Afgelopen vrijdag stierf schrijfster Dubravka Ugrešić, 73 jaar oud. Een van de meest originele, geestige en kritische stemmen uit voormalig Joegoslavië. Haarscherp en met humor legde ze haar vinger op ‘lege’ nationalistische uitingen, gemakzuchtige identiteitshokjes, banaal consumentisme. Ze zag verbanden tussen de populaire karaoke-cultuur en het verval van Europa – ‘Iedereen kan een microfoon pakken en een hit van Abba meezingen’, zei ze in een interview in 2019 in De Groene. ‘Karaoke-mensen zijn geen revolutionairen. Ze scheppen niets nieuws en zullen de wereld niet veranderen. Het zijn gewone mensen, consumenten en conformisten.’

Het eerste wat ik van haar las was de essaybundel Nationaliteit: geen uit 1993, vlak nadat Joegoslavië uiteen was gevallen en ze was gevlucht voor de oorlog in Kroatië. Een jaar eerder had Ugrešić een kritisch essay geschreven over de heersende nationalistische campagne in Kroatië en maakte daarna mee hoe collega’s en vrienden in Zagreb zich tegen haar keerden. Ze werd weggezet als landverraadster en als ‘Baba Jaga’, ‘heks’. Als het nationalisme eenmaal in beweging is gezet, is het onstuitbaar. ‘Dat is het moment waarop je niks meer kunt beïnvloeden’, zei ze tijdens het interview in De Groene. ‘Je kan schrijven, je kan schreeuwen… Je kan mensen proberen over te halen, huilen, smeken… Als de machine van zelfdestructie op volle toeren draait kun je ’m niet meer stoppen.’

In Nationaliteit: geen omschrijft ze een scène bij haar shrink. Ze woont in die tijd in New York en vertelt aan de psychotherapeut – ‘een vrouw met geblondeerd haar, ze lijkt op Doris Day, de ster van mijn kinderjaren’ – over hoe ze loopt op Fifth Avenue en plotseling de gebouwen als kaartenhuizen ziet instorten. ‘Alles vloeit in elkaar over, alles bestaat in mijn hoofd naast en door elkaar, niets is meer ondubbelzinnig, niets staat voor mij meer vast: de landen, de grenzen, de mensen, de huizen… Alles is zo breekbaar, het is alsof alles in de volgende paar seconden kan instorten en verdwijnen.’ Als haar therapeut zegt dat ze in New York echt veilig is, dat het Empire State Building echt niet zal instorten, antwoordt Ugrešić: ‘Ik was daar ook veilig en toch is het gebeurd.’ Niets is zeker.

Een paar dagen later belt haar therapeut haar op: ‘U moet me helpen! Het is hier, in mijn spreekkamer. (…) Alles trilt, alles is dubbel, alles lijkt zo breekbaar, alsof het ieder moment zou kunnen instorten…’

Toen ik haar ruim 25 jaar later in haar flat in Amsterdam voor De Groene sprak, samen met Zoran Bogdanovic, waarschuwde ze voor het toenemende nationalisme in Europa. Ze zag dezelfde tekenen als destijds in Joegoslavië: de nadruk op een ‘eigen’ nationale identiteit, het ophemelen van lege historische helden, en vooral miste ze ideeën. ‘We moeten werken aan “social imagination”, zoals Slavoj Žižek het zegt. We kunnen ons niet zomaar voortplanten en doodgaan. (…) We hebben een verhaal nodig. Ook over Europa. Zodat je kunt zeggen: “Dit is mijn huis. Ik wilde er altijd wonen.”’

Dubravka Ugrešić stierf in Amsterdam, de plaats waar ze na omzwervingen haar thuis vond.