De buitenwereld wacht niet op politiek Den Haag. Niet alleen de wereld buiten onze landsgrenzen niet, maar ook binnen Nederland heeft niet iedereen zin de tijd te beiden tot ze op het Binnenhof een kabinet hebben weten te formeren. In Brussel zijn deze week de Brexit-gesprekken begonnen en wordt er door landen voorgesorteerd bij het vormgeven van de toekomst van de Europese Unie. Binnen onze landsgrenzen pleiten onder meer De Nederlandsche Bank en het Centraal Planbureau voor loonsverhogingen en zijn het de docenten in het basisonderwijs die daar komende dinsdag ook daadwerkelijk voor gaan staken, ook al is het maar een uurtje.

Een demissionair kabinet, zoals het huidige vvd-pvda-kabinet, wordt geacht alleen de lopende zaken af te handelen. Maar de roep om hogere salarissen wordt steeds luider nu de economie weer goed draait en blijkt dat de bedrijven daarvan profiteren, maar de werknemers niet. Achtergrond bij deze pleidooien is overigens niet (alleen) deze groeiende ongelijkheid. Meer koopkracht is ook goed voor de dus toch al groeiende economie, ook moet het de inflatie aanjagen, wat weer gunstig is voor het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank. Dan kan de ecb eerder stoppen met het pompen van geld in de economie.

Afgelopen weekeinde voegde demissionair pvda-minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken zich in het rijtje voorstanders van loonsverhoging. Gezien zijn partijkleur niet verwonderlijk, maar wel gezien zijn demissionaire status. Ook voor wie voorstander is van een salarisverhoging, uit eigenbelang of vanwege het ideaal van minder inkomensongelijkheid, zou het een dilemma moeten zijn of het huidige demissionaire kabinet dat voor docenten in het basisonderwijs mag aankondigen in de begroting voor 2018. Stel dat het kabinet met een maatregel zou komen waar je tegen bent? In de Tweede Kamer heeft het ook daarvoor dan nog steeds een meerderheid. De demissionaire status opzij schuiven net zo het uitkomt, kan dus niet zo maar.

Asscher wil met zijn pleidooi vooral druk zetten op de kabinetsformatie. Het jaar 2018 mag volgens hem geen verloren jaar worden. Maar het is ook een plaagsteek richting de politieke partijen die nu al meer dan drie maanden betrokken zijn bij de kabinetsformatie, vvd, cda en d66. De drie die ook informateur Herman Tjeenk Willink, al wijst hij het woord motorblok resoluut af, ziet als de kern van een nieuw te vormen kabinet. In 2012 waren vvd en pvda er snel uit. Te snel, vonden sommigen, maar je kunt er ook te lang over doen, plaagt Asscher nu terug.

Stel dat Diederik Samsom minister van Duurzaamheid kon worden!

Maar toeval of niet, zijn pleidooi kwam precies op het moment dat de druk op de pvda toeneemt om ondanks het ongekende zetelverlies bij de parlementsverkiezingen toch weer mee te gaan regeren. Ook die druk komt zowel van buitenaf als van binnenuit. Nu er in het wegstreeptraject van informateur Tjeenk Willink na het wegvallen van GroenLinks nog maar twee partijen over blijven die samen met de kerndrie een meerderheidskabinet kunnen vormen, gaat de voorkeur bij d66 uit naar de pvda: die heeft meer zetels en geeft daardoor een stabielere meerderheid in de Tweede Kamer dan de ChristenUnie, ook staat ze positiever tegenover de d66-agenda op het gebied van medische en ethische kwesties dan de CU.

Van binnenuit zijn het onder meer de pvda-burgemeesters die willen dat hun partij gaat meeregeren. Een burgemeester is voor zijn benoeming niet direct afhankelijk van verkiezingen, maar indirect wel omdat de gemeenteraad beslist, dus geheel onzelfzuchtig zijn de pleidooien niet. De burgemeesters hebben echter ook inhoudelijke argumenten. Uit ervaring weten ze dat als je meepraat je meer invloed hebt dan vanuit de oppositiebanken. GroenLinks-bestuurders zullen dat beamen. Knarsetandend hebben zij moeten toezien hoe een select groepje binnen hun partij het vasthouden aan het papieren ideaal verkoos boven juist dat meepraten aan tafel. Bestuurderspartij pvda versus getuigenispartij GroenLinks, sprekender dan dit kun je het niet krijgen.

pvda-partijleider Asscher heeft tegen meeregeren tot nu toe nee gezegd. Eerst moet de partij na het zetelverlies intern orde op zaken stellen, is steevast het antwoord. Toch houdt het speculeren over een draai aan. Het argument daarvoor is dat de pvda als bestuurderspartij geen nee kan zeggen als zij de laatste kans is op een meerderheidskabinet. Bovendien kun je, wanneer je de laatste strohalm bent, veel eisen stellen tijdens de kabinetsformatie. Stel dat de nog maar kort geleden teruggetreden partijleider Diederik Samsom minister van Duurzaamheid zou kunnen worden! Pest je GroenLinks, de partij die duurzaamheid in haar naam heeft, bovendien ook nog eens mee.

Wat ook meespeelt in de speculaties is dat als de pvda de laatste kans is op een stabiel meerderheidskabinet ze moet oppassen niet de zwarte piet toegeschoven te krijgen wanneer ze die ‘kans’ niet pakt. Dat zal dan zeker geprobeerd worden door andere partijen. Dat is het spel dat deze dagen wordt gespeeld: komt de schuld voor een mogelijk mislukken bij d66 terecht omdat die de ChristenUnie opnieuw uitsluit, bij de ChristenUnie omdat die d66 niet meer vertrouwt of bij de pvda?

Dat laatste zou vreemd zijn: afgestraft worden door de kiezer, gedegradeerd tot zevende partij in het parlement en dan het verwijt krijgen dat jij verantwoordelijk bent voor de onregeerbaarheid van het land. Een land overigens dat dankzij jouw lef om mee te gaan regeren toen het vier jaar geleden in een diepe crisis verkeerde er nu economisch zo goed voor staat dat er gepleit kan worden voor een loongolfje.