Haar dochter wordt door poldermarokkanen tot «hoer» bestempeld. Haar zoon wil om precies die reden geen Marokkaanse vrienden. Zo komt het nooit tot integratie, concludeerde Ingeborg Beugel en dus startte ze het zesdelige onderzoek Geloof, seks en (wan)hoop (ikon) naar (voornamelijk) moslims en seksualiteit. De wanhoop uit de titel zal op moslimvrouwen slaan, voor zover die slachtoffer zijn van culturele en religieuze tradities; maar de term geeft zeker zozeer haar eigen gemoedstoestand weer, zowel door de problemen die ze op haar tocht ontmoet als door de problemen die ze zelf ondervindt bij het maakproces. Van de betrokken jongens wil zij weten waarom die van dat «hoerendom» minachtend en zonder betaling gebruik maken als ze daar de kans toe krijgen, terwijl ze tegelijk aan Marokkaanse meisjes in vaderland en diaspora de onverbiddelijke eis van maagdelijkheid opleggen. Maar die jongens geven geen antwoord: ze lopen straal voorbij, lachen wat of worden agressief, zodat er een Hollandse deejay met veel Marokkaanse vrienden nodig is om uit te leggen dat ze nu eenmaal een «schone» vrouw willen in wie niet een ander zijn vuiligheid heeft gedropt. En hij kan daar eigenlijk wel in komen.

Luid en begrijpelijk is Beugels verontwaardiging. Dan maar de meisjes: wat vinden die van maagdelijkheidsgebod en dubbele moraal? Ze schijnt er veel gesproken te hebben die het, net als zij, belangrijke en pijnlijke thematiek vinden, maar als de camera er is komen ze niet opdagen met hun ervaringen en verlichte opvattingen. En omdat Beugels gedrevenheid zo groot is, is haar wanhoop navenant.

Die gedrevenheid siert haar, net als de moed een veld vol culturele en religieuze mijnen te betreden. Want keuken, muziek en dans mogen verrijkt zijn, op veel andere terreinen doet multiculti behoorlijk pijn. Soms denk je dat te horen bij de buren. Dan kun je wel je oren dicht houden, maar lijd je toch schade aan je ziel. En dat wil Beugel niet. Dus begint ze aan een onmogelijke opdracht. Onmogelijk omdat zelfs het stellen van de vragen, laat staan het beantwoorden ervan, de betamelijkheid tart.

Tegenover zoveel terughoudendheid zijn platen voor de kop en een zekere mate van botheid onmisbaar en over beide beschikt Beugel. Haar bestemming bereikt ze er niet mee, maar op haar reis zien we zowel boeiende als gênante taferelen. In Marokko vindt ze een alleraardigste gids, de vakantievierende Mokumse badmeester Mo – zelf niet vrij van een dubbele moraal, maar open genoeg om te praten, te erkennen dat er iets wringt en dat zelfs aan Marokkaanse jongeren voor te leggen. Dankzij hem ontstaat er een vrouwenkringgesprek in een dure zwembaddisco vol Hollandse Marokkanen: alle meiden bewaren seks voor het huwelijk (voor jezelf en je ouders). Beugels verbazing komt daar niet doorheen. Wel jaagt ze het schaamrood op menigeens (en mijn) kaak door de enige getrouwde vrouw te vragen of haar man goed is in bed. Het blijkt meer en meer haar stokpaard: want hoe kun je in godsnaam met iemand trouwen als je niet weet hoe die geslachtelijk presteert?

Die Boodschap tracht ze te slijten als een missionaris de Schrift in Mekka. Met vergelijkbaar resultaat.