders dragen daaraan bij: de tragikomische VPRO-documentaire Mijn dochter de vlogger (2019) bracht bijvoorbeeld de koortsachtige zoektocht van ouders in beeld om met hun kroost zoveel mogelijk volgers te scoren.

KvK moet uiteraard mee in deze ontwikkeling: geen jeugdprogramma én geen ouder kan zich meer het risico permitteren dat een kind met valse noten of houterige danspasjes viral gaat. En de lat van perfectie komt steeds hoger te liggen. Een razend populair programma als The Voice Kids (sinds 2012) laat zien hoe kinderen met de juiste disciplinering op jonge leeftijd al tot grootse muziekprestaties in staat zijn. Zoals voor onze generatie van midden jaren tachtig Henny Huismans schattig-knullige Miniplaybackshow (1985-1998) een voorbeeldfunctie had, stelt nu The Voice Kids de maat.

In 2004 gruwelde de toenmalige KvK-dirigent Majel Lustenhouwer nog van de vergelijking tussen zijn koor en talentenprogramma’s als Idols: ‘Kinderen moeten gewoon lekker kind zijn en niet tot ster worden gekneed’, zei hij in het Algemeen Dagblad van 13 november 2004. Maar in het huidige medialandschap kan KvK niet anders meer dan streven naar perfectie.

In deze wereld van topprestaties en glimmende perfectie is het des te urgenter dat kinderen de protestspandoeken oppakken en strijden voor lekker hutten bouwen als alternatief voor hun volgeplande middagprogrammering. Wat een opluchting dus dat de kinderen van KvK 40 in ‘Eigen tempo’ even afstand nemen van hun drukke leven.

Of is dat te vroeg gejuicht? In het nummer strijden de kinderen niet voor de gemeenschappelijke kinderzaak, maar hebben zij daarentegen zichzelf zodanig gedisciplineerd dat zij zich niet gek laten maken. Ze hebben ‘relaxte vibes’, zijn ‘geen stresskip’ en bekommeren zich ondertussen niet om de rest die het hoofd niet weet koel te houden. Wie rust wil, moet niet het systeem veranderen, maar zichzelf als individu beter plooien naar de eisen die hedendaagse wereld stelt. Dat zijn de kids these days: die investeren in hun eigen ik en modelleren het naar de wetten van de markt.