Prijzen we de EO vanwege de manier waarop die de beladen mei dit jaar inhoud geeft. Met een eigen documentaire, Het geweten, waarin Duitse en Nederlandse oud-SS’ers rekening en verantwoording afleggen. Maar vooral met een aankoop: Speer und Er, fameuze vierdelige productie van Heinrich Breloer en Horst Königstein over de relatie tussen Hitler en zijn favoriete architect en minister.

Lof voor Het geweten, regie Gertjan Lussche, geldt de inhoud, zes interviews met oude mannen. Hoon geldt de vormgeving, die bijna deed afhaken. Hand met beitel die in een grafsteen de programmatitel hakt. Klein meisje in wit (onschuld) dat op een kruk klimt en een boek openslaat waarin de namen van de geïnterviewden staan. Slang die over een tak kruipt en die, middels montage, haar lijkt aan te vallen. Foto’s van gruwelijke gebeurtenissen die we door kabbelend water heen bekijken. Ellendige kitsch. Combinatie van angst voor talking heads en buitengewoon slechte smaak, die je in EO-contreien bovengemiddeld vaak aantreft.

Maar de gesprekken zelf zijn professioneel gevoerd en inhoudelijk fascinerend. Van totale ontkenning (de man, ooit bevriend met Goering, is advocaat voor extreemrechtse verkondigers van de Auschwitzlüge) via «we wisten nergens van» tot een oud-bewaker van Sachsenhausen die nu lezingen voor scholieren houdt over de jodenvervolging. De twee Nederlanders curieus. De een van gegoeden huize, jeugd in Indië, die viel voor de discipline van de bezetter en zich vooral beklaagt omdat hij zelfs nooit geaccepteerd is door zijn latere mede-Korea-gangers. De ander van arme Groningse boerenafkomst, die om zijn naoorlogse schuldgevoel te delgen, als hij naar Amsterdam ging om Ajax te zien, altijd bij «een jood» ging eten, die geen flauw vermoeden had dat deze klandizie Wiedergutmachung betrof.

Artistiek en journalistiek is Speer und Er uiteraard superieur. Breloer en Königstein vormen een koningskoppel dat onder meer het prachtige Die Manns. Ein Jahrhundertroman schiep. Weer combineren ze met meesterhand drama, interview en archiefbeeld, die volstrekt geloofwaardig in elkaar overgaan en op die manier een waar televisie-Gesamtkunstwerk vormen. Centraal staat de vraag hoe groot de verantwoordelijkheid van Speer was voor de misdaden van de staat die hij diende. Wat wist hij wel, wat niet. Neem het begin van deel 2. We horen en zien Himmlers toespraak tot de SS-leiding in Posen, oktober 1943, overtuigend geacteerd. «Ausrotten» is het sleutelwoord. Dan vertelt biograaf Joachim Fest dat Speer, die toen in Posen was, hem bezwoer dat hij voor die toespraak al was vertrokken. Speers oudste zoon Albert, ook architect: «Of hij er was of niet doet er niet toe: hij wist minstens driekwart.» De jongste zoon denkt hetzelfde. De dochter denkt dat hij al weg was, «omdat hij het voelde aankomen». Ten slotte Speers latere uitgever: «Hij was er zeker bij; maar ik weet niet of hij zeker wist dát hij wist.» Breloer prikt lek na lek in de enorme constructie die Speer in Neurenberg en in latere geschriften van zijn niet-weten heeft gemaakt. Hij doet dat volstrekt ondemagogisch, chirurgisch bijna. En het belang is natuurlijk enorm: als Speer niet wist, hoe kon de gewone vrouw en man dan geweten hebben? Dat Speers kinderen meedoen geeft de reeks extra kracht en onderhuids drama. Deel 3 en 4 zijn nog 3 en 4 mei te zien.